25 148
Wijziging van de Organisatiewet sociale verzekeringen en enkele andere wetten

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

1. Inleiding

Op 9 september jl. werd het wetsvoorstel Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 (kamerstukken II, 1995/96, 24 877; OSV 1997) bij de Tweede Kamer ingediend. Op 8 oktober 1996 volgde het wetsvoorstel Invoeringswet Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 (kamerstukken II, 1996/97, 25 047; IOSV 1997). Deze wetsvoorstellen zijn op 28 november 1996 door de Tweede Kamer aanvaard. Voor beide wetsvoorstellen streefde het kabinet naar een inwerkingtredingsdatum van 1 januari 1997. Eén van de belangrijke redenen die daaraan ten grondslag lagen was, dat in de huidige Organisatiewet sociale verzekeringen is bepaald dat Hoofdstuk IV van die wet met ingang van die datum zal komen te vervallen. Zonder nieuwe regelgeving zou dit met zich brengen, dat het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming (Tica), dat op dit moment een belangrijke rol speelt bij de uit-voering van de werknemersverzekeringen, van haar wettelijke taken zou worden ontheven, zonder dat daar iets voor in de plaats zou komen. Daarom was in beide eerdergenoemde wetsvoorstellen neergelegd, dat de taken van het Tica per 1 januari 1997 zouden worden overgenomen door het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv).

Inmiddels is duidelijk geworden dat de wetsvoorstellen OSV 1997 en IOSV 1997 niet met ingang van 1 januari in werking zullen treden. Naar verwachting zal dit met ingang van 1 maart 1997 wel het geval kunnen zijn. Om te voorkomen dat er tussen 1 januari en 1 maart 1997 een periode komt te liggen waarin geen coördinatie en afstemming van de uitvoering van de werknemersverzekeringen plaatsvindt, wordt in dit wetsvoorstel voorgesteld het Tica tot 1 maart 1997 voort te laten bestaan.

Daarnaast wordt in dit wetsvoorstel een tweetal zaken uit het wetsvoorstel IOSV 1997 overgenomen waarvan inwerkingtreding met ingang van 1 januari 1997 noodzakelijk is. Het betreft allereerst de uitvoering van de motie Adelmund c.s. met betrekking tot de her-beoordeling van 45-plussers. Daarnaast betreft het het zogenaamde inkoopartikel uit de Wet van 21 december 1995 (Stb. 691), tot nadere wijziging van een aantal sociale zekerheids-wetten (technische verbeteringen in verband met de wetten TAV, TBA en TZ, alsmede enige andere wetten; ook wel Veegwet genoemd). Opgemerkt wordt dat de artikelen in voorliggend wetsvoorstel waarin deze twee zaken zijn geregeld, geen wijzigingen bevatten ten opzichte van de bepalingen die zijn opgenomen in het wetsvoorstel IOSV 1997, anders dan voort-vloeiend uit het feit dat de inwerkingtreding van de wetsvoorstellen OSV 1997 en IOSV 1997 met enkele maanden is uitgesteld (en derhalve het Tica en de bedrijfsverenigingen nog enkele maanden blijven doorwerken).

2. Uitvoering van de motie-Adelmund c.s. met betrekking tot de herbeoordeling van 45-plussers

Op 12 november 1996 heeft de Tweede Kamer de motie van het lid Adelmund c.s. (22 187 nr. 42) aanvaard waarin de regering wordt verzocht de wet Terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen (TBA) zodanig aan te passen dat het nieuwe arbeidsongeschiktheidscriterium niet gaat gelden voor personen die vóór de inwerkingtreding van die wet recht hadden op arbeidsongeschiktheidsuitkering en op 1 augustus 1993 de leeftijd van 45 jaar hadden bereikt. In het wetsvoorstel IOSV 1997 was bij derde nota van wijziging uitvoering gegeven aan deze motie. Nu dat wetsvoorstel niet op 1 januari 1997 in werking zal treden terwijl de de motie Adelmund c.s. wel met ingang van die datum moet worden uit-gevoerd, is dit onderdeel van het wetsvoorstel IOSV 1997 in het voorliggende wetsvoorstel opgenomen. Daartoe wordt het overgangsrecht van de wet TBA zodanig gewijzigd, dat het arbeidsongeschiktheidscriterium dat vóór 1 augustus 1993 op de desbetreffende groep van toepassing was ook in de toekomst op hen van toepassing zal blijven.

Voor diegenen van de desbetreffende groep die op of na 1 januari 1987 uitkering hebben gekregen blijft derhalve het arbeidsongeschiktheidscriterium dat met ingang van die datum is ingevoerd gelden. Op personen van deze groep die al voor laatstgenoemde datum uitkering hadden en op 1 augustus 1993 45 jaar of ouder waren, blijft het arbeidsongeschiktheids-criterium van toepassing dat tot 1 januari 1987 gold. Voor deze groep geldt derhalve dat ook de verdisconteringsbepalingen op hen van toepassing blijven.

Op grond van de met de wet TBA gewijzigde WAO wordt een arbeidsongeschiktheidsuitkering toegekend voor een periode van 5 jaar. Na deze periode wordt de uitkering op aanvraag gecontinueerd indien nog steeds aan de voorwaarden voor het recht op uitkering wordt voldaan. Deze regeling geldt ook voor personen die vóór de inwerkingtreding van die wet recht hadden op arbeidsongeschiktheidsuitkering en op 1 augustus 1993 de leeftijd van 45 jaar hadden bereikt. De datum waarop deze reguliere herbeoordeling voor de eerste maal plaatsvindt zal bij ministeriële regeling worden bepaald. In deze regeling zal de herbeoor-deling van deze groep personen over een periode van 5 jaar, te beginnen in 1997, worden gespreid. Het vorenstaande impliceert dat het cohortenbesluit in die zin wordt gewijzigd, dat dit besluit niet langer van toepassing is op de hier bedoelde groep personen.

Ten slotte wordt in het voorliggende wetsvoorstel de Tijdelijke wet beperking inkomens-gevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria (BIA) zodanig aangepast, dat de rechten van deze groep personen op een BIA-uitkering gewaarborgd blijven. Dat betekent dat indien deze personen op grond van een herbeoordeling naar het arbeidsongeschiktheidscriterium zoals dat vóór 1 augustus 1993 dan wel vóór 1 januari 1987 gold, hun arbeidsongeschiktheidsuitkering geheel of gedeeltelijk verliezen, zij aanspraak hebben op een BIA-uitkering.

De hier voorgestelde versoepeling van de herbeoordelingsoperatie leidt tot jaarlijkse meeruitgaven. Deze meeruitgaven zijn het saldo van hogere WAO-lasten en lagere WW- respectievelijk BIA-lasten.

Verwacht wordt dat de jaarlijkse meeruitgaven zullen oplopen van 6 mln gld in 1997 tot een «structureel» niveau van 90 mln gld in 2002. Na 2002 nemen de jaarlijkse meeruitgaven licht af in verband met uitstroom als gevolg van overlijden. In 2013 vervallen de meeruitgaven geheel. In dat jaar is het hele bestand, waarop de versoepeling van de herbeoordelings-operatie betrekking heeft, 65 jaar geworden. Men heeft dan geen recht meer op een arbeids-ongeschiktheidsuitkering.

3. Inkoopartikelen Veegwet

In artikel 26 van het wetsvoorstel IOSV 1997 wordt het bestaande inkoopartikel in de Veegwet vervangen door een nieuw artikel, waarin onder meer een nieuwe aanbestedingssystematiek is beschreven. Het is niet mogelijk dat artikel met ingang van 1 maart 1997 ongewijzigd in werking te laten treden, aangezien in dat geval de aanbesteding van het Veegwetbudget 1997 problematisch zou worden. Immers, tot 1 maart 1997 zullen de bedrijfs-verenigingen dan volgens een geheel andere systematiek hebben aanbesteed dan het Lisv dat vanaf 1 maart 1997 voor hetzelfde budget zou moeten doen. Bovendien noemt het artikel enkele data vóór welke het Lisv bepaalde werkzaamheden zou moeten hebben verricht. Die data zouden bij inwerkingtreding met ingang van 1 maart niet meer haalbaar zijn. Gezien het bovenstaande is in het voorliggende wetsvoorstel het Veegwetartikel uit het wetsvoorstel IOSV gesplitst in twee artikelen, waarvan het eerste ziet op de aanbesteding van het Veegwetbudget 1997 (volgens de oude systematiek) en het tweede op de aanbesteding van de Veegwetbudgetten 1998 en 1999 (volgens de nieuwe systematiek).

ARTIKELSGEWIJS

Artikel I

In artikel 118 van de huidige Organisatiewet sociale verzekeringen (OSV 1995) is geregeld dat het hoofdstuk betreffende het Tijdelijk instituut coördinatie en afstemming (Tica) vervalt met ingang van 1 januari 1997. Hierbij is verondersteld dat op 1 januari 1997 een wet in werking treedt waarin de gevolgen van het vervallen van dit hoofdstuk worden geregeld. Deze gevolgen worden geregeld in het wetsvoorstel Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 (OSV 1997). Nu het wetsvoorstel OSV 1997 niet op 1 januari 1997 in werking zal treden, is het noodzakelijk dat het vervallen van het hoofdstuk betreffende het Tica in de OSV 1995 wordt uitgesteld tot 1 maart 1997. Verwacht wordt dat de OSV 1997 uiterlijk op dat tijdstip in werking zal treden. De huidige OSV, met inbegrip van het gewijzigde artikel 118, zal met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van de OSV 1997 worden ingetrokken.

Artikel II

A

Door de in onderdeel A opgenomen wijziging van de desbetreffende bepalingen in TBA wordt bereikt, dat het arbeidsongeschiktheidscriterium zoals dat gold vóór de dag van inwerkingtreding van die wet, van toepassing blijft op personen die op die dag recht hadden op een arbeidsongeschiktheidsuitkering èn de leeftijd van 45 jaar hadden bereikt.

De toekenning van de arbeidsongeschiktheidsuitkering voor perioden van vijf jaar (artikel 34 WAO jo. artikel XVIII TBA) gaat evenwel ook gelden ten aanzien van personen die op 1 augustus 1993 de leeftijd van 45 jaar hadden bereikt, maar niet die van 50 jaar. Voor deze personen is expliciet de opdracht in de wet opgenomen om tot die herbeoordeling over te gaan. De datum waarop deze reguliere herbeoordeling voor de eerste maal plaatsvindt zal bij ministeriële regeling worden bepaald. In deze regeling zal de herbeoordeling van deze groep personen over een periode van 5 jaar, te beginnen in 1997 worden gespreid. Deze bedoelde groep 45-plussers dient dus wel aan een herbeoordeling te worden onderworpen. Echter, deze personen zullen beoordeeld worden aan de hand van het arbeidsongeschiktheidscriterium zoals dat voor hen gold vóór de inwerkingtreding van de Wet TBA.

B

Met betrekking tot de wijzigingen van artikel XX kan het volgende worden opgemerkt. Deze wijzigingen hebben op zich geen werking meer voor de Algemene burgerlijke pensioenwet. Op grond van de Wet privatisering ABP (WPA) is de Algemene burgerlijke pensioenwet per 1 januari 1996 ingetrokken. De aanspraken van de Abp-invaliditeitsgepensioneerden zijn in het kader van de privatisering van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds op grond van de WPA omgezet in onder andere WAO-conforme aanspraken. Daarbij is op grond van artikel 44 van de WPA tevens geregeld dat de populatie waarop het overgangsrecht van de TBA voor ambtenaren van toepassing was (artikel XXI TBA), onder de overeenkomstige werking van het overgangsrecht van de TBA voor de WAO-gerechtigden (artikel XVI TBA) werd gebracht. In verband hiermee is wijziging van de artikelen XX en XXI van de TBA overbodig. Dat niettemin toch tot aanpassing van de in artikel XX, eerste en derde lid, TBA genoemde leeftijdsgrens wordt overgegaan, heeft te maken met de samenhang van dit artikel met artikel 2, tweede lid, van de BIA. Dat artikel regelt de toepasselijkheid van de BIA op arbeidsongeschikte werknemers met een ambtelijk verleden. Zonder wijziging zou de BIA voor deze groep van werknemers in de leeftijdscategorie 45 tot 50 jaar van toepassing blijven.

C en D

De wijzigingen onder C en D betreffen het militair personeel. Voor militairen is het reguliere arbeidsongeschiktheidscriterium neergelegd in artikel E 6 van de Algemene militaire pensioenwet. Onderdeel C voorziet erin dat voor militairen die op 1 augustus 1993 de leeftijd van 45 jaar hadden bereikt het arbeidsongeschiktheidscriterium blijft gelden, zoals dat daags vóór die datum van toepassing was. Tevens wordt erin voorzien dat de toekenning van het pensioen ter zake van ziekten of gebreken voor perioden van vijf jaar geldt voor militairen die op 1 augustus 1993 de leeftijd van 45 jaar hadden bereikt, maar niet die van 50 jaar. De datum waarop deze reguliere herbeoordeling voor de eerste maal plaatsvindt zal bij ministeriële regeling worden bepaald. In deze regeling zal de herbeoordeling van deze groep personen over een periode van 5 jaar, te beginnen in 1997, worden gespreid. Ook voor de betrokken groep militairen geldt dus de uitdrukkelijke opdracht tot herbeoordeling, met dien verstande dat de beoordeling geschiedt via het arbeidsongeschiktheidscriterium zoals dat voor hen gold vóór de inwerkingtreding van de Wet TBA.

De wijziging onder D betreft een technische doorvertaling van het voorgestelde derde lid van artikel XXIV naar artikel XXV, derde lid. De leeftijdsgrens voor het handhaven van de ver-discontering van werkloosheid in arbeidsongeschiktheid wordt voor diegenen die op grond van overgangsrecht recht hebben op aanvulling op hun pensioen zonder onderscheid tussen een loondervingsfase en een vervolgsituatie gewijzigd van 50 jaar of ouder in 45 jaar of ouder.

Artikel III

Blijkens artikel 2, eerste lid, van de BIA ziet die wet mede op personen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering die op 1 augustus 1993 de leeftijd van 45 jaar hadden bereikt én door toepassing van het nieuwe arbeidsongeschiktheidscriterium van de TBA niet meer, of voor een lagere uitkering in aanmerking komen. Dit laatste is door de voorgestelde aan-passing van de TBA niet meer mogelijk; voor de bedoelde categorie 45-jarigen en ouder blijft immers het arbeidsongeschiktheidscriterium gelden, zoals dat gold voor inwerkingtreding van de TBA. In verband daarmee zijn de onderdelen b, d en f komen te vervallen.

Het is mogelijk dat arbeidsongeschikten die op 1 augustus 1993 de leeftijd van 45 jaar hadden bereikt, door toepassing van het arbeidsongeschiktheidscriterium zoals dat gold vóór de toepassing van de TBA niet meer, of voor een lagere uitkering in aanmerking komen. Voor hen zal ook het regime van de BIA gaan gelden, zoals dat thans geldt voor degenen die op die datum 50 jaar of ouder waren.

Artikel IV

Met de wijziging van artikel 52, derde lid, van de Invoeringswet stelselherziening (IWS) wordt bereikt dat op personen die vóór 1 januari 1987 recht hadden verkregen op arbeids-ongeschiktheidsuitkering en op 1 augustus 1993 de leeftijd van 45 jaar hadden bereikt, het arbeidsongeschiktheidscriterium van toepassing blijft zoals dat gold vóór 1 januari 1987.

Artikel V

Indien dit wetsvoorstel tot wet is verheven en in werking is getreden, dienen de artikelen 75b, 75c en 75d van de Invoeringswet Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 te vervallen omdat de in deze artikelen opgenomen regeling dan reeds in werking is getreden op grond van de artikelen II, III en IV van dit wetsvoorstel.

Artikel VI

Het voorgestelde onderdeel A vervangt het inkoopartikel in de Veegwet, zoals dat volgens artikel 26 van het wetsvoorstel IOSV 1997 zou komen te luiden, door twee nieuwe artikelen. Het nu voorgestelde artikel XXXVI van de Veegwet ziet op de aanbesteding van de Veegwetbudgetten voor de jaren 1998 en 1999. Daarvoor zal de systematiek gelden zoals deze ook in het wetsvoorstel IOSV 1997 is neergelegd. Nu laatstgenoemd wetsvoorstel naar verwachting gedurende 1997 in plaats van op 1 januari 1997 in werking zal treden, is het niet mogelijk om ook voor de aanbesteding van het Veegwetbudget 1997 al de nieuwe systematiek te laten gelden. Daarom is in het voorliggende wetsvoorstel door middel van opname van een nieuw artikel in de Veegwet (XXXVIa) geregeld dat voor de aanbesteding van het Veegwetbudget 1997 nog de systematiek zal gelden zoals deze op dit moment in de Veegwet is neergelegd (oude systematiek). Uiteraard dienen vanaf de inwerkingtreding van de OSV 1997 en de IOSV 1997 wel de werkzaamheden van de bedrijfsverenigingen en het Tica te worden verricht door het Lisv. Ook dit is in het voorgestelde artikel XXXVIa van de Veegwet geregeld.

In artikel 7 van de IOSV 1997 is geregeld dat een besluit dat door het Tica is genomen, geldt als een besluit van het Lisv. Dit geldt ook voor besluiten van het Tica waarbij bedragen ter beschikking worden gesteld op grond van artikel XXXVIa van de Veegwet, die zijn genomen in 1996 of in 1997 vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 26 van de IOSV 1997. Besluiten van het Tica die gelden als besluiten van het Lisv kunnen zo nodig door het Lisv worden gewijzigd. Indien, derhalve, het Tica in de eerste maanden van 1997 het Veegwet-budget 1997 over de bedrijfsverenigingen heeft verdeeld, zal het Lisv na inwerkingtreding van de OSV 1997 en de IOSV 1997, uitgaande van die verdeling zonodig een verdere verdeling moeten maken naar sectoren en sectoronderdelen. Daarnaast zal het Lisv een eventueel restant van het Veegwetbudget 1996 over de sectoren of sectoronderdelen moeten verdelen.

Ten slotte wordt nog opgemerkt dat ingevolge het huidige inkoopartikel in de Veegwet, alsmede ingevolge de in het voorliggende wetsvoorstel voorgestelde nieuwe inkoopartikelen in de Veegwet, het Tica respectievelijk het Lisv de opdracht krijgen het jaarlijkse Veegwetbudget te verdelen over de bedrijfsverenigingen respectievelijk over de sectoren en sectoronderdelen. Deze verdeling zal geschieden op basis van het aantal moeilijk plaatsbare werklozen met een uitkering op grond van hoofdstuk IIa of IIb van de Werkloosheidswet bij iedere bedrijfsvereniging respectievelijk in iedere sector of sectoronderdeel. Het Tica beraadt zich op dit moment over de vraag hoe het begrip «moeilijk plaatsbaar» voor de verdeling van het Veegwetbudget 1997 zal worden geoperationaliseerd.

Artikel VII

Beoogd is dat dit wetsvoorstel vóór 1 januari 1997 tot wet is verheven en in werking is getreden en dat ook de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, is gelegen vóór 1 januari 1997.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

F. H. G. de Grave

Naar boven