25 148
Wijziging van de Organisatiewet sociale verzekeringen en enkele andere wetten

B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 28 november 1996 en het nader rapport d.d. 29 november 1996, aangeboden aan de Koningin door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 27 november 1996, no. 96.005945, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende wijziging van de Organisatiewet sociale verzekeringen en enkele andere wetten.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 27 november 1996, no. 96.005945, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 28 november 1996, No. W12.96.0554, bied ik u hierbij aan.

1. De Raad van State adviseert, gelet op het feit dat de inwerkingtreding van het voorstel van wet houdende wijziging van de uitvoeringsorganisatie sociale verzekeringen (Organisatiewet sociale verzekeringen 1997) op 1 maart 1997 niet zeker is, en ter voorkoming van de noodzaak om nogmaals noodwetgeving te moeten bevorderen, mede vanuit een oogpunt van doelmatigheid en evenwichtigheid van het wetgevingsproces, in artikel I van het wetsvoorstel die datum van 1 maart 1997 niet in het voorgestelde artikel 118 op te nemen. Naar de mening van de Raad dient, mede ter voorkoming van een te hoge tijdsdruk op het wetgevingsproces, aansluiting te worden gezocht bij aanwijzing 181, model C, van de Aanwijzingen voor de regelgeving, door te bepalen dat hoofdstuk IV van de Organisatiewet sociale verzekeringen komt te vervallen op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

1. Het advies van de Raad om in artikel I van het wetsvoorstel de datum van 1 maart 1997 niet op te nemen, en in plaats daarvan te bepalen dat hoofdstuk IV van de Organisatiewet sociale verzekeringen (huidige OSV) komt te vervallen op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, is niet gevolgd. Daarvoor zijn de volgende redenen. De vervaldatum van hoofdstuk IV van de huidige OSV, te weten 1 januari 1997, is bij een op 2 februari 1994 ingediend amendement in die wet opgenomen (zie Kamerstukken II, 1993/94, 23 141, nr. 16). Een meerderheid van de Tweede Kamer was er in 1994 derhalve voorstander van, het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming (Tica) met ingang van 1 januari 1997 van zijn taken te ontheffen. Een meerderheid van de Tweede Kamer deelt deze mening nog steeds, gezien het feit dat deze Kamer de wetsvoorstellen Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 (Kamerstukken II, 1995/96, 24 877; OSV 1997) en Invoeringswet Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 (Kamerstukken II, 1996/97, 25 047; IOSV 1997), ingevolge welke het Tica van zijn taken zal worden ontheven, met grote voortvarendheid heeft behandeld en deze voorstellen op 28 november jl. heeft aanvaard.

Een op 27 november 1996 ingediend amendement leidend tot uitstel van inwerkingtreding (Kamerstukken II, 1996/97, 24 877, nr. 16) is door deze Kamer niet aanvaard. Inmiddels is het niet mogelijk gebleken dat de Eerste Kamer de wetsvoorstellen OSV 1997 en IOSV 1997 nog zo tijdig afdoet, dat deze op 1 januari 1997 in werking kunnen treden. Daarom is tijdelijk continuering van het Tica noodzakelijk. Dit wordt in het voorliggende wetsvoorstel geregeld. Gezien de behandeling van de wetsvoorstellen OSV 1997 en IOSV 1997 in de Tweede Kamer, wordt aan de wens van die Kamer het best tegemoet gekomen door het Tica nog voor een zo kort mogelijke tijdsduur te laten bestaan. Aan de andere kant moet deze periode niet zó kort zijn, dat de kans groot is dat nieuwe noodwetgeving (om de vervaldatum van hoofdstuk IV nogmaals uit te stellen) nodig is. Rekening houdend met de behandelingstermijn van de Eerste Kamer, is een nieuwe vervaldatum van 1 maart 1997 alleszins redelijk.

2. Ingevolge het in artikel VI voorgestelde artikel XXXVI, derde lid, van de Wet van 21 december 1995 tot nadere wijziging van een aantal socialezekerheidswetten (technische verbeteringen in verband met de wetten TAV, TBA en TZ, alsmede enige andere wijzigingen) (Stb.691) (hierna: de Veegwet) zal het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) deelbudgetten vaststellen voor de in te stellen sectoren en sectoronderdelen van het bedrijfsleven. Uit de memorie van toelichting blijkt niet welke verdeelsleutels en verdere criteria hierbij zullen worden gehanteerd.

Uit een oogpunt van rechtszekerheid beveelt de Raad aan om ten minste in de toelichting enige duidelijkheid te bieden over de herkomst en de samenstelling van deze verdeelsleutels en criteria.

2. Het advies van de Raad om in de memorie van toelichting enige duidelijkheid te bieden over de herkomst en de samenstelling van de bij de verdeling van de Veegwetbudgetten te hanteren verdeelsleutels, is opgevolgd. Dit heeft geleid tot een nieuwe passage in de artikelsgewijze toelichting op artikel VI.

3. In artikel XXXVIa van de Veegwet worden bedragen vermeld voor de kalenderjaren 1996 en 1997 die het Lisv ter beschikking zal stellen ter vergoeding van uitvoeringskosten. Voor 1996 en de eerste maanden van 1997 is echter het Tijdelijk instituut coördinatie en afstemming (Tica) nog bevoegd tot het vaststellen van die vergoedingen. Daarnaast ligt het in de lijn der verwachting dat het Tica zulke tevoren vast te stellen vergoedingen reeds heeft vastgesteld om te voorkomen dat de desbetreffende uitvoeringsorganen de uitvoeringskosten moesten voorfinancieren.

De Raad is van oordeel dat in de memorie van toelichting dient te worden besproken waarom voor 1996 en het begin van 1997 niet het Tica maar het Lisv bevoegd is tot de vaststelling van de vergoeding van de uitvoeringskosten en in hoeverre deze vaststelling, die eerst in 1997 kan plaatsvinden, voor de betrokken uitvoeringsorganen nog tijdig is.

3. Tot de inwerkingtreding van het wetsvoorstel IOSV 1997 is het Tica bevoegd de Veegwetbudgetten te verdelen over de bedrijfsverenigingen. Daarna dient het Lisv de Veegwetbudgetten te verdelen over sectoren en sectoronderdelen. Nu het wetsvoorstel IOSV 1997 naar verwachting op 1 maart 1997 in werking zal kunnen treden, zal derhalve gedurende de eerste twee maanden van 1997 het Tica het Veegwetbudget 1997 over de bedrijfsverenigingen kunnen verdelen. Aangezien in artikel 7 van de IOSV 1997 is bepaald dat besluiten van het Tica gelden als besluiten van het Lisv, zal een besluit van het Tica op dit punt na inwerkingtreding van de wetsvoorstellen OSV 1997 en de IOSV 1997 automatisch worden beschouwd als besluit van het Lisv. Het Lisv heeft echter de bevoegdheid om het betreffende besluit te wijzigen en zal dit ook moeten doen, aangezien vanaf de inwerkingtreding van de OSV 1997 en de IOSV 1997 de bedrijfsvereningen van hun taken zullen zijn ontheven en derhalve onder meer niet meer bevoegd zullen zijn de hen door het Tica toegedeelde deelbudgetten te gebruiken. Het Lisv zal de door het Tica aan de bedrijfsverenigingen toegekende deelbudgetten derhalve dienen op te delen over de sectoren en sectoronderdelen. Aangezien de sectoren en sectoronderdelen de grenzen van de huidige bedrijfsverenigingen zullen volgen, en er derhalve geen sectoren of sectoronderdelen zullen zijn die vóór de inwerkingtreding van de OSV 1997 en de IOSV 1997 tot twee of meer bedrijfsverenigingen behoorden, vormt de herverdeling die van het Lisv zal worden vereist geen onoverkomenlijk probleem. Daarnaast zal het Lisv een eventueel restant van het Veegwetbudget 1996 over de sectoren en sectoronderdelen dienen te verdelen. In de artikelsgewijze toelichting op artikel VI van de memorie van toelichting is het vorenstaande kort weergegeven, en daarnaast is het tweede lid van het voorgestelde artikel XXXVIa van de Veegwet (Wet van 21 december 1995 tot nadere wijziging van een aantal sociale zekerheidswetten, Stb. 691) gewijzigd zodanig, dat daaruit beter spreekt dat het niet de bedoeling is dat het Lisv het Veegwetbudget 1996 verdeelt. Dat is immers al door het Tica gedaan.

4. Voor enkele redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

4. De redactionele opmerkingen van de Raad zijn overgenomen.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

W. Scholten

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde, gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

F. H. G. de Grave

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 28 november 1996, no. W12.96.0554, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft

– In artikel I «voorstel van wet Organisatiewet sociale verzekeringen 1997» vervangen door: voorstel van wet houdende wijziging van de uitvoeringsorganisatie sociale verzekeringen (Organisatiewet sociale verzekeringen 1997) (aanwijzingen 180, model F, 106 en 108 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar)). Tevens aanwijzing 219, tweede lid, Ar in acht nemen.

– In de artikelen II, III, IV, V en VI «voorstel van wet Invoeringswet Organisatiewet sociale verzekeringen 1997» vervangen door: voorstel van wet houdende invoering van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 (Invoeringswet Organisatiewet sociale verzekeringen 1997) (aanwijzingen 180, model F, 106 en 108 Ar). Tevens aanwijzing 219, tweede lid, Ar in acht nemen.

– Voor de in artikel VI voorgestelde artikelen XXXVI en XXXVIa van de Wet van 21 december 1995 tot nadere wijziging van een aantal sociale zekerheidswetten (technische verbeteringen in verband met de wetten TAV, TBA en TZ, alsmede enige andere wijzigingen) (Stb.691) (hierna: de Veegwet) in artikel XLIX, eerste lid, onder h, van de Veegwet een nieuwe datum opnemen ter vervanging van de datum 1 juli 1995 tot waar de voorgestelde artikelen terugwerken.

– In artikel VI het daarin opgenomen artikel XXXVI, eerste lid, van de Veegwet ter bevordering van de leesbaarheid splitsen in enkele kortere zinnen.

Naar boven