25 160
Wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer en van de Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement (wijziging bedragen schadeloosstelling en vergoedingen)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 5 februari 1997

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen.

Onder het voorbehoud dat de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben op basis van de besluitvorming door de Tweede Kamer over de terzake dienende voorstellen van het Presidium met instemming kennis genomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij kunnen op hoofdlijnen hiermee instemmen. Een en ander met inachtneming van de namens de VVD-fractie gemaakte opmerkingen tijdens de behandeling van de hiervoorgenoemde voorstellen van het Presidium.

Deze leden zijn overigens van oordeel dat na de eerdere parlementaire besluitvorming het wetsvoorstel lang op zich heeft laten wachten. Kan worden aangegeven waarom het wetsvoorstel zo lang op zich heeft laten wachten?

De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel en hebben voorts geconstateerd dat het voorstel nagenoeg gelijk is aan het voorstel van het Presidium, zoals dat op 21 februari 1996 in de Tweede Kamer is besproken.

De leden van de fractie van D66 kunnen op hoofdlijnen instemmen met het wetsvoorstel, met de kanttekening dat deze leden op sommige punten graag andere accenten zouden leggen. Maar in het licht van het gewenste en noodzakelijke brede draagvlak in de Kamer, aanvaarden deze leden dat aan hun opvattingen niet geheel tegemoet kan worden gekomen.

Voor de leden van de fractie van D66 is het van belang dat het streven naar budgetaire neutraliteit tussen de nieuwe en de bestaande regeling wordt gerealiseerd, zonder dat dit streven ontaardt in millimeterwerk. Deze leden nemen in het voorliggende wetsvoorstel een redelijk evenwicht waar. Van belang is tevens de keuze voor de inwerkingtreding per 1 januari 1997.

De leden van de fractie van D66 stellen een vraag met betrekking tot het (uiteindelijk) loslaten in het voorliggend wetsvoorstel van de door de commissie-Van Kemenade voorgestane vergelijkingsbasis met de Gedeputeerden. De regering neemt hier zonder eigen argumentatie de visie van het Presidium over. Wat is de visie van de regering op de inschaling, gelet op de verhoudingen in het openbaar bestuur?

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met afkeuring kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van de bezoldiging van leden van de Tweede en Eerste Kamer en van het Europees Parlement. Zij zien in dit voorstel een verkapte verbetering van de vergoeding voor parlementariërs, die ten onrechte gebracht wordt als een min of meer inkomensneutrale operatie. Liever hadden de leden van de GroenLinks-fractie gezien dat de voorstanders van deze wijziging er ronduit voor uit waren gekomen, dat zij hun salaris en daarvan afgeleide rechten te laag vinden.

Met name door de hogere pensioenrechten zullen parlementariërs er in de toekomst flink op vooruit gaan. De leden van de fractie van GroenLinks begrijpen niet hoe in een tijd waarin het kabinet nauwelijks middelen over heeft voor een verbetering van de positie van mensen met een minimumuitkering en waarin werknemers in de additionele sector niet meer mogen verdienen dan het jarenlang bij de loonontwikkeling achtergebleven minimumloon, er wel ruimte is voor een douceurtje voor parlementariërs. Kan het bedrag van f 6 miljoen, dat deze wetswijziging kost, bijvoorbeeld niet rechtvaardiger en zinvoller worden besteed door het aan te wenden voor een verbetering van de positie van werknemers die gesubsidieerde arbeid verrichten?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben overigens met instemming geconstateerd dat de regering niet voorstelt om tegemoet te komen aan een verzoek van de Vereniging van oud-Leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal om ook hun pensioenrechten alsnog op te hogen. Een dergelijk verzoek is immers ook nergens op gebaseerd.

De leden van de SP-fractie zijn tegen het voorstel om de schadeloosstelling te verhogen. Zij vinden koppeling aan welke salarisschaal van ambtenaren dan ook niet nodig en ook niet relevant. Dit, omdat naar de mening van de leden van de SP-fractie volksvertegenwoordigers niet vergelijkbaar zijn met ambtenaren.

De leden van de SP-fractie pleiten juist voor een verlaging van de hoogte van de schadeloosstelling.

De leden van de SP-fractie stemmen wel in met de verlaging van de onkostenvergoeding. Deze vergoedingen zijn naar de mening van de leden van de SP-fractie te ruim. Deze leden vragen zich af waarom voor leden van de Tweede Kamer andere regels moeten gelden dan voor anderen. Waarom worden deze vergoedingen van Kamerleden belastingtechnisch niet net zo behandeld als andere onkostenvergoedingen? Waarom is het advies van de commissie-Van Kemenade om het bijzondere belastingregime af te schaffen niet gevolgd? Kan een overzicht worden gegeven in welke mate er sprake is van een bijzonder regime?

2. Schadeloosstelling van de leden van de Tweede Kamer

De vermindering van de onbelaste beroepskostenvergoeding en de verlaging van het wettelijk vergoede kilometeraantal voor niet-woonwerkverkeer roepen bij de leden van de fractie van D66 de vraag op of er in de huidige regeling wellicht sprake is van fictief inkomen. Vooralsnog gaan deze leden daar niet van uit.

De voorgestelde en door de leden van de fractie van D66 aanvaarde beperking van deze vergoeding brengt met zich dat het forfaitaire karakter wordt beperkt, waardoor het risico toeneemt dat individuele leden meer onkosten hebben dan de vergoedingsgrenzen.

De declaratiebasis blijft overeind. Het lijkt de leden van de D66-fractie verstandig de daadwerkelijke kosten in relatie tot de nu gekozen vergoedingsgrenzen periodiek te «monitoren».

De regering stelt voor de schadeloosstelling voor parlementariërs te verhogen onder gelijktijdige verlaging van een tweetal onkostenvergoedingen. De kilometervergoeding voor leden van de Tweede Kamer voor niet-woonwerkverkeer wordt bijvoorbeeld teruggebracht van 20 000 kilometer per jaar naar 17 500 kilometer. De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe reëel deze vergoeding eigenlijk is. Is het aantal van 17 500 te vergoeden kilometers eigenlijk niet ook aan de hoge kant, zeker waar het gaat om Kamerleden die ook al de beschikking hebben over een OV-jaarkaart? Heeft de regering overwogen om bijvoorbeeld door middel van een enquête beter inzicht te krijgen in het reisgedrag van Kamerleden, opdat een reëlere onkostenvergoeding zou kunnen worden vastgesteld?

Zou bovendien niet tevens rekening moeten worden gehouden met het privé-voordeel dat Kamerleden van de OV-jaarkaart hebben?

De beroepskostenvergoeding voor leden van de Tweede Kamer zal vrij fors worden verlaagd, met ongeveer tweederde deel. De leden van de fractie van GroenLinks ondersteunen deze verlaging, maar vragen zich af in hoeverre Kamerleden nu niet veel sneller extra beroepskosten bij de belastingaangifte in mindering zullen brengen. Heeft de regering inzicht in de gemiddelde hoogte van de beroepskosten van Kamerleden? Ligt die eerder in de orde van grootte van het oude bedrag of meer in de buurt van het nieuwe bedrag?

3. Schadeloosstelling leden van het Europees Parlement

De leden van de VVD-fractie vragen hoe het voorstel tot inhouding op het bedrag van de schadeloosstelling voor Nederlandse leden van het Europees Parlement zich verhoudt tot de algemene gedragsregel in Europees verband om deze schadeloosstelling te koppelen aan die van de nationale parlementariërs. Welke mogelijkheden ziet de regering om de in de toelichting op het wetsvoorstel aangegeven voorkeur om de huidige situatie te «verruilen» voor een uniforme rechtspositieregeling voor Europarlementariërs op Europees niveau ook daadwerkelijk te realiseren?

Ten aanzien van het voorstel betreffende de verhoging van de schadeloosstelling voor Europarlementariërs moet het de leden van de fractie van GroenLinks van het hart dat zij van mening zijn dat hier een rare constructie is gekozen. De schadeloosstelling gaat omhoog, maar toch ook weer niet. Voor de gelegenheid vindt de regering een speciale inhouding uit, die de verhoging in feite teniet doet. De inhouding geldt echter weer niet voor de uitkeringen en pensioenen die op de schadeloosstelling zijn gebaseerd. Derhalve gaan Europarlementariërs er door dit voorstel per saldo fors op vooruit.

De leden van de SP-fractie vragen een overzicht van de geldende regels inzake onkostenvergoedingen van leden van het Europees Parlement. Kan een vergelijkend overzicht worden gegeven van de onkostenvergoedingen van leden van het Europees Parlement en leden van de Tweede Kamer?

4. Gevolgen voor uitkeringen en pensioenen

De leden van de VVD-fractie vragen of commentaar kan worden geleverd op de brief van de Vereniging van oud-Leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 30 oktober 1996 inzake de wenselijkheid van de doorwerking van onderhavige voorstellen naar de uitkeringen en pensioenen van oud-Leden.

De leden van de VVD-fractie hebben er behoefte aan duidelijk te maken dat zij eventuele toekomstige voorstellen inzake het schrappen van de versnelde pensioenopbouw alsdan op hun eigen merites zullen beoordelen.

De leden van de fractie van GroenLinks ondersteunen het voornemen van de regering om de aftrekbaarheid van pensioenpremies te beperken. Voor deze uitzonderingspositie is inderdaad geen goede grond meer. Wanneer kan de Tweede Kamer het in verband hiermee toegezegde wetsvoorstel tegemoet zien?

Acht de regering het een goede suggestie om de verbetering in de uitkerings- en pensioenpositie van parlementariërs te compenseren door een wijziging in de wachtgeldregeling, zodat deze meer overeenkomt met hetgeen «in de markt» gebruikelijk is en dus soberder is? Zo neen, waarom niet, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks.

Aangezien de leden van de SP-fractie niet instemmen met de verhoging van de schadeloosstelling, stemmen zij uiteraard ook niet in met de hieruit volgende verhoging van wachtgelden en pensioenen. Zij zijn van mening dat indien het uitgangspunt van inkomensneutraliteit vastgehouden zou worden, de in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers vastgelegde uitkeringspercentages verlaagd zouden moeten worden.

5. Financiële aspecten

Uit de financiële raming van de effecten van dit wetsvoorstel blijkt al dat het gaat om een extra uitgave van structureel ongeveer f 6 miljoen per jaar, aldus de leden van de fractie van GroenLinks. Weliswaar staan daar enige extra belastinginkomsten tegenover, maar het is wel duidelijk dat dat een lager bedrag zal zijn. In die zin pakt de hele wijziging dus zeker niet neutraal uit. Kan de regering een raming geven van de extra belastinginkomsten?

De leden van de SP-fractie hebben bezwaar tegen de extra uitgaven die het gevolg zullen zijn van voorliggend voorstel.

II. ARTIKELEN

Artikel I

Onderdeel B

Artikel 3

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering geen aanleiding ziet tot een nadere beschouwing over de wenselijkheid de «neveninkomstenbepaling» in de toekomst geheel of gedeeltelijk uit de wet te schrappen. Welke principiële bezwaren bestaan daar tegen?

De voorzitter van de commissie,

De Cloe

De griffier voor dit verslag,

Van Hezik


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van Erp (VVD), V. A. M. van der Burg (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van der Heijden (CDA), De Cloe (PvdA), voorzitter, Janmaat (CD), Van den Berg (SGP), Scheltema-de Nie (D66), ondervoorzitter, Apostolou (PvdA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Gabor (CDA), Koekkoek (CDA), Nijpels-Hezemans (Groep Nijpels), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Hoekema (D66), Essers (VVD), Dittrich (D66), Dijksman (PvdA), De Graaf (D66), Cornielje (VVD), Rouvoet (RPF), Rehwinkel (PvdA).

Plv. leden: Korthals (VVD), Dankers (CDA), Van Hoof (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Liemburg (PvdA), Poppe (SP), Schutte (GPV), Jeekel (D66), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Vreeman (PvdA), Verhagen (CDA), Van der Stoel (VVD), Mateman (CDA), Mulder-Van Dam (CDA), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Van Boxtel (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Assen (CDA), M. M. van der Burg (PvdA), Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD), Leerkes (U55+), Van Oven (PvdA).

Naar boven