Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 25157 nr. 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 25157 nr. 7 |
Vastgesteld 28 september 1999
De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 heeft op 1 juli 1999 overleg gevoerd met minister Pronk van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over het opheffen van de provinciegrenzen voor afvalstoffen (25 157, nrs. 4 en 6).
Van het overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Klein Molekamp (VVD) bespeurde in de brief van 25 mei nog een aantal voorwaarden voor het opheffen van de provinciegrenzen voor afvalstoffen, waardoor de discussie opnieuw kan oplaaien. Het afvalbeleid gaat de laatste jaren nauwelijks over hergebruik en energieopwekking, maar bovenal over de financiën van gemeenten en provincies. Uit het onderzoek naar aanleiding van zijn motie over hergebruik is gebleken dat de provinciegrenzen een rem op hergebruik zijn. Ook naar aanleiding van de brief van de minister wordt er nog gewaarschuwd dat ontwikkelingen op het punt van hergebruik niet volledig kunnen worden doorgezet en ook dat shredderstromen naar het buitenland zullen verdwijnen.
Naar de mening van de VVD dient het storten van brandbaar afval tot nul te worden teruggebracht. De heer Klein Molekamp pleitte ervoor om af te zien van een moratorium op de uitbreiding van verbrandingscapaciteit, maar om verbranding te benutten voor energieopwekking. In het NMP-plus stond al dat het stortbaar afval in 2000 vijf miljoen ton zou zijn. Inmiddels is het nog iets meer. Wie erop gerekend heeft dat er veel meer mogelijkheden om te storten zouden zijn, heeft het NMP-plus niet goed gelezen. Dat geldt ook voor een aantal provincies. De Kamer heeft anderhalf jaar geleden enkele duidelijke uitspraken gedaan, die hebben geleid tot een voorstel tot wetswijziging van minister De Boer.
Het bedrijfsleven meent meer aan afvalverbranding te kunnen doen, maar is onzeker of het kan investeren, omdat het niet weet wat straks precies mag en wat niet. AVI's investeren niet in installaties met een hoogcalorisch rendement, omdat zij onder het moratorium vallen. Wellicht kan in het najaar precies op papier worden gezet wat er wel kan en mag en wat niet.
De heer Klein Molekamp wees op de fusieplannen van EDON en PNEM-mega om aan te geven dat provinciegrenzen en regiogrenzen voor bedrijven met grote milieubelangen al helemaal niet meer bestaan. De provincies hebben nu kritiek omdat zij met de nazorgproblematiek voor oude stortplaatsen worden opgezadeld. Enkele fracties in de Tweede Kamer hebben daarover na het verschijnen van het rapport-Epema vragen gesteld. Minister De Boer heeft toen in overleg met de provincies laten weten dat zij zich verantwoordelijk bleven voelen. De heer Klein Molekamp drong erop aan dat de minister bij stortlocaties die aangeven dat zij niet meer over voldoende geld beschikken voor de nazorg een accountantsonderzoek laat verrichten, om na te gaan waar de gelden die daarvoor gereserveerd hadden moeten worden eigenlijk zijn gebleven. Daar kunnen wel eens verrassende resultaten uit komen.
Hoewel in de brief van de minister geen getallen worden genoemd in verband met de verhoging van de WBM-heffing (Wet belasting op milieugrondslag) worden in de wandelgangen hoge bedragen genoemd. De heer Klein Molekamp had de indruk dat de stortheffing en de huidige WBM-heffing al hoger zijn dan de verbrandingstarieven van dit moment. Hij vroeg zich af of mevrouw De Boer dan toch gelijk had toen zij in april 1998 zei dat het niveau van de WBM-heffing zodanig verhoogd was dat het niveau van de verbrandingstarieven was bereikt. De minister van Financiën zal ongetwijfeld verheugd zijn over hogere opbrengsten, maar in de sector van de afvalverwerking is veel geld nodig voor onder andere de nazorg.
De heer Klein Molekamp vroeg of de minister iets meer kon zeggen over de verhandelbaarheid van afvalrechten, in relatie tot de experimenten van dit moment. Als de grenzen in Europa steeds meer vervagen, kan dat ertoe leiden dat vernieuwende investeringen in Nederland achterwege blijven en een ongecontroleerde uitstroom naar het buitenland ontstaat.
De regio Aken heeft verbrandingscapaciteit die naar het inzicht van de heer Klein Molekamp van dezelfde kwaliteit is als de Nederlandse. Limburg moet nu veel afval helemaal naar Moerdijk brengen en heeft daardoor onevenredig hoge kosten. Bovendien schijnt Limburg een bijzondere BTW-positie te hebben. Limburg heeft in het verleden wellicht een niet altijd even adequaat afvalbeleid gevoerd, maar nu wordt de Limburgse burger met hoge tarieven geconfronteerd, terwijl er prima alternatieven zouden zijn, met milieuwinst.
De heer Klein Molekamp vroeg wat er gaat gebeuren met de stortplaats bij de derde Merwedehaven, waarover hem tegenstrijdige berichten bereiken. Vele bedrijven kunnen hun verbrandbaar afval niet meer naar de PROA brengen. Hij vroeg of de PROAV in strijd met de vergunning heeft gehandeld, hoe die vergunning is gehandhaafd en wie ontheffing heeft verleend. Misschien moet het bedrijfsleven in Zuid-Holland, gelet op de bijzondere situatie, alvast de mogelijkheid krijgen om de provinciegrenzen voor afvalstoffen te overschrijden.
Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) schetste de voorwaarden voor het laten vervallen van de provinciegrenzen voor afvalstoffen, namelijk het hanteren van de ladder van Lansink en het voorkomen van onnodig gesleep met afval. Om een verantwoord beleid te kunnen voeren werd in de wet opgenomen dat er een landelijk stortplan moest komen en dat de tarieven voor het storten van brandbaar afval moesten worden opgetrokken tot het verbrandingstarief. Doordat aan die voorwaarden aanvankelijk niet werd voldaan, konden de provinciegrenzen niet opengaan per 1 januari 1999. De Kamer was zich dat bewust, maar wilde het rapport van de commissie-Epema onverkort uitvoeren. In de brief van 25 mei 1999 zijn het stortplan en de optrekking van het tarief vastgelegd.
Het was mevrouw Augusteijn-Esser niet duidelijk tot hoever het storttarief voor brandbaar afval nu precies wordt opgetrokken. Zij had geconstateerd dat in den lande de tarieven voor zowel verbranden als storten ongelofelijk uiteenlopen. Het gemiddelde verbrandingstarief is f 183, maar het hoogste tarief is f 260. Het storttarief is in de Randstad ongeveer f 95, maar in Brabant bijna f 250. In België blijkt het Vlaamse gewest het storten zodanig te belasten dat het tarief daarvoor neerkomt op het hoogste verbrandingstarief. Als de voorwaarden goed zijn ingevuld, kunnen de provinciegrenzen voor afvalverwijdering wat haar betreft worden opgeheven, maar het opheffen van de landgrenzen is wat anders. Noodgedwongen wordt nog steeds heel veel brandbaar afval gestort, doordat de capaciteit van de verbrandingsovens laag is gehouden, om het hergebruik van afval te stimuleren. Mits de vollast van de AVI is gegarandeerd, zou bekeken kunnen worden of, onder betere milieuhygiënische randvoorwaarden, op voorwaarde dat de emissie-eisen voor de installaties gelijk zijn en met inachtneming van het nabijheidsprincipe, voor bijvoorbeeld Limburg het principe van de landsgrenzen kan vervallen. Voor niet brandbaar afval worden de provinciegrenzen niet opgeheven. Daarvoor moeten een aantal problemen worden opgelost die in het Afval overleg orgaan (AOO) aan de orde zullen komen.
Mevrouw Augusteijn-Esser was het ermee eens dat de minister zich verantwoordelijk voelde voor de financiële problemen van de stortplaatsen. Het Noordelijk afval overleg orgaan heeft overigens gewaarschuwd dat daarvoor nog een grote inspanning van het Rijk nodig kan zijn. Zij kon zich niet aan de indruk onttrekken dat vanuit de wereld van de afvalverwerkers het vervallen van de provinciegrenzen voor afvalverwerking hier en daar wordt tegengewerkt. Haars inziens moet de Kamer nu maar doorzetten. Zij merkte nog op dat indien de tarieven voor het storten van brandbaar afval omhooggaan tot het hoogste verbrandingstarief de kosten voor de burger aanzienlijk zullen stijgen. Het geld moet dan maar naar de burgers worden teruggesluisd uit de algemene middelen. Zij was het niet eens met de voorstellen van de Vereniging van afvalverwerkers (VVAV) voor het oplossen van knelpunten.
De heer Schoenmakers (PvdA) werd overspoeld met argumenten van mensen en instellingen voor of tegen het openstellen van de provinciegrenzen voor afvalverwijdering. Niemand heeft hem echter gezegd dat dit nooit mag gebeuren. Uit alle informatie is hem bijgebleven dat het juridisch kader nog niet duidelijk is. Tot op heden ligt de verantwoordelijkheid voor de sturing bij de provincies, maar bij het opengaan van de grenzen gaat die naar het Rijk. Hij verzocht de minister het juridische kader heel duidelijk te maken.
De financiële arrangementen waarover de minister in zijn brief spreekt zijn boterzacht. De minister zegt nergens hoeveel die mogen kosten en wanneer er iets aan wordt gedaan. Als de kosten niet uit de algemene middelen worden vergoed, komen zij bij de gebonden gebruiker terecht. De Kamer hoeft echter niet de kastanjes uit het vuur te halen voor gemeentelijke en provinciale overheden. De heer Schoenmakers had de klacht gehoord dat de minister niet erg bereid was om met de diverse actoren te spreken. Hij vond dat merkwaardig, want hij kende de minister als een zeer toegankelijk mens. Hij was nog steeds van mening dat de provinciegrenzen per 1 januari open moeten, maar hoopte wel op adequate antwoorden van de minister.
De heer Poppe (SP) was geen voorstander van liberalisering en meer marktwerking. Inzameling en definitieve verwijdering van afvalstoffen is een nutsfunctie, omdat het een maatschappelijk onmisbare voorziening is. Gebonden gebruikers moeten beschermd worden tegen tegenvallende resultaten van afvalverbrandingsinstallaties (AVI's). Hij vond daarvan te weinig terug. Hem was gebleken, onder andere bij een bezoek aan de AVR-Holding dat deze nutsbedrijven steeds meer marktwerking toelaten. Voor deze bedrijven zijn vaak NV's geconstrueerd waarin de aandeelhouders weinig hebben in te brengen, maar de markt kennelijk veel meer. De AVR werkt als een bezetene aan schaalvergroting, onder andere met Europese marktpartijen.
De SP-fractie is niet fundamenteel tegen het slechten van de provinciegrenzen bij de afvalverwijdering, want dat zijn vrij toevallige bestuurlijke grenzen. De heer Poppe vroeg welke criteria in een landelijk stortplan worden gehanteerd. Zal altijd naar de meest hoogwaardige vorm van verwerking worden gezocht? Gaan de afvalstromen naar de milieuhygiënisch meest geschikte dichtstbijzijnde verwerking? Alleen als de tarieven van afvalverbrandingsinstallaties landelijk gelijk worden geschakeld en de storttarieven significant hoger worden dan de AVI-tarieven kan niet meer naar de goedkoopste weg worden gezocht. Ook de Limburgse problemen zijn dan opgelost. Als rijksoverheidsmaatregelen tot nieuwe lasten voor de lagere overheden leiden, moet er geld van het Rijk komen, zo staat in een nota van staatssecretaris Vermeend.
De sturing voor een verantwoorde verwerking moet ook goed worden geregeld. De heer Poppe vroeg wat het verschil is tussen definitieve verwijdering en nuttige toepassing, of verbranding met terugwinning van energie en bijvoorbeeld de productie van gemineraliseerd water ook geen nuttige toepassing is en hoe de minister dergelijke gedachten hard gaat maken in Europa. Er is nog geen duidelijke invulling van begrippen als «hoogcalorisch». Hij pleitte ervoor alle afval met een calorische waarde zo nuttig mogelijk te gebruiken. Brandbaar afval mag zijns inziens niet over de grens gaan als in Nederland hoogwaardige afvalverwerkers, opgezet als nutsbedrijven, het nakijken hebben. Hij vroeg of het acceptabel is dat aanbieders van bedrijfsafval nu al vrij zijn om naar de goedkoopste verwerker te gaan, ook al is deze tientallen kilometers verder verwijderd dan de dichtstbijzijnde of technisch beste verwerker. Is het acceptabel dat de beste en dus duurste AVI's om hun bezettingsgraad op peil te houden bedrijfsafval dik onder de kostprijs moeten verwerken? Wat vindt de minister van de suggestie van de modernste AVI's om hun kapitaallasten die voortkomen uit zware bovenwettelijke milieuvoorzieningen weg te subsidiëren met een deel van de opbrengst van de WBM-heffing? De heer Poppe zag wel wat in een verplichting om alle huishoudelijke afval verplicht naar AVI's te dirigeren, om transportafstanden te minimaliseren, en het bedrijfsafval helemaal vrij te geven, maar de WBM-heffing zodanig te verhogen dat het tarief voor storten boven de kosten van verbranding en hergebruik komt. Kan de minister in het landelijke stortplan behalve met de omvang van de stortplaats ook rekening houden met de inrichting en de situering ten opzichte van de bebouwde kom?
Mevrouw Karimi (GroenLinks) leek het relevant dat de afvalverwijdering wordt geherstructureerd. Zij kon in principe akkoord gaan met de lijn van de minister, maar voor een definitief akkoord moet nog een aantal vragen worden beantwoord. Zij gaf de minister het voordeel van de twijfel wat betreft het compenseren van het wegvallen van de uitvoeringsinstrumenten van de provincies. Hij moet dat echter wel waarmaken, bijvoorbeeld door een offensief beleid als er knelpunten zijn. De belangrijke actoren moeten over middelen beschikken om bij te sturen als het fout dreigt te gaan. Zij vond de toezegging van de minister dat hij nagaat welke wegen er zijn om extra gelden beschikbaar te krijgen voor knelpunten nogal vaag. Zij vroeg tot welke financiële verplichtingen voor het Rijk die toezegging nu precies leidt. Er kan niet begonnen worden aan een proces van verdere marktwerking zonder dat goed is nagedacht over de gevolgen daarvan.
Het was mevrouw Karimi onduidelijk hoe de opvangregeling van de sector zelf gaat werken. Zij deelde het vertrouwen van de minister dat het oplossen van resterende knelpunten aan de sector kan worden overgelaten niet helemaal. De details van de onderhandelingsresultaten waren haar niet bekend. Als de regeling van de VVAV onvoldoende resultaat heeft, zal de minister daarop worden aangesproken. De minister rept met geen woord over de «bakstenenproblematiek», waarbij nog niet alle knelpunten opgelost schijnen te zijn.
De verevening van storttarieven schijnt niet erg te lukken. Waarschijnlijker is dat een concurrentieslag ontstaat om het brandbaar afval. Mevrouw Karimi vroeg of de minister rekening houdt met de effecten van bijvoorbeeld een forse marktstrijd om de tarieven. Kan het gevolg zijn dat afvaltransporten kriskras door het land gaan? Is er het risico van afwenteling van kosten op de gebonden gebruikers? Beschikt de minister over middelen om dat te voorkomen? Zal de minister na wetswijziging gebruik maken van zijn bevoegdheid om een minimumtarief voor het storten vast te stellen?
Dat acht provincies bezwaar hebben tegen het beleidsvoornemen is niet niets. Mevrouw Karimi vermoedde dat bij het opstellen van de beleidsvoornemens vooral is geluisterd naar de Randstadprovincies.
Het huidige aanbod van te verbranden afvalstoffen is aanzienlijk groter dan oorspronkelijk was voorzien. De economische voorspoed leidt tot meer energieverbruik, meer nieuwe wegen en meer afvalstoffen. De ramingen worden gewoon aangepast. De regering doet naar het oordeel van mevrouw Karimi al jaren te luchtig over afvalpreventie. Feit is dat de aanbodscenario's nu ondanks alle beleid in het verleden moeten worden aangepast. Wie ontkent dat dit beleid niet adequaat is afgesteld op de economische groei, zal de ramingen om de paar jaar moeten aanpassen. De minister is wat dat betreft op een rijdende trein gesprongen, maar de vraag is of hij de richting van de reis wil veranderen. Bij de evaluatie van het programma voor de afvalscheiding bij huishoudens kan een algehele evaluatie worden gemaakt van de feitelijke preventie bij bedrijven en huishoudens, in relatie tot het beleid.
Mevrouw Karimi steunde het voorgestelde moratorium. Met de milieubeweging is haar fractie tegenstander van een versoepeling van de mogelijkheden om brandbaar afval te exporteren en al helemaal van de mogelijkheden om stortafval uit te voeren.
De heer Van Wijmen (CDA) waarschuwde dat bij openstelling van de provinciegrenzen voor afvalstoffen in sommige provincies een overschot aan stortcapaciteit kan ontstaan, waardoor die stortplaatsen, ook door de nazorg, in financiële problemen kunnen komen. De bewoordingen waarmee de minister in zijn brief van 25 mei op deze kwestie ingaat zijn vaag. Het CDA is van mening dat de provinciegrenzen best per 1 januari open kunnen voor brandbaar afval, maar het Rijk moet financiële problemen ten gevolge van de herstructurering overnemen. Als men vroeger nalatig is geweest om voldoende fondsen te vormen, behoeft het Rijk natuurlijk niet te betalen. Er is echter een gedeelde verantwoordelijkheid, vooral voor de nazorg voor stortplaatsen die al gesloten zijn. Kiezen voor een eerdere datum dan 1 januari zal weer allerlei andere problemen geven.
Sommige gemeenten zijn door harde contracten, misschien zelfs wurgcontracten, gebonden om bepaalde hoeveelheden afval aan verwerkers aan te leveren. Bovendien worden zij getroffen door de hogere WBM-heffing. De heer Van Wijmen noemde het voorbeeld van de gemeente Raalte, die een afvalstortplaats heeft moeten voorbereiden en, naar nu blijkt onnodig, 17,5 mln. heeft geïnvesteerd. Wie moet hier betalen? Een algemeen rechtsbeginsel is dat een beleidswijziging die niet voorzienbare discontinuïteit veroorzaakt moet worden afgedekt. Dat is rechtmatig overheidshandelen. Het mag niet voorkomen dat gemeenten onbeheersbare risico's via lokale lasten moeten afwentelen op de burgers. Ook als het aanbod aanzienlijk boven de prognoses uitkomt, kan dat onvoorzienbaar zijn geweest. De bouw van een verbrandingsinstallatie in Maasbracht is opgehouden door de ontwikkelingen.
De heer Van Wijmen was van mening dat het duurder worden van de afvalverwerking er niet toe mag leiden dat brandbaar afval bijvoorbeeld wordt geëxporteerd, want dan wordt het milieuprobleem verplaatst. Hij wees erop dat de «baksteenproblematiek» in de stortsector tientallen miljoenen kan belopen. Aan de behandeling van afval kleven nog andere onevenwichtigheden die contraproductief kunnen uitpakken voor het milieu. Als afval zodanig kan worden bewerkt dat het certificeerbaar is als bouwgrondstof, wordt het stortvolume minder en de primaire grondstofbehoefte ook. Een afvalverwijderingsinrichting die dergelijk materiaal op de eigen inrichting verwerkt, bijvoorbeeld als bouwzand of voor afdekking, moet echter de milieuheffing betalen. Een vergelijkbaar voorbeeld is de behandeling van baggerspecie door immobilisatie. Het te storten residu is dan aanzienlijk geringer en er komt goed bruikbaar zand vrij. Voorts zijn de voordelen van het verbranden van hoogcalorisch afval in energiecentrales duidelijk. Er zijn kostbare investeringen gedaan door GAVI en ANR om het afval te kunnen scheiden in hoogcalorisch en laagcalorisch afval, maar het laagcalorische segment wordt nu ook getroffen door het stortverbod en de oplopende WBM-heffing. De twee installaties krijgen daardoor een heel slechte concurrentiepositie. Deze problematiek is een beetje vergelijkbaar met de baksteenproblematiek in de elektriciteitssector.
De heer Van Wijmen was er niet gerust op dat het moratorium op de uitbreiding van AVI's niet zal leiden tot export van brandbaar afval naar het buitenland, ook gelet op het ontstaan van een Europese markt voor afvalverwijdering. De provinciegrenzen mogen zijns inziens pas voor niet brandbaar afval opengesteld worden als de bekostiging van de nazorg voor gesloten of binnenkort te sluiten afvalstortplaatsen op ordelijke wijze is geregeld. De provincies moeten in staat zijn om fondsen te creëren voordat het stortafval heel Nederland door kan gaan. Het is niet zo erg als afvalinzamelaars het afval moeilijk kwijt kunnen, want dan wordt druk op de ketel gehouden om tot preventie en hergebruik te komen.
Alle inspanningen bij de afvalverwijdering moeten gericht blijven op milieubehoud. De WBM-heffing mag niet haaks komen te staan op die doelstelling. Alle afval dat kan worden opgewerkt tot herbruikbaar materiaal en secundaire grondstof moet vrij blijven van de heffing. Dat geldt ook voor hoogcalorisch afval dat wordt verbrand in centrales of AVI's, want daar is volgens het «fysieke criterium» uit het KPMG-rapport sprake van nuttige toepassing en niet van definitieve verwijdering. De heer Van Wijmen verwachtte dat het bij marktwerking voor de energiecentrales goed mogelijk zou zijn, hun processen zo zorgvuldig mogelijk te doen geschieden, zodat zij van de lasten gevrijwaard blijven. Hij achtte het wenselijk dat de overheid zelf volledige zeggenschap blijft houden over eindverwerking, capaciteit, tariefstelling en handhaving.
De minister zegde toe op een aantal heel specifieke vragen onder andere die van de heer Klein Molekamp over het moratorium schriftelijk te zullen antwoorden.
Hij legde uitdrukkelijk vast dat het afvalbeleid nog steeds in eerste instantie is gericht op preventie en hergebruik van afval. Dat beleid is zijns inziens redelijk succesvol geweest, maar hij was bereid om dat in het kader van het BIHA, zoals mevrouw Karimi suggereerde, te evalueren. In andere Europese landen kan men maar moeilijk geloven dat 74% van het huishoudelijk afval en 84% van het bedrijfsafval wordt hergebruikt. Er vindt een goede scheiding plaats en ook de samenwerking met het bedrijfsleven is goed. Hij bleef het van het allergrootste belang vinden om het storten van afval zoveel mogelijk terug te dringen. Op termijn mag geen brandbaar afval meer worden gestort. Eigenaren van stortplaatsen die hun langetermijnbeleid baseren op het blijvend storten van brandbaar afval, gaan uit van een verkeerde premisse. Men is nu alleen maar in een overgangsperiode. Brandbaar afval moet met een zo hoog mogelijk rendement worden verbrand. Voor de AVI's met een roosteroven is een moratorium afgekondigd, omdat zij niet kunnen verbranden met een hoog rendement. Hij had nog geen concrete plannen, maar hij wilde het ontstaan van installaties met een hoog energierendement beleidsmatig maar niet financieel stimuleren. Voor zulke installaties geldt het moratorium ook niet. Een ontheffing voor het storten van brandbaar afval wordt alleen gegeven als alle AVI's met vollast draaien.
De minister zag een relatie tussen de verschillende instrumenten die hij momenteel heeft om dat te bereiken. De kosten van het storten van brandbaar afval moeten omhoog, zodat het niet aantrekkelijk meer is om brandbaar afval te storten. De afspraak, gemaakt in goed overleg tijdens de begrotingsbehandeling, was dat de storttarieven en verbrandingstarieven zouden worden gelijkgetrokken, zodat de markt niet langer een voorkeur voor storten zou hebben. Voorstellen daartoe zullen de Kamer worden gedaan in de helaas enigszins uitgestelde vergroeningsbrief. De opbrengst van het verhogen van de WBM-belasting wordt teruggesluisd via loon- en inkomstenbelasting. Hij was tevreden met het totale vergroeningspakket, dat binnenkort door collega Vermeend bij de Kamer wordt ingediend. De verhoging van de stortbelasting zal neerkomen op een honderd gulden per ton en zal vermoedelijk plaatsvinden in twee termijnen, van f.75 en f.25. Indien de Kamer met de voorstellen instemt, is voldaan aan de voorwaarde om de provinciegrenzen voor brandbaar afval te laten vervallen. De minister wees er nog op dat er een zekere diversiteit in tarieven is in het land, zodat met een hogere stortbelasting nooit alle starttarieven precies gelijkgeschakeld worden met verbrandingstarieven. Verder dient bij vergelijkingen in het oog te worden gehouden dat vaak de overslagkosten belangrijker zijn dan de transportkosten. De transportkosten zijn voor hem geen reden om af te zien van een verhoging van stortbelasting.
Het al dan niet openstellen van de landsgrenzen voor afval heeft natuurlijk een sterke relatie met het beleid dat in Europa gevoerd wordt, waarbij de minister ernaar streefde dat elders in de Europese Unie criteria worden gehanteerd die overeenkomen met de Nederlandse criteria. De Europese Commissie heeft nog geen uitsluitsel gegeven over het onderscheid tussen nuttige toepassing en definitieve verwijdering. In Nederland wordt van definitieve verwijdering gesproken als afvalstoffen worden verbrand in een installatie die daarvoor in hoofdzaak bestemd is, zoals bij verbranding in een AVI. In andere installaties kan van nuttige toepassing sprake zijn als het de verbranding van hoogcalorische afvalstoffen betreft. Het onderscheid leidt ertoe dat de vollast van de AVI's verzekerd is, omdat de afvalstroom kan worden gestuurd. De minister streefde ernaar ook in Europees verband het verbranden in een AVI te kwalificeren als definitieve verwijdering.
De minister verzekerde de heer Schoenmakers dat hijzelf en het departement de afgelopen maanden steeds open hebben gestaan en open blijven staan voor geluiden van alle actoren in de afvalverwijdering. Hij heeft zelden een sector meegemaakt die zoveel brieven schrijft en telefoneert. Hij oriënteert zich regelmatig ter plaatse en spreekt persoonlijk met wethouders en gedeputeerden. Hij kan het echter niet iedereen naar de zin maken. Het zou van slecht bestuur getuigen om nu weer tot uitstel van het opheffen van de provinciegrenzen voor brandbaar afval over te gaan.
Indien de opvangregeling van het bedrijfsleven niet geheel blijkt te voldoen, zou de minister zich inzetten om een extra vangnet te spannen. Hij vertrouwde er echter op dat het bedrijfsleven zelf tot een goede regeling zou komen. Hij wilde de toezegging die hij op dit punt heeft gedaan nu niet met cijfers invullen, maar zou zo nodig de commissie informeren.
Een volgende stap is het openstellen van provinciegrenzen voor niet brandbaar afval. Het vorig jaar is afgesproken dat dit afhankelijk zou worden gesteld van het landelijk stortplan. De minister kon geen datum in het vooruitzicht stellen. Hij wilde pas een beslissing nemen wanneer er nader inzicht bestaat over de problematiek van de nazorg. De minister zegde toe de Kamer hierover te zijner tijd nader te informeren. Eerst moet de sector financieel gezond zijn. In het landelijk stortplan is aangenomen dat daartoe een aantal stortplaatsen snel vol moet worden gereden, zodat de herstructurering kan worden afgerond. Voor de stortplaatsen zal een goede, definitieve nazorgregeling gegarandeerd moeten zijn, onder andere door specifieke verhogingen van de tarieven in de gemeenten die in het verleden hebben nagelaten hierop goed te anticiperen. Het openstellen van de provinciegrenzen voor onbrandbaar afval is verder geen doel op zichzelf.
De minister verbaasde zich erover dat vanuit Limburg zozeer de nadruk werd gelegd op de transportkosten die men er had, omdat die relatief niet zo hoog zijn. Hij voelde er niet zoveel voor om uitzonderingen te maken, omdat het streven er nu vooral op gericht is in Nederland evenwicht te bereiken op de markt van de afvalverwijdering. Hij vroeg zich heel voorzichtig af waarom de kosten van afvalverwijdering in Zuid-Limburg zo zijn opgelopen. Hij was bereid alternatieven te onderzoeken, maar wilde daarbij de vraag betrekken of en zo ja, waarom de kosten in Limburg nu zoveel hoger zouden zijn. Hij wilde ook wel onderzoek doen naar kostenopbouw van de afvalverwijdering, maar bleef van mening dat de transportkosten niet het belangrijkst zijn. In de schriftelijke beantwoording zal dit worden uitgewerkt.
De minister en zijn Vlaamse collega hebben elkaar wederzijds toegezegd, het mogelijk te maken dat de landsgrenzen in crisissituaties voor afval opengaan. Hij kon zich heel goed voorstellen dat een dergelijke afspraak ook wordt gemaakt met zijn collega in Westfalen.
85% van al het huishoudelijke afval gaat al naar de AVI's. Misschien is het een optie om in het landelijk afvalbeheersplan vast te leggen de 100% van het huishoudelijk afval naar AVI's moet. De minister gaf aan dat transportpreventie een rol speelt door te stimuleren dat het afval zo dicht mogelijk bij de plaats waar het wordt ingezameld wordt gestort of verbrand. Transport zou het liefst per schip en anders per trein moeten plaatsvinden. Tot nu toe vindt 40% van het vervoer per trein of schip plaats. Nagegaan kan worden in hoeverre de volumes van elkaar nu kruisende transporten kunnen worden ingewisseld, zodat Schiedam niet meer naar Wijster vervoert en Utrecht niet meer naar Rotterdam.
Voor het juridische kader is de vorige week een voorstel inzake de afvalstoffenwetgeving naar de Kamer gezonden. Voor wat de derde Merwedehaven betreft, verwees hij naar zijn algemene uitspraken over het onwenselijk zijn van het storten van brandbaar afval. Hij had de betrokken gemeenten daarvan op de hoogte gesteld. Hij had ook gezegd dat hij waarschijnlijk een vervolg gezondheidsonderzoek in Sliedrecht moet entameren, omdat het eerste alleen is gebaseerd op interviews.
Samenstelling: Leden: Reitsma (CDA), voorzitter, Van Middelkoop (GPV), Witteveen-Hevinga (PvdA), Feenstra (PvdA), Verbugt (VVD), Poppe (SP), Duivesteijn (PvdA), Crone (PvdA), Augusteijn-Esser (D66), Klein Molekamp (VVD), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Eisses-Timmerman (CDA), Th. A. M. Meijer (CDA), Luchtenveld (VVD), Van Wijmen (CDA), Kortram (PvdA), Van der Knaap (CDA), Ravestein (D66), Van der Steenhoven (GroenLinks), Van Gent (GroenLinks), Oplaat (VVD), Van der Staaij (SGP), Schoenmakers (PvdA) en Udo (VVD).
Plv. leden: Leers (CDA), Stellingwerf (RPF), Dijksma (PvdA), Valk (PvdA), Essers (VVD), De Wit (SP), Van Heemst (PvdA), De Boer (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Van Beek (VVD), Geluk (VVD), Visser-Van Doorn (CDA), Schreijer-Pierik (CDA), Blok (VVD), Biesheuvel (CDA), Bos (PvdA), Van den Akker (CDA), Giskes (D66), M. B. Vos (GroenLinks), Halsema (GroenLinks), Niederer (VVD), Van 't Riet (D66), Spoelman (PvdA), Voorhoeve (VVD) en Waalkens (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25157-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.