25 125
Sportbeleid

nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 11 juni 1999

Onder de titel «Goud voor Groen» ontvangt u bijgaand het Beleidskader Sport en Milieu.1 Dit beleidskader is een nadere uitwerking van het gelijknamige thema uit de kabinetsnota Wat sport beweegt (sportnota, november 1996).

Het beleidskader is totstandgekomen op initiatief van de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). De Ministeries van Economische Zaken (EZ), Verkeer en Waterstaat (VenW) en Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) hebben aan de totstandkoming hun medewerking verleend. De sportsector en de andere overheden hebben in de ontwikkeling van het beleidskader geparticipeerd.

Waarom deze nota?

Tijdens de behandeling van het Plan van Aanpak ter uitvoering van de nota Wat sport beweegt in de Tweede Kamer (AO's in april en juni 1998) is toegezegd het thema «milieu en sport» met voorrang uit te werken.

Enerzijds werd geconstateerd dat de sportbeoefening gepaard kan gaan met een zekere mate van milieubelasting, zowel door specifieke kenmerken (denk aan de gemotoriseerde sport) als vanwege de soms massale actieve en passieve deelname aan sport.

Anderzijds werd naar voren gebracht dat de milieubelasting in de sport tot dan toe vooral met generieke maatregelen werd bestreden, en dat deze op hun beurt weer een waarneembare druk op de sportbeoefening hebben gelegd (denk aan de inwerkingtreding van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit van de Wet milieubeheer in 1993 en de invoering van de energieheffing in 1996).

Met de inwerkingtreding van het «Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer» per 1 oktober 1998, dat een groot deel van de sportsector een nieuw en aangepast wettelijk kader biedt, is hierin overigens een belangrijk keerpunt bereikt.

Samenhang sport- en milieubeleid

Uitgangspunt van de sportnota is dat sport méér is dan een plezierige manier van vrijetijdsbesteding. De maatschappelijke waarden van sport – waaronder de sociaal-integratieve waarde, de educatieve waarde en de gezondheidswaarde – zijn voor het kabinet reden om sportbeleid te voeren. Voornaamste doelstelling van de sportnota is dan ook: het signaleren en benutten van kansen die de sport de samenleving biedt.

Deze doelstelling kan alleen worden gerealiseerd als de samenhang van het (mede) op sport betrekking hebbende beleid wordt verbeterd. Ongewenste effecten van de sportbeoefening op de samenleving moeten worden vermeden; én andersom. In de sportnota wordt dan ook de relatie tussen sport en relevante andere beleidsterreinen beschreven, waaronder de relatie tussen sport en milieu.

Tegelijkertijd blijkt uit het derde Nationale Milieubeleidsplan (NMP-3, februari 1998) ook de behoefte aan meer samenhang en een integrale aanpak. Sectoraal milieubeleid heeft plaats gemaakt voor integraal omgevingsbeleid, waarbij behalve voor het milieu ook oog is voor andere waarden in de leefomgeving van burgers.

Bovendien wordt in het NMP-3 gezocht naar mogelijkheden om het maatschappelijk draagvlak voor het milieubeleid te vergroten. De sportsector biedt hiertoe een enorm potentieel.

De analyse van het huidige sport- en milieubeleid leidt tot de conclusie dat de relatie tussen sport en milieu het best kan worden bezien vanuit het perspectief van de leefomgeving. Een schoon milieu is een voorwaarde voor een leefbare samenleving; een voldoende sportaanbod is dit evenzeer. Vanuit hun directe omgeving hechten burgers aan (onder andere) deze beide, onvergelijkbare grootheden.

Typering van de nota

Doel van de nota «Goud voor Groen», Beleidskader Sport en Milieu is de samenhang tussen het sport- en milieubeleid te verbeteren.

In de nota wordt aangegeven hoe er op het terrein van de sport mede invulling kan worden gegeven aan de doelstellingen van het milieubeleid en omgekeerd, hoe vanuit het milieubeleid rekening kan worden gehouden met de specifieke waarden van de sport.

Het voorliggende beleidskader kan dan ook het best worden getypeerd als een strategisch document, waarin wordt aangegeven hoe de komende jaren de meest relevante sport- en milieuthema's met elkaar worden verbonden. Daarbij is gekozen voor een methodiek waarbij de raakvlakken tussen sport en milieu redelijk uitputtend zijn beschreven en gewogen, met oog op een nadere prioriteitsstelling.

Daarbij past overigens de opmerking dat de sportsector niet behoort tot de grote milieuvervuilers. Uit de analyse van de raakvlakken tussen sport en milieu blijkt, dat de mate van milieubelasting van de sport op het grotere geheel dient te worden gerelativeerd, behalve voor de thema's hinder (geluid en licht) en mobiliteit (korte autoritten). Wel geldt dat op vrijwel alle milieuthema's in de sport nog een aanzienlijke milieuwinst kan worden bereikt, met name vanwege de grote aantallen beoefenaars en accommodaties die hiermee zijn gemoeid.

Speerpunten en voornemens

Op basis van de geformuleerde beleidsdoelen en de thematische prioriteiten wordt voor de komende jaren een aantal concrete beleidvoornemens geformuleerd. Voor het jaar 1999 zijn deze voornemens nog voornamelijk samengebracht vanuit het bestaande beleid betreffende sport, recreatie, natuur, milieu, ruimtelijke ordening, energie, verkeer en bouw. De voornemens zullen echter jaarlijks worden geëvalueerd en geactualiseerd door middel van een activiteitenprogramma dat in overleg met de betrokken partijen wordt ontwikkeld en interdepartementaal wordt vastgesteld.

Op de vraag hoe de samenhang tussen sport en milieu kan worden versterkt, wordt in de nota «Goud voor Groen» een meervoudig antwoord gegeven. De volgende strategische speerpunten en concrete beleidsvoornemens worden gepresenteerd.

Speerpunt 1: Leefomgeving

In de beleidsontwikkeling betreffende sport en milieu staat de visie op de leefomgeving centraal. Op rijksniveau zal worden gewerkt aan de ontwikkeling van milieu-inclusief sportbeleid en sportinclusief milieubeleid. Op lokaal niveau zal de gebiedsgerichte aanpak worden gestimuleerd door middel van onderzoek, scenario-ontwikkeling en mogelijk de uitvoering van pilotprojecten. Onderzoek naar de ruimtelijke inpassing van sportvoorzieningen staat voor 1999 op het programma. In de uitvoeringsfase zullen ook andere kansrijke beleidslijnen (zoals Lokale Agenda 21, Grote-stedenbeleid en de breedtesportimpuls) worden aangewend.

Speerpunt 2: Milieurendement

Vanuit de traditie van het milieubeleid is reeds een uitgebreid instrumentarium ontwikkeld om te komen tot een hoger milieurendement (terugdringen van de milieubelasting). In de nota «Goud voor Groen» worden voor 1999 concrete voornemens benoemd betreffende duurzaam bouwen, energiebesparing, mobiliteit of – via een integrale benadering – meer thema's tegelijkertijd (Wet milieubeheer, milieuzorg). In volgende jaren zal de aandacht uitgaan naar een verdere versmelting van het milieubeleid en het milieubeleidsinstrumentarium met het beleid zoals dit wordt gevoerd in de sportsector zelf, en dat van toepassing is op sportorganisaties, evenementen, sporters en supporters.

Speerpunt 3: Duurzame sportbeoefening

Niet alleen het milieurendement van bestaande vormen van sportbeoefening staat centraal, maar ook het ontwikkelen van nieuwe, duurzame vormen van sportbeoefening. Dit vergt een integrale ketenbenadering: van sportproducent tot -consument. In 1999 wordt een LCA (Life Cycle Analysis) uitgevoerd voor het «domein» recreatie en sport. Aan de hand daarvan worden verbeteropties geformuleerd, waarin de milieutechnologie naar verwachting een belangrijke rol zal spelen.

Speerpunt 4: Maatschappelijk draagvlak

Vanwege de maatschappelijke betekenis van sport en de sterke sociale infrastructuur is het een aantrekkelijke gedachte om maatschappelijk draagvlak voor het milieubeleid te winnen in en via de sport. De mogelijkheden om hierop beleid te voeren, zullen in 1999 en volgende jaren nader worden verkend.

Speerpunt 5: Sanering van knelpunten

Sport en milieu kunnen alleen met elkaar rijmen als ook aandacht wordt geschonken aan in het oog springende controverses tussen beide onderwerpen. Door het opzetten van een systeem van monitoring (in 1999) kunnen knelpunten uit de praktijk in 2000 e.v. worden geïnventariseerd en gewogen. Situaties waarin spanning tussen sport en milieu blijft optreden, zullen nader worden beschouwd op hun mogelijkheden om de situatie te beheersen, kanaliseren en/of saneren.

Speerpunt 6: Versterking van de sector

De uitvoering van het sport- en milieubeleid is grotendeels afhankelijk van de partners op het uitvoerende niveau: sportorganisaties en andere overheden.

De rijksoverheid zal de uitvoering stimuleren en de sector hiertoe ondersteunen en professionaliseren. In de nota worden voornemens beschreven betreffende kennisontwikkeling, kennisuitwisseling, deskundigheidsbevordering, de ontsluiting van bestaande financieringsregelingen en infrastructurele projecten.

Door middel van de voortschrijdende, jaarlijkse activiteitenprogramma's zult u in de periode 1999–2002 op de hoogte worden gehouden van de uitvoering van de nota «Goud voor Groen», Beleidskader Sport en Milieu.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. M. Vliegenthart

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven