25 125
Sportbeleid

nr. 7
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 18 mei 1998

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 heeft op 7 april 1998 overleg gevoerd met staatssecretaris Terpstra van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 17 december 1997 inzake het plan van aanpak implementatie nota «Wat sport beweegt» (VWS-97-1848).

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Sterk (PvdA) memoreerde dat de kabinetsnota «Wat sport beweegt» voor de sportwereld veel teweeg heeft gebracht. De regering heeft hiermee aangegeven op welk breed terrein sport haar maatschappelijke betekenis kan vormgeven. Op overzichtelijke wijze is geschetst dat zowel binnen het ministerie van VWS, op het gebied van gehandicapten, ouderen, allochtonen, gezondheidszorg met name op het gebied van preventie, als bij de andere departementen sport haar plaats kan vinden en al heeft. Dat is het fundament waarop de komende jaren gebouwd kan worden. Vervolgens heeft de politiek haar verantwoordelijkheid genomen. In vrijwel alle verkiezingsprogramma's werd voor de sport een belangrijke plaats ingeruimd. De ene partij legde daar een financieel plaatje bij, andere partijen volgden. Dat leidde er vervolgens toe dat, uniek, op 19 januari jl. de fractievoorzitters van de grootste politieke partijen het erover eens waren dat de kabinetsnota «Wat sport beweegt» ten uitvoer moet worden gebracht en dat daarom het budget van VWS voor de sport verdubbeld moet worden en wel met een bedrag van 55 mln., waardoor het budget op 110 mln. wordt gebracht.

Vervolgens is zeer recent in perfecte eendracht door de partners Landelijke contactraad, VNG, VWS, IPO en NOC*NSF het «manifest sport» aan alle gemeenten gestuurd met de oproep om in de komende zittingsperiode van de gemeenteraad de maatschappelijke betekenis van de sport ook op lokaal niveau tot uitdrukking te brengen. Mevrouw Sterk constateerde dat het beleid op het gebied van de sport de afgelopen vier jaar succesvol is geweest en complimenteerde de staatssecretaris en de politieke partijen die dit mogelijk hebben gemaakt.

Deze ontwikkeling is evenwel niet rimpelloos verlopen. Zo doet het nogal komisch aan te lezen dat het vooral aan NOC*NSF te danken zou zijn geweest dat de verdubbeling van het sportbudget is gerealiseerd en blijkbaar voor de deuren van de hel moest worden weggesleept. Alleen door samenwerking tussen alle partijen kan de sport verder worden gebracht en haar maatschappelijke betekenis waarmaken. Daarin past niet dat één partij zich alle credits toe-eigent die bovendien niet de hare zijn. Er is voor de komende jaren voor de sport een uitstekende uitgangspositie gecreëerd. De plannen zijn er, het geld komt er, de gemeenten staan er klaar voor en er zal sprake kunnen zijn van een hecht samenwerkingsverband tussen alle partijen.

Het is niet alles hosanna. Zoals de zaken er nu voorstaan had mevrouw Sterk het vermoeden dat het plan van aanpak boven de markt blijft zweven. Het tijdpad ontbreekt, prioriteiten zijn niet aangegeven en het grootste knelpunt, de sportbeoefening op het lokale niveau, wordt in het plan van aanpak nog onvoldoende geconcretiseerd. Wat ontbreekt is een duidelijke sturing om de plannen op het lokale niveau mogelijk te maken. «Jeugd in beweging» zal niet de organisatie moeten zijn die deze enorme klus voor haar rekening moet nemen. De sturing zal niet via NOC*NSF moeten gebeuren, want daarvoor is de nota Ruimte voor ontwikkeling inhoudelijk een te mager document. Op welke manier wil de staatssecretaris vorm geven aan de uitvoering van de kabinetsnota voor de versterking van sport en bewegen op het lokale niveau? Met de VNG en de LC als de belangrijkste partners zullen aan deze plannen handen en voeten moeten worden gegeven. De vakleerkrachten en bewegingsconsulenten die straks op dit lokale niveau zullen opereren zijn daarin sleutelfiguren. Kan de staatssecretaris mededelen welk tijdpad haar voor ogen staat, welke prioriteiten zij wil stellen en op welke wijze zij vorm wil geven aan de kabinetsnota? Mevrouw Sterk herinnerde eraan dat staatssecretaris Netelenbos bij de behandeling van de Wet primair onderwijs heeft toegezegd de vakdocent vanaf groep 3 weer in ere te herstellen. Hoe staat het daar nu mee en wanneer zal invoering plaatsvinden? Hoe zit het met de bekostiging? Het is overigens niet de bedoeling dat in het curriculum van de PABO's de modules bewegen verdwijnen. Want ook de groepsleerkracht van de bovenbouw zal inzicht en knowhow in het bewegen moeten hebben om de leerling te kunnen begeleiden (ook van lijf en leden) en om met kennis van zaken leerlinggegevens met de vakdocent te kunnen uitwisselen. Zij verzocht de staatssecretaris om de besluitvorming hierover bij Onderwijs te helpen bespoedigen en de Kamer over de voortgang daarvan te informeren. Het gaat vooral ook om de versterking van de relatie tussen school, wijk en sportvereniging. Zij wenste geïnformeerd te worden over de vorderingen van de naschoolse opvang en hoe de wijk en buurt daarbij een rol zullen spelen.

De advisering over de afronding van de clusteroperatie LOSB door de commissie-Ter Beek heeft nog steeds niet tot afronding of tastbaar resultaat geleid, terwijl vóór januari 1998 het proces afgerond zou moeten zijn. Er lijkt een smet te rusten op de voortgang van de sportstimuleringsstructuur. Kan de staatssecretaris uitleg geven over de reden hiervan en er zorg voor dragen dat er bijvoorbeeld over een maand sprake is van één sportstimuleringsstructuur?

Mevrouw Sterk wees erop dat de topsportatletencommissie er onlangs voor heeft gepleit om nu eindelijk eens te komen tot een gegarandeerd basisinkomen, betere studievoorwaarden en aanpassing van fiscale regels. De vraag naar die voorzieningen was al begin jaren tachtig en begin jaren negentig aan de orde. Aan de vooravond van een nieuw millennium is die vraag nog onvoldoende beantwoord. In de jaren negentig zijn de knelpunten van de rechtspositie van de topsporter in kaart gebracht, maar het beoogde statuut voor de topsporter is nog lang niet afgerond. Wordt het niet eens tijd om die operatie weer ter hand te nemen en nu met gezwinde spoed te komen met een deelnota topsport waarin dergelijke elementen in kaart worden gebracht en oplossingsrichtingen worden aangegeven? De kabinetsnota zou als basis kunnen worden gebruikt. Op z'n minst moet het mogelijk zijn om op korte termijn betere studievoorwaarden te creëren. Is de staatssecretaris bereid om nog deze kabinetsperiode met minister Ritzen te overleggen over bijvoorbeeld de mogelijkheid van studiefinanciering na je 28ste (na je sportcarrière) en over de mogelijkheid om bij de beoordeling van de hardheidsclausule door het Centraal bureau aanmeldingen en plaatsingen bij in- en uitloten het criterium van topsportbeoefening te laten wegen?

Overigens had het basisinkomen voor de topsporters natuurlijk allang gerealiseerd kunnen zijn wanneer NOC*NSF en partners hun bijdrage aan de vulling van het fonds voor de topsporter met dezelfde voortvarendheid als de overheid hadden voldaan. Het beoogde fonds van ongeveer 60 mln. is daardoor nooit gerealiseerd. Na veel getouwtrek is dat eerst onlangs op 50 mln. gebracht. Dat klemt temeer daar ook de rente van nu minder opbrengt dan toen gedacht. Daar komt nog bij dat enkele grote partners in de sport dreigen af te haken als financier. Daardoor dreigt het basisinkomen eerder toekomstmuziek dan realiteit te worden. Mevrouw Sterk maakte zich zorgen over het feit dat de partners afhaken en er een tekort zal ontstaan bij de financiering van de plannen van NOC*NSF op weg naar Sydney. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat de overheid straks voor aanvullende financiering moet zorgen. Welke initiatieven denkt de staatssecretaris te kunnen ontplooien om zowel tot het basisinkomen van de topsporters te komen als erin te voorzien dat de partners in de sport voor de sport behouden blijven? Zou er niet een veel grotere rol voor de landelijke overheid moeten zijn weggelegd bij de sturing van het fonds? Bij lezing van het manifest sport had zich een diepe teleurstelling van haar meester gemaakt . Wat te denken van het volgende citaat: «Bovendien is sport geschikt als additionele therapie voor bijvoorbeeld mensen met een handicap of chronische aandoening.» De gehandicaptensport in Nederland moet een volwaardige plaats krijgen in het totale spectrum van de sport. Gehandicaptensport is geen additionele therapie. Wie heeft dat verzonnen? Gehandicaptensport is sport. Allen, NOC*NSF, LC, VNG, VWS en het lokale niveau dienen hiervan doordrongen te zijn. Dat is blijkbaar nog lang niet overal het geval. Zo kan de Nederlandse bond voor aangepast sporten (NEBAS) nog steeds geen middelen verkrijgen uit het SNS-kanaal want ze wordt niet als koepel gezien, krijgen de projecten Klas op wielen en Club extra activiteiten geen toegang tot het project Jeugd in beweging, worden de Paralympics volstrekt niet gelijkwaardig beschouwd als de Olympische Spelen (NOC*NSF heeft de paralympische ploeg de nationale kleding onthouden), krijgt de sport voor gehandicapten ook nauwelijks geld ter voorbereiding van hun deelname aan de Paralympics en kan het voorkomen dat gehandicapte topsporters een jaar lang geen uitkering krijgen uit het fonds voor de topsporten (Majorie van de Bunt). Bovendien zijn de aanvragen voor subsidie voor de coördinator internationale activiteiten en de topsportcoördinator afgewezen. De NEBAS dient een organisatie te zijn die, met voldoende middelen geëquipeerd, de belangen van de gehandicaptensport behartigt. Dat is nu niet het geval. Nu het sportbudget verdubbeld gaat worden, dient de staatssecretaris ervoor zorg te dragen dat met voorrang het onderdeel «sport voor gehandicapten» uit de kabinetsnota wordt gerealiseerd en dat de NEBAS/NSG voldoende middelen ter beschikking krijgen om daaraan op adequate wijze vorm te geven. Daarbij hoort uiteraard dat de sport voor gehandicapten onlosmakelijk deel uitmaakt van projecten als Nederland in beweging en Jeugd in beweging. Is de staatssecretaris het eens met deze conclusies en welke acties wil zij ondernemen om ervoor te zorgen dat de gehandicaptensport inderdaad een volwaardige plaats in de sport kan innemen?

Mevrouw Sterk vroeg aandacht voor nieuwe initiatieven op lokaal niveau voor ouderen. De Nederlandse orthopedische vereniging in Amsterdam nam bij haar honderdjarig bestaan het prima initiatief om voor elk verzorgingshuis in Amsterdam een fitnessruimte in te richten. Haars inziens zou dit een logische en noodzakelijke voorziening voor alle verzorgingshuizen moeten zijn. Bij sport en bewegen kan met name bij ouderen gezondheidswinst worden geboekt. Heeft de staatssecretaris zicht op de huidige stand van zaken en zou deskundigheidsbevordering in dezen niet gewenst zijn? Welke acties kan zij ondernemen om een en ander te stroomlijnen?

Het succes van het sportbeleid wordt door velen geclaimd, daarmee de suggestie wekkend dat zij de sturing van dat proces in doorslaggevende mate hebben beïnvloed, ja, daarvan zelfs de roergangers zijn. In de ogen van mevrouw Sterk is er geen sprake van dat een enkele partij zich de regie kan toe-eigenen. De overheid, en waar het het sportbeleid betreft, het ministerie van VWS, directie sport, moet worden gezien als eerste onder zijn gelijken en dus het aanspreekpunt en coördinerende instantie. Is die rol in de afgelopen kabinetsperiode in voldoende mate waargemaakt? Zij stelde vast dat de overheid daartoe onvoldoende in staat is, onder meer op het gebied van topsport (fonds), de sport voor gehandicapten en de besluitvorming over de toewijzing van gelden uit de Toto/Lotto. Is de staatssecretaris van mening dat de nieuwe situatie op het gebied van de sport ook een heroriëntatie met zich brengt op de plaats van de overheid?.

De overheid is er voorstander van dat er meer wordt bewogen. Bedrijfsfitness is een goede zaak. Wat schrijft nu de belastingdienst? «De waarde van aan uw werknemers verstrekte bedrijfsfitness wordt op nihil gesteld wanneer voldaan is aan de volgende voorwaarden. Deelname staat open voor alle werknemers, bedrijfsfitness vindt geheel of nagenoeg geheel plaats in werktijd en de fitness wordt verricht op de arbeidsplaats.» Dat betekent dat alleen grote bedrijven met een eigen fitnessruimte op goede wijze fitness aan hun werknemers kunnen aanbieden. Deze laatste bepaling slaat nergens op. Is de belastingdienst in samenspraak met het ministerie van VWS tot een dergelijke zinloze bepaling gekomen, of heeft het dat geheel zelfstandig bedacht? Het onlangs in het leven geroepen breed interdepartementaal sportberaad moet zijn licht hierover laten schijnen. Ook interdepartementale sturing derhalve.

Ten slotte pleitte mevrouw Sterk voor een andere, integrale sturing van sport en bewegen door alle gremia die met de sport te maken hebben. Het Nijkerkberaad vond zij een wassen neus. Wil het sportbeleid handen en voeten krijgen, dan moet de staatssecretaris met betere plannen uit de hoek komen.

De heer Rijpstra (VVD) prees de prestaties van de Olympische ploeg in Nagano en van de deelnemers aan de Paralympics, hoewel de verschillen in aanpak groot zijn. Wellicht is het mogelijk dat de Paralympics in de winter op een wat hoger plan worden gebracht. Hoe eerder hiermee kan worden begonnen hoe meer mensen kunnen worden gestimuleerd om ook in de winter te bewegen. Wellicht kan in 2002 een grotere ploeg deelnemen aan de spelen in Salt Lake City.

De atletencommissie heeft een rapport uitgebracht over de begeleiding, financiële ondersteuning, studieproblematiek en nazorg van topsporters. Nog te veel worden de topsporters gekoppeld aan grote verdiensten en dure sponsorcontracten, maar de praktijk laat zien dat het anders is. In 1994 heeft de Nederlandse overheid het fonds voor de topsporten gevuld. Waarom is de rest niet gevolgd? De heer Rijpstra pleitte voor een bijdrage van de kant van Economische Zaken en Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Een bijdrage vanuit het fonds voor de topsporten scheelt Sociale Zaken een uitkering en bespaart betrokkenen een sollicitatie. Hij was het eens met mevrouw Sterk, dat hier ook een verantwoordelijkheid voor de koepels – met name NOC*NSF – ligt.

In het onlangs verschenen rapport over doping valt de krachtige benadering van de staatssecretaris op. Er zal overleg met de minister van Justitie moeten plaatsvinden. De heer Rijpstra hoopte dat het kabinet op korte termijn met een pakket maatregelen komt om uitwassen op dit gebied in te dammen.

Hij was trots op de bereikte resultaten in de afgelopen vier jaar. Het begon met de naam «sport» in het departement, vervolgens de aandacht in de Troonrede, de vulling van het fonds voor de topsporten, Jeugd in beweging, de aanpak van de harde vechtsporten, de wettelijke aansprakelijkheid, de aanpak van het voetbalvandalisme, de Europese sportconferentie, Wat sport beweegt 1 en 2, de mogelijkheden van gesubsidieerde banen in de sport, de opleiding sport en beweging in Zwolle en de vakleerkrachten lichamelijke opvoeding in het basisonderwijs. Niet onvermeld mag blijven de intentie tot verdubbeling van het sportbudget van 55 mln. naar 110 mln. De lijnen naar de toekomst zijn uitgezet en het is zaak thans niet achterover te gaan leunen.

De heer Rijpstra was het eens met het plan van aanpak. Hoe vinden de coördinatie, evaluatie en afstemming van al die ambitieuze plannen plaats? Organisaties die niet aan het Nijkerkberaad – een open gespreksvorm, waar geen beleid wordt gemaakt – deelnemen, maar wel op de werkvloer actief zijn, zoals NCSU, de NKS, de Nederlandse federatie voor werkers in de sport, enz. moeten bij de uitvoering van de plannen worden betrokken. Het is de taak van de staatssecretaris om handen en voeten aan de regiefunctie te geven. In de komende tijd zal vooral aandacht moeten worden gegeven aan het lokale sportbeleid. De heer Rijpstra vroeg aandacht voor de benadering van sport en bewegen. In het verleden bogen filosofen en pedagogen zich over het fenomeen sport. In deze tijd zou dat best gestimuleerd kunnen worden. Landen gebruiken sport steeds meer als een soort van visitekaartje, uiteraard niet in de zin van de oude DDR.

De komende periode zal het lokaal sportbeleid verder ontwikkeld moeten worden. Waarom wordt niet aangesloten bij een structuur die in het onderwijsveld geldt (onderwijsbegeleidingsdiensten)? NOC*NSF heeft een aanzet gegeven met het SPIN-project. De landelijke sportorganisaties hebben een groot stempel gedrukt op de ontwikkeling van de sport. Er zijn in Nederland echter vele ongeorganiseerde sporters voor wie ook een infrastructuur in het leven moet worden geroepen. Een kant en klare oplossing kon de heer Rijpstra niet geven.

Van groot belang zijn het daadwerkelijk opstellen van een plan om jongeren van zestien jaar te stimuleren om aan vrijwilligerswerk te doen, de ontwikkeling van het topsportbeleid voor validen en niet-validen, uitbouw van deskundigheid van de NEBAS gericht op rehabilitatie, revalidatie en reïntegratie.

Met het project «huisarts en sport» gaat de sportmedische zorg de goede kant op. De relatie met de zorgverzekeraar zou de heer Rijpstra wat verder ontwikkeld willen zien. Sportgeneeskunde is een erkend specialisme, ondergebracht in het register voor sociaal-geneeskundigen. Kosten f 36 000, maar die moeten door de artsen in opleiding zelf worden gefinancierd. Waarom kan deze erkende opleiding niet worden gefinancierd als alle andere specialismen?

Het is zaak dat degenen die les of instructies geven gekwalificeerd zijn. In de komende jaren zal een kwaliteitsimpuls moeten worden gegeven. Bewaking is op haar plaats. Ook de kwaliteit van lichamelijke opvoeding moet in orde zijn.

De heer Rijpstra was benieuwd naar de resultaten van het onderzoek inzake de opleiding sport en bewegen. Sport en bewegen hebben een vaste plaats in de samenleving gekregen. Er worden vele initiatieven ontwikkeld. Steeds vaker wordt voor een multidisciplinaire aanpak gekozen. In Groningen bestaan plannen voor het oprichten van een expertisecentrum sport, bewegen en gezondheid waarbij wordt nagegaan hoe ouderen meer bij het bewegen kunnen worden betrokken. Dergelijke initiatieven hoeven niet altijd een financiële ondersteuning te krijgen, wel een morele.

Ten slotte maakte de heer Rijpstra de staatssecretaris en de kleine slagvaardige directie sport een compliment voor het werk in de afgelopen vier jaar.

De heer Fermina (D66) dankte de staatssecretaris voor het in de afgelopen vier jaar gevoerde beleid.

Er moet meer journalistieke aandacht worden besteed aan de gehandicaptensport. Het gebrek daaraan is in Nagano weer eens gebleken.

Het stappenplan is duidelijk een stap vooruit. Er wordt uitzicht geboden op samenwerking van partners, overheden en particuliere organisaties. Het plan blijft overigens te veel beperkt tot een visie van uitsluitend VWS op de uit te voeren activiteiten. De visies van andere partners, in het bijzonder van andere departementen ontbreken. De heer Fermina veronderstelde dat de beleidspartners – onder meer de gemeenten; zie brief van de VNG van 22 januari – onvoldoende betrokken zijn geweest bij de bepaling van het plan van aanpak. Een gezamenlijke aanpak van overheid en instanties komt onvoldoende uit de verf. In het stappenplan dienen accenten en problemen te worden aangegeven bij de vele onderwerpen en voornemens (korte en lange termijn). Hij miste een milieuparagraaf en de gezondheidszorg. Welke plannen bestaan er terzake van de verbetering van de financiering?

De heer Fermina sloot zich aan bij de opmerkingen en vragen van mevrouw Sterk over «Jeugd in beweging» en de lichamelijke opvoeding. De besluitvorming op dit punt is te traag.

VROM komt mager aan bod bij het project «Milieu en sport». Sociale Zaken en Economische Zaken komen bijna nergens aan bod. Alleen bij multiculturele samenwerking komt Buitenlandse Zaken aan bod. Toch zijn er goede contacten met ontwikkelingslanden. Mensen uit Zuid-Afrika hebben in Nederland stage gelopen. Met het opstellen van een samenhangend beleidskader sport en ontwikkelingssamenwerking wordt een stap in de goede richting gezet. De heer Fermina pleitte ervoor, dat nog meer departementen zich met de sport bezighouden. Voor de sportieve openluchtrecreatie zijn andere departementen nodig.

In bijlage 1 van de sportnota zijn de interdepartementale raakvlakken aangegeven. Een deel van de daar genoemde items is niet meer terug te vinden in het stappenplan, hetgeen moet worden betreurd. Wordt het breed interdepartementaal sportberaad een structureel overleg tussen de beleidspartners om helderheid te scheppen over elkaars rollen en om complementaire samenwerking te realiseren? Zal het IPO worden betrokken bij het verbeteren van de vervoersvoorzieningen voor sporters met een handicap?

Hechte samenwerking tussen NOC*NSF en NEBAS achtte de heer Fermina van groot belang. Hij was het eens met het pleidooi van mevrouw Sterk voor een deelnota over de topsport en voorzieningen op dat gebied: basisinkomen, studiefinanciering, fiscale zaken, enz. Het lokale sportbeleid dient verder ontwikkeld te worden. Passieve gemeenten moeten worden gestimuleerd.

Ten slotte benadrukte de heer Fermina dat in de afgelopen vier jaar een fantastisch sportbeleid is gevoerd. De staatssecretaris vond hij een kanjer.

Mevrouw Mulder-van Dam (CDA) sloot zich aan bij de woorden van waardering voor het beleid van de staatssecretaris.

Door uitspraken over grotere investeringen in de sport gedurende de komende kabinetsperiode komt de uitvoering van het plan van aanpak in een ander daglicht te staan. Zij was erover verheugd dat de partijraad van het CDA 55 mln. extra beschikbaar willen stellen voor de sport.

Mevrouw Mulder betreurde het dat door de staatssecretaris niet is geopteerd voor het aangeven van prioriteiten en bijbehorend tijdschema voor het beleid op korte en middellange termijn. Natuurlijk dient de uitvoering in overleg met de andere partners te geschieden, maar op die punten waarover overeenstemming bestaat hadden accenten kunnen worden gelegd. In de komende periode moet prioriteit worden gegeven aan ondersteuning, aandacht en vernieuwing van de breedtesport en het lokale sportbeleid, mede in relatie met de verenigingsactiviteiten en het vrijwilligerswerk en verdere uitbouw van de gehandicaptensport. Kan de staatssecretaris mededeling doen van de uitkomsten van het nader Nijkerkberaad? Wat is de status van dat overleg? NOC*NSF geeft aan dat het geen structureel karakter krijgt, terwijl andere dat tegenspreken. Wat is de precieze de rol van de LOSB?

Welke departementen zijn daadwerkelijk betrokken bij de uitvoering van het plan van aanpak? Uit een oogpunt van ruimtelijke ordening – sportvoorzieningen – kon mevrouw Mulder zich voorstellen dat VROM erbij wordt betrokken.

Bij sportaanbod miste zij de ondersteuning van de landelijke sportbonden en koepels. Wat is de bedoeling van het voornemen om te komen tot één landelijk ondersteuningsaanbod? Zijn toonde zich een tegenstander van één allesomvattende koepel. Het is een miskenning van de toegevoegde waarde van de drie levensbeschouwelijke koepels. De koepels hebben thema's als «waarden en normen in de sport» en «tolerantie en fair play» opgezet die breed zijn verspreid. Wat is de reactie van de staatssecretaris op de uitkomst van het onderzoek van Bakkenist naar het functioneren van NOC*NSF? Zijn de organisatorische en bestuurlijke problemen aldaar mede de oorzaak van het afhaken van een aantal grote sponsors? De roep om extra geld op weg naar Sydney is heel begrijpelijk.

Naast breedtesport is topsport ook van belang. Wat heeft het NOC*NSF gedaan om het fonds te vullen met het oog op een basisinkomen? Mevrouw Mulder voelde er niet zoveel voor dat de overheid hier bij moet springen. Waarom is de kwestie van de studievoorwaarden nog niet geregeld?

Wat het vrijwilligerswerk betreft is het opvallend dat in de nota staat dat er ondersteuning wordt geboden aan het NFWS/NOV-project. De door haar tijdens de begrotingsbehandeling gevraagde extra financiële inzet is afgewezen. Kan het vrijwilligersbeleid gericht op de sport niet beter functioneren los van de algemene vrijwilligersorganisatie, omdat ieder vrijwilligerswerk zijn eigen specifieke karakter heeft of kunnen een aantal zaken beter samen worden gedaan?

De onderkenning dat het nodig is om de financiële positie van verenigingen, ook sportverenigingen te verbeteren krijgt weliswaar aandacht in het plan van aanpak, maar ze lost de huidige nood niet op. Mevrouw Mulder meende dat alle plannen ter bevordering van participatie van nul en gener waarde zijn, als de problemen niet op korte termijn worden opgelost. Participatie in de sport moet zich niet beperken tot de jeugd, alhoewel die doelgroep zeer belangrijk is. Vakleerkrachten in het basisonderwijs vormen een eerste stap op weg naar verbetering. Binnen het curriculum van de PABO dienen lichamelijke opvoeding en bewegen niet afgevoerd te worden.

Mevrouw Mulder was erover verheugd dat het nieuwe plan Jeugd in beweging voor 1998 niet meer zo statisch oogt, maar dat ook daar beweging in lijkt te zitten. Samenwerking met andere disciplines is noodzakelijk, maar het mag niet ontaarden in een nog groter overlegcircuit, waarin volgens de heer Slot in een artikel in Sportsignaal van januari het project dreigt te verzanden.

Bewegen is voor iedereen belangrijk, maar zeker als het gaat om mensen met een handicap. Het is jammer dat in het plan van aanpak hierop geen bijzonder accent is gelegd. Mevrouw Mulder gaf voorrang aan een grotere participatie van mensen met een handicap als het gaat om de breedtesport. Daarnaast moeten er gelijke deelnamemogelijkheden zijn en een volwaardige status voor zowel breedte- als topsporters. De gesignaleerde problemen met betrekking tot de financiering en de ondersteuning van de Olympische ploegen van gehandicapten moeten uit de wereld worden geholpen.

Ten slotte sloot mevrouw Mulder zich aan bij de opmerkingen van de heer Rijpstra over de sportgeneeskunde. Zij verzocht de staatssecretaris welwillend te kijken naar het verzoek om drie ton voor de financiering van een assistentschap voor sportgeneeskunde te voteren, te betalen door de minister van Volksgezondheid.

Antwoord van de regering

De staatssecretaris merkte op dat de gehele Kamer op een buitengewoon constructieve wijze en met lef heeft meegeholpen aan het sportbeleid. Alle partners, NOC*NSF voorop, hebben eraan meegewerkt dat de sport hoger op de politieke agenda is komen te staan. Samenwerking heeft geloond. Zij was verheugd over de uitspraken gedaan tijdens het nationaal debat met de fractievoorzitters.

Belangrijk is de unanieme erkenning van de politieke en maatschappelijke betekenis van de sport vanwege de sociaal-integratieve en individueel vormende potentie. Daardoor staat de sport op de huidige politieke agenda en op Agenda 2000+.

Het pleidooi van gemeentelijke zijde voor een meer prominente rol van de sport en VWS in het lokale beleid en het grotestedenbeleid had de staatssecretaris goed in haar oren geknoopt. De suggestie inzake differentiatie van de grondprijzen moet verder worden uitgewerkt. De sportinfrastructuur is niet een gevolg van een economische ontwikkeling, maar is een voorwaarde daarvoor. Als er geen grote sociale cohesie is, zijn er bijvoorbeeld ook geen mogelijkheden voor verbetering van de lokale economie. De VNG pleitte voor het ondersteunen van het lokale sportbeleid en een stimuleringsregeling. Het pleidooi van de fractievoorzitters voor verdubbeling van het sportbudget en de globale bestemming ervan sprak haar zeer aan. Het gaat immers om het verder steunen van de ontwikkeling op het primaire niveau van de sportbeoefening, met name de sportvereniging. Zij toonde zich een voorstander van convenanten, waarbij zeer gerichte en te evalueren afspraken kunnen worden gemaakt die goed kunnen sporen met een stimuleringsregeling. Dit verdient verre de voorkeur boven een breedtesportfonds, waarbij kwestieuze zaken aan de orde kunnen komen.

Wat de betrokkenheid van de andere departementen betreft, wees de staatssecretaris erop dat VROM deel uitmaakt van het breed interdepartementaal sportberaad. Verder zal met VROM een beleidskader sport en milieu worden opgesteld, dat de Kamer in september zal bereiken. Intussen wordt overleg gevoerd over de inwerkingtreding van de algemene maatregel van bestuur sport, recreatie en horeca. Met Landbouw wordt gesproken over recreatie en sport in het landelijk gebied. Er zijn op dit punt pilotprojecten waarbij wordt gestreefd naar alliantie tussen sport, recreatie, groene ruimte en andere raakvlakken. De ruimtelijke invulling van bijvoorbeeld sportvelden in het stedelijk gebied en de Vinex-gebieden is in de eerste plaats een lokale aangelegenheid. Een wettelijke regeling achtte de staatssecretaris niet nodig. Het is meer een kwestie van mentaliteit. Gezondheidszorg en welzijn zijn componenten in het kader van de sport. Er is een uitgewerkt plan van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de professionalisering van de zorg en de inzet van de Melkertbanen als ondersteuning van de sportinfrastructuur. Nog voor de verkiezingen zal er een gezamenlijke nota van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking over sport worden uitgebracht. Het plan van aanpak en de sportnota zijn een gezamenlijke activiteit van alle departementen.

De staatssecretaris deelde namens mevrouw Netelenbos mee dat zij voor het verkiezingsreces de Kamer per brief zal inlichten over de vakleerkrachten en over de uitkomst van de uitvoeringstoets die positief is uitgevallen. Er wordt nu de laatste hand gelegd aan een laatste regeling.

Het deed de staatssecretaris genoegen, dat veel van wat de fractievoorzitters tijdens het nationale debat hebben gezegd zijn weerslag in de verkiezingsprogramma's heeft gevonden. Zij vertrouwde erop dat het ook in de gemeentelijke programma's zal worden vertaald. Alle actoren van het Nijkerkberaad – VNG, LC, NOC*NSF, IPO en VWS – hebben niet voor niets een manifest sport naar de gemeenten gestuurd. De door mevrouw Sterk geciteerde passage over de gehandicaptensport is een extra accent van een van de aspecten van de gehandicaptensport, maar ze doet geen volledig recht aan de plaats van de gehandicaptensport.

De staatssecretaris deelde mee dat inmiddels met alle partners een inventarisatie wordt gemaakt van de wensen tot de verruiming van de middelen. Er zal een evenwicht moeten worden gevonden tussen de breedtesport, de gehandicaptensport en de topsport.

Tot mevrouw Mulder zei de staatssecretaris dat VWS niet gaat over het interne beleid van NOC*NSF waarnaar Bakkenist een onderzoek heeft ingesteld. Het ging om een interne notitie op directieniveau. Het is toe te juichen dat iedere partner zoekt naar verbetering van de organisatie.

De staatssecretaris was van mening dat er voor de korte en middellange termijn in het plan van aanpak wel prioriteiten zijn aangegeven. Zij heeft doelbewust gekozen voor een strategische insteek. De voortgang met de uitbreiding naar het integrale sportbeleid en het sportinclusief denken gaat niet vanzelf. Prioriteiten zijn tegelijkertijd posterioriteiten. Het grote gevaar van het stellen van prioriteiten is, dat anderen achterover gaan leunen in de wetenschap dat zij nog niet aan de beurt zijn. Een scherp tijdpad en scherpe prioriteiten achtte zij niet wijs; ze werken vertragend. Toch zijn hier en daar al contouren aanwezig: integraal lokaal sportbeleid. Het is duidelijk dat dit en de gehandicaptensport een van de hoogste prioriteiten zijn. Ten principale zijn «Wat sport beweegt» en het plan van aanpak een agenda voor de toekomst. Het aangeven van knelpunten zoals bepleit door mevrouw Sterk betekent vaak dat je iemand een domper bezorgt, terwijl er toch sprake is van beweging en dynamiek. De deelnota topsport, inclusief de plaats van de gehandicaptensport en basisinkomen topsporters, zal eind september/begin oktober naar de Kamer worden gestuurd.

Sprekend over Agenda 2000+ wees de staatssecretaris erop dat wordt gewerkt aan een geïntegreerde beleidsgerichte langetermijntoekomstverkenning. Cruciaal is de vraag welke invloed de huidige en toekomstige demografische, economische, sociaal-culturele, bestuurlijk-politieke ontwikkelingen op de sport hebben in de periode 1998–2020. Wat is de maatschappelijke betekenis van de sport en welke visies en strategieën met betrekking tot de overheidssturing, het particulier initiatief en het bedrijfsleven kunnen op grond hiervan worden ontwikkeld? Bij de analyse zal gebruikt worden gemaakt van deskundigen – filosofen, pedagogen, economen en politicologen – en belanghebbenden. Uiterlijk 1 maart 1999 zal er een afgerond rapport zijn. De aftrap hiervoor zal op 20 april worden verricht.

Op de vraag of terzake van de plaats van de overheid geen heroriëntatie moet plaatsvinden antwoordde de staatssecretaris dat elke vernieuwing een heroriëntatie met betrekking tot de aansturing vraagt. Zij was ervan overtuigd, dat de cultuuromslag met betrekking tot een andere verhouding tussen de overheden en de sportwereld al aan de gang is. VWS moet daarbij een sterke coördinerende rol spelen, gezien ook het groeiende interdepartementale belang bij de sport.

Het Nijkerkberaad is geen wassen neus en geen vrijblijvende aangelegenheid. Partijen zijn partners en het primaat ligt op dat gebied waar men het beste in is. Het manifest sport en de gezamenlijke brief van de partners aan de commissie komen uit de boezem van het Nijkerkberaad. Het Nijkerkberaad leent zich voortreffelijk voor de ontwikkeling van lokaal sportbeleid.

Met het beheer van het fonds voor de topsporter moet dat beraad niet worden belast. Het fonds kan aangewend worden om topsporters die tijdelijk het vak van topsport uitoefenen een basisinkomen te verlenen. Het basisinkomen zou ongeveer f 28 000 per jaar moeten zijn. Na aftrek van belastingen en onkosten blijft een netto inkomen van ongeveer f 1150 per maand over. Als dit van de rente van het fonds wordt gefourneerd, is een fonds van ongeveer 100 mln. nodig. Op dit moment wordt het fonds aangewend voor onkostenvergoeding. Het totale fonds bestaat nu uit 57 mln., inclusief liquide middelen en renteoverschot. Hiervan ontvingen in 1997 229 sporters, onder wie 25 gehandicapte sporters f.6000. Met het oog op een basisinkomen dient het fonds te worden verhoogd. De suggestie om Sociale Zaken en Werkgelegenheid erbij te betrekken – het scheelt uitkeringen – zal aan de heer Melkert worden overgebracht. Ook kan worden gedacht aan SNS en een soort van deal tussen het kabinet en de partners in de sport. De staatssecretaris betwijfelde of Sociale Zaken een rol moet spelen bij de nazorg. Zij zag meer een rol weggelegd voor de sponsors. Aegon houdt zich nadrukkelijk bezig met de nazorg van de door haar gesponsorde sporters.

Wat de sturing van het fonds betreft, had de staatssecretaris niets te klagen over het nakomen van gemaakte afspraken. Alle problemen zijn opgelost, inclusief dat van de gelijkstelling van de gehandicapte topsporters. Bij invoering van een basisinkomen zullen de statuten moeten worden veranderd. Het uitvoeringsreglement van het fonds moet aan haar worden voorgelegd en dat is haar sturing.

Wat de breedtesport betreft, moet een impuls worden gegeven aan de verenigingssport. Het toenemende kadertekort moet worden aangepakt via intensivering van het vrijwilligersbeleid en de thema's professionalisering en ondersteuning. Onder regie van NOC*NSF wordt het meerjarenplan vrijwilligers in de sport ontwikkeld en uitgevoerd. De reeds ingezette campagne «hart voor sport, oog voor vrijwilligers» maakt hiervan onderdeel uit. Zij vond het van groot belang, dat het vrijwilligerswerk gedemocratiseerd en ontsloten wordt. De financiële dekking voor de uitvoering van de motie-Essers over het ontwikkelen van het jeugdvrijwilligerswerk zal binnen de begroting van VWS worden gerealiseerd. Het gaat derhalve niet ten koste van het JIB en het lokale sociale beleid. In navolging van de monitor lokale lasten, uitgevoerd door de minister van Financiën, was de staatssecretaris van plan als eerste stap een lokale sportmonitor laten ontwerpen. Behalve de lokale lasten moeten ook de lokale baten – subsidies en indirecte subsidiëring via bijvoorbeeld huren -worden inbegrepen. Mogelijke maatregelen van rijkswege ter verbetering van de positie van de verenigingen zullen worden onderzocht en bureaucratische maatregelen moeten zoveel mogelijk worden vermeden.

De staatssecretaris wilde elke indruk wegnemen dat VWS bezig is om het functioneren van levensbeschouwelijke sportkoepels onmogelijk te maken. Ze leveren een belangrijke inhoudelijke bijdrage die vaak wordt overgenomen door de rest van de sportwereld.

Voor de gehandicaptensport had de staatssecretaris zich de afgelopen tijd buitengewoon ingezet. Aspecten als participatie, integratie en gezondheid krijgen door sport een extra dimensie. De structurele financiële ondersteuning van de NEBAS en de Nederlandse sportbond voor geestelijk gehandicapten (NSG) is de afgelopen jaren verhoogd. Van een volledige gelijkstelling met de niet-gehandicaptensport is nog geen sprake, maar er zijn substantiële verbeteringen ten opzichte van vier jaar geleden. Er zijn subsidies tot ongeveer 1,5 mln. verstrekt voor projecten gericht op deskundigheidsbevordering, integratie van gehandicaptensport in reguliere sport, het opstellen en implementeren van topsportbeleidsplannen, organisatie van topsportevenementen, talentontwikkeling, beeldvorming en renovatie van het watersporteiland Robinson Crusoe. Ook aan de LOSB, gemeenten en provincies zijn subsidies verleend ter ondersteuning van de activiteiten op het terrein van de gehandicaptensport. In 1997 is 4 mln. aan subsidies voor activiteiten op dit soort terreinen verstrekt.

Spoor nr. 1 is steeds de integratie geweest. Er zijn steeds meer samenwerkingsverbanden tussen de NEBAS, NSG en de reguliere sportbonden. Door middel van convenanten tussen de bonden worden afspraken gemaakt over het dubbele lidmaatschap en deskundigheidsbevordering. Ook de samenwerking met NOC*NSF is geïntensiveerd. NEBAS en NSG zijn erkend als koepelorganisaties voor de gehandicaptensport. De intensievere samenwerking met NOC*NSF zal onder meer moeten blijken op het terrein van de topsport en de deelname aan de Paralympics. Juist die positieve ontwikkelingen kunnen in volgende jaren als sprake is van een verdubbeling van het sportbudget een enorme nieuwe impuls krijgen.

De staatssecretaris stelde vast dat er een grote mate van eensgezindheid is over de richting van de sport. Extra accenten voor het verenigingssportleven, het sportinclusieve denken met de andere departementen, nieuwe impulsen voor de gehandicaptensport en een evenwichtige combinatie van topsport en breedtesport. Zij onderstreepte dat de een de ander nodig heeft. Het integrale sportinclusieve denken kan veel voor de samenleving betekenen.

Zij zegde ten slotte toe, de niet beantwoorde vragen schriftelijk te zullen beantwoorden.

De voorzitter van de commissie,

Van Nieuwenhoven

De griffier van de commissie,

Teunissen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Lansink (CDA), Schutte (GPV), Van Nieuwenhoven (PvdA), voorzitter, Van der Heijden (CDA), ondervoorzitter, Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), M. M. H. Kamp (VVD), Doelman-Pel (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Vliegenthart (PvdA), Mulder-van Dam (CDA), Middel (PvdA), Leerkes (Unie 55+), Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels), Fermina (D66), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Dankers (CDA), Marijnissen (SP), Essers (VVD), Oudkerk (PvdA), Cherribi (VVD), Sterk (PvdA), Van Boxtel (D66), Van Vliet (D66), Van Blerck-Woerdman (VVD), Wessels (D66).

Plv. leden: Heeringa (CDA), Van der Vlies (SGP), Lilipaly (PvdA), Meijer (CDA), Rijpstra (VVD), Voûte-Droste (VVD), Smits (CDA), Dijksma (PvdA), Koenders (PvdA), Beinema (CDA), M. M. van der Burg (PvdA), Rouvoet (RPF), Meyer (groep-Nijpels), Van Waning (D66), Sipkes (GroenLinks), G. de Jong (CDA), Passtoors (VVD), Apostolou (PvdA), J. M. de Vries (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Bremmer (CDA), Bakker (D66), Hoogervorst (VVD), Van den Bos (D66).

Naar boven