25 167
Aanpassing scholenbestand

nr. 31
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 6 april 1999

Op 10 februari jl. heb ik een algemeen overleg gevoerd met de Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (26 134, nr. 14) over de aanvulling op het toetsingskader Plan van scholen VO betreffende de directe meting. In dit overleg heb ik toegezegd dat de Kamer een brief zal ontvangen waarin de verdere aanpak wordt geschetst van het dossier over de aanpassing van het scholenbestand.

De belangrijkste onderwerpen in dit dossier zijn de richtingvrije planning (het richtingbegrip speelt geen rol meer bij de stichting en instandhouding van scholen) en de invloed van de ouders op de richting van de school.

In het vervolg van deze brief zal ik uiteenzetten hoe ik verder wil werken aan deze onderwerpen.

Uitgangspunt hierbij is dat ik met het oog op een goede voortgang de directe koppeling tussen de richtingvrije planning en de positie van de ouders wil loslaten.

Richtingvrije planning

In de beleidsnotitie over de aanpassing van het scholenbestand «De school in de pluriforme samenleving», januari 1997) is door staatssecretaris Netelenbos een uitwerking gegeven aan een systematiek van stichting en instandhouding van scholen voor primair en voortgezet onderwijs waarbij de richting van de scholen geen rol meer speelt.

Belangrijk onderdeel in de nieuw voorgestelde systematiek vomt de ouderverklaring als basis voor de stichting van scholen. Over deze nieuwe systematiek is in maart 1997 overleg gevoerd met de Tweede Kamer. In dit overleg is gebleken dat er brede steun was voor het principe van de richtingvrije planning, maar dat er veel vragen waren over de concrete uitwerking van de alternatieve systematiek.

Deze vragen betroffen:

– de hoogte van de stichtingsnormen;

– de systematiek ouderverklaringen;

– de mogelijkheid van directe meting;

– de regeling van het leerlingenvervoer;

– de laatste school van een richting;

– schoolstichting in nieuwbouwwijken;

– de positie van het openbaar onderwijs;

– de positie van het openbaar onderwijs.

Staatssecretaris Netelenbos heeft toen een verdere verkenning van deze onderwerpen in het vooruitzicht gesteld.

Positie van de ouders

Ook inzake de in de genoemde notitie aan de orde gestelde positie van de ouders en hun mogelijkheid om de richting van de school te beïnvloeden, werd door staatssecretaris Netelenbos een nadere verkenning in het vooruitzicht gesteld.

Vervolgens is aan drie deskundigen (de heren Kummeling, Pors en Smets), gevraagd een advies uit te brengen over de wijze waarop de ouderinvloed gestalte kan krijgen. De adviezen zijn bij brief van 10 april 1998 (PO/BB/98/16 874) aan de Kamer gestuurd.

In deze brief concludeerde de toenmalige staatssecretaris dat het niet goed mogelijk is een standpunt in te nemen over de invloed van de ouders op de identiteit van de school zonder daarbij andere beleidsonderwerpen te betrekken, te weten:

– de regeling inzake de medezeggenschap van ouders;

– de ontwikkelingen inzake de bestuurlijke schaalvergroting;

– de ontwikkeling in de positie van de schooleiding, inclusief de kwestie van delegatie en mandaat

Vanwege de gesignaleerde samenhang is door de staatssecretaris toen één notitie in het vooruitzicht gesteld waarin deze beleidsonderwerpen in samenhang zouden worden behandeld. Daarbij is er vanuit gegaan dat ook de kwestie van de richtingvrije planning in deze notitie zou worden meegenomen.

Met het aantreden van het huidige kabinet is het onderwerp versterking van de positie van ouders in brede zin op de agenda geplaatst. In het regeerakkoord is de afspraak gemaakt dat de zeggenschapspositie van ouders en leerlingen in de school wordt versterkt.

Ouders mogen niet op grond van levensbeschouwelijke identiteit uit het bestuur worden geweerd.

Samenhang positie ouders met medezeggenschap personeel

De discussie over de toekomstige (mede)zeggenschap van ouders en leerlingen wordt direct beïnvloed door de ontwikkelingen in de positie van het personeel op het punt van medezeggenschap.

De medezeggenschap van ouders, leerlingen en personeel is nu immers gezamenlijk geregeld in de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 (WMO).

Er is al enige tijd een discussie of de medezeggenschap van het personeel niet beter volgens de Wet op de ondernemingsraden (WOR) geregeld kan worden.

Als dit zou gebeuren, dan dient de medezeggenschapspositie van de ouders en de leerlingen in elk geval opnieuw geregeld te worden. Dit debat heeft een extra impuls gekregen door de stellingname van enkele organisaties van personeel en besturen dat invoering van de WOR wenselijk is. Mede tegen deze achtergrond is bij de bepaling van de departementale inzet voor de onlangs afgeronde CAO-onderhandelingen, de wenselijkheid geformuleerd om te komen tot een breed gedragen modernisering van de medezeggenschapsregeling in het onderwijs. De vakcentrales werden uitgenodigd daartoe met een gezamenlijk voorstel te komen. De CAO-besprekingen hebben niet geleid tot concrete afspraken door het uitblijven van een dergelijk voorstel. Dit neemt niet weg dat de noodzaak voor verder gesprek er nog steeds ligt. De minister en ik hebben dan ook het voornemen om op korte termijn in een apart overleg met de organisaties van personeel, besturen en ouders te komen tot een modernisering van de medezeggenschapsregeling. Eén van de uitgangspunten bij dit overleg is dat de positie van de oudergeleding en de leerlinggeleding conform het regeerakkoord wordt versterkt. Het streven is dat dit overleg rond de zomervakantie tot resultaten zal leiden.

Deze resultaten kunnen dan na de zomervakantie in de vorm van een beleidsnotitie aan de Kamer worden voorgelegd.

Op dit punt kunnen echter geen garanties gegeven worden, omdat het overleg met vele partijen moet worden gevoerd en de in het geding zijnde belangen groot zijn.

Uitwerkingsnotitie richtingvrije planning

Tegen deze achtergrond kies ik ervoor om de kwestie van de richtingvrije planning nu in procedurele zin los te koppelen van discussie over de positie van de ouders en leerlingen.

Invoering van richtingvrije planning biedt de mogelijkheid de samenstelling van het scholenbestand beter te laten aansluiten op de wensen van de ouders, waarbij er geen beperking is tot de huidige «erkende» richtingen. Immers in de huidige wettelijke regeling is verandering van richting (kleurverschieten) van scholen slechts mogelijk nadat er een formele toetsing door de minister heeft plaatsgevonden. Hierbij wordt onder andere getoetst of de gewenste richting een «erkende» richting is en of wordt voldaan aan de getalsmatige eisen inzake schoolstichting.

Met richtingvrije planning kunnen scholen hun identiteit aanpassen zonder dat deze formele vereisten gelden. Uiteraard blijft voor de bekostiging van de school in kwestie altijd nog van belang of voldaan wordt aan de getalsnorm voor instandhouding. Hierdoor ontstaat bij schoolbesturen meer flexibiliteit om in goed overleg met alle geledingen desgewenst van richting te veranderen. Deze flexibiliteit kan eens te meer worden benut wanneer de (mede)zeggenschap van ouders over de richting wordt versterkt, maar betekent ook onder de huidige verhoudingen een stap vooruit.

Daarom zal ik na het zomerreces een notitie aan de Kamer toesturen, waarin de uitwerking wordt gegeven aan de punten die in het eerdere overleg met de Kamer aan de orde zijn gesteld. Hiervoor heb ik deze punten nog eens aangeduid.

Op basis van de uitkomsten van het overleg met de Kamer over deze uitwerkingsnotitie richtingvrije planning zal ik vervolgens een wetgevingsproject in gang zetten.

Mijn verwachting is dat de loskoppeling van de richting-vrije planning en de positie van ouders en leerlingen ten goede komt aan een voortvarende en gerichte realisering van de breed gedragen wens te komen tot richtingvrije planning.

Tegelijkertijd kunnen dan als onderdeel van de modernisering van de medezeggenschap beleidsvoortellen worden ontwikkeld ter versterking van de positie van ouders en leerlingen.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

K. Y. I. J. Adelmund


XNoot
1

Eerder abusievelijk verschenen onder 26 134, nr. 16.

Naar boven