25 122
Regeling voor de totstandkoming van een gemeentelijk werkfonds voor voorzieningen ter bevordering van de toetreding tot het arbeidsproces van langdurig werklozen en jongeren (Wet inschakeling werkzoekenden)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot regeling voor de totstandkoming van een gemeentelijk werkfonds voor voorzieningen ter bevordering van de toetreding tot het arbeidsproces van langdurig werklozen en jongeren (Wet inschakeling werkzoekenden).

De memorie van toelichting (en bijlagen), die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

28 november 1996

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat personen, die reeds langdurig werkloos zijn en daarbij meestal aangewezen zijn op een uitkering gestimuleerd worden aan activiteiten deel te nemen, waardoor toetreding tot het arbeidsproces wordt bevorderd en sociale uitsluiting wordt voorkomen, dat op gemeentelijk niveau de zorg daarvoor vorm kan krijgen via een gemeentelijk werkfonds, waardoor het aanbieden van werk en het traject van de toeleiding daartoe kan worden gecombineerd en dat jongeren bijzondere aandacht en begeleiding verdienen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

b. Arbeidsvoorzieningsorganisatie: de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, bedoeld in de Arbeidsvoorzieningswet 1996;

c. uitvoeringsinstantie: de rechtspersoon, die krachtens de Organisatiewet sociale verzekeringen is belast met de uitvoering van de sociale verzekeringswetten;

d. uitkeringsgerechtigde: de persoon, die een uitkering ontvangt op grond van de Algemene bijstandswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Werkloosheidswet, de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Toeslagenwet, de Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria of op grond van een regeling, die met deze wetten naar aard en strekking overeenstemt;

e. langdurig werkloze: de persoon die langer dan 12 maanden zonder onderbreking als werkloos werkzoekende staat ingeschreven bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie;

f. jongere: de persoon, jonger dan 23 jaar, die recht heeft op een uitkering op grond van de Algemene bijstandswet of op een andere vergelijkbare inkomensvoorziening, dan wel als werkloos werkzoekende staat ingeschreven bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie;

g. dienstbetrekking: een dienstbetrekking met de gemeente als bedoeld in artikel 4;

h. werknemer: degene die een dienstbetrekking heeft;

i. onderneming: de onderneming, bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet op de ondernemingsraden;

j. de in de onderneming werkzame personen: degenen, die daaronder in artikel 1, tweede en derde lid, van de Wet op de ondernemingsraden worden verstaan;

k. Dienst indicatie sociale werkvoorziening: de dienst, bedoeld in artikel 11 van de Wet sociale werkvoorziening.

2. In afwijking van het eerste lid, onderdelen e en f, wordt niet als langdurig werkloze of jongere aangemerkt de persoon die onderwijs of een beroepsopleiding volgt als bedoeld in hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering of in hoofdstuk III van de Wet tegemoetkoming studiekosten.

3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor de gelijkstelling van personen met langdurig werklozen en voor de vaststelling van de periode van inschrijving als werkloos werkzoekende.

HOOFDSTUK 2. DE VOORZIENINGEN

§1. Algemene bepalingen voor de voorzieningen

Artikel 2. Algemene gemeentelijke zorgplicht

De gemeente draagt zorg voor voorzieningen voor in de gemeente woonachtige langdurig werklozen, uitkeringsgerechtigden en jongeren, die sociale activering en een zelfstandige bestaansvoorziening bevorderen en die kunnen leiden tot inschakeling in het arbeidsproces.

Artikel 3. Sociale activering, kinderopvang, scholing en andere stimuleringsactiviteiten

1. De gemeente kan ter uitvoering van artikel 2 aan of ten behoeve van de persoon bedoeld in dat artikel, een subsidie verstrekken dan wel dienstverlening inkopen, waardoor deze persoon:

a. in staat wordt gesteld deel te nemen aan activiteiten die bijdragen tot sociale activering, inschakeling in de arbeid en scholing; of

b. gestimuleerd wordt in aansluiting op een dienstbetrekking of in plaats van een recht op uitkering een overeenkomst tot het verrichten van arbeid te sluiten.

2. Het gemeentebestuur stelt voor het verstrekken van subsidie aan de persoon, bedoeld in het eerste lid, bij verordening regels vast.

3. De gemeente kan ten behoeve van personen als bedoeld in artikel 2, voor zover deze alleenstaande ouder zijn, kinderopvang realiseren.

4. Onder kinderopvang wordt verstaan: het in georganiseerd verband tegen vergoeding verzorgen en opvoeden van kinderen in de leeftijd van 0 tot en met de leeftijd van einde basisschool, door anderen dan de eigen ouder, pleeg- of stiefouder op uren dat deze ouder zelf hiervoor niet beschikbaar is wegens het deelnemen aan activiteiten en werkzaamheden als bedoeld in dit hoofdstuk.

5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld voor de voorzieningen op grond van dit artikel met betrekking tot:

a. de relatie tot het recht op een uitkering;

b. de verhouding tot andere vergelijkbare voorzieningen;

c. de voorwaarden waaronder deze worden verstrekt;

d. beperking van de doelgroep.

Artikel 4. De dienstbetrekking

1. De gemeente kan ter uitvoering van artikel 2 aan langdurig werklozen en jongeren een dienstbetrekking aanbieden krachtens arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 1637a van Boek 7a van het Burgerlijk Wetboek. Op deze arbeidsovereenkomst zijn de bepalingen van Titel 7A van Boek 7a van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.

2. De gemeente stelt de werknemer voor het verrichten van arbeid ter beschikking aan een onderneming. De terbeschikkingstelling wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst, waarin in ieder geval de aard en duur van de door de werknemer te verrichten werkzaamheden, de plaats waar de werkzaamheden worden verricht en de begeleiding van de werknemer worden geregeld.

3. Ter uitvoering van artikel 2 voorziet de gemeente mede in activiteiten die voorbereiden tot de dienstbetrekking en bijdragen aan het vergroten van de gewenste kwalificaties voor die dienstbetrekking.

4. De werknemer kan in het kader van de dienstbetrekking in plaats van arbeid te verrichten deelnemen aan scholing die bijdraagt aan het vergroten van de kans op arbeid anders dan op grond van deze wet, voor zover in de dienstbetrekking ten minste 19 uur per week arbeid wordt verricht.

5. Bij ministeriële regeling wordt in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen bepaald onder welke voorwaarden de werknemer bij een werkgever de beroepspraktijkvorming van de beroepsbegeleidende leerweg op grond van de Wet educatie en beroepsonderwijs kan volgen in combinatie met de dienstbetrekking.

6. Indien het aan de werknemer is te wijten, dat de aangeboden werkzaamheden niet worden verricht, is de gemeente geheel of gedeeltelijk geen loon verschuldigd.

7. Onverminderd de bepalingen van Titel 7A van Boek 7a van het Burgerlijk Wetboek, wordt de dienstbetrekking opgezegd, indien de werknemer:

a. een aanbod tot passende arbeid in een arbeidsverhouding anders dan een dienstbetrekking heeft geweigerd te aanvaarden;

b. onderwijs of een beroepsopleiding gaat volgen, als bedoeld in hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering of in hoofdstuk III van de Wet tegemoetkoming studiekosten.

Artikel 5. Subsidie aan een werkgever

1. De gemeente kan ter uitvoering van artikel 2 een subsidie verstrekken aan een werkgever die met een persoon als bedoeld in dat artikel een arbeidsovereenkomst sluit om die persoon in de gelegenheid te stellen werkervaring op te doen.

2. De gemeente schakelt de Arbeidvoorzieningsorganisatie of derden in bij het bemiddelen naar arbeidsovereenkomsten als bedoeld in het eerste lid.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld voor de hoogte van het subsidiebedrag en de duur van en de voorwaarden voor de subsidieverstrekking.

Artikel 6. Tegengaan verdringing en concurrentieverstoring

1. De gemeente stelt de werknemer slechts ter beschikking om arbeid te verrichten, indien:

a. blijkens een schriftelijke verklaring van de inlener het aantal werknemers, dat een dienstbetrekking heeft als bedoeld in artikel 4, werkzaam in de onderneming van de inlener niet meer bedraagt dan een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen percentage van het totaal aantal in die onderneming werkzame personen, met dien verstande dat in de onderneming in ieder geval één werknemer is toegelaten;

b. bij de onderneming van de inlener in de periode van zes maanden voorafgaand aan de datum van de aanvang van de terbeschikkingstelling niet één of meer overeenkomsten of aanstellingen tot het verrichten van vergelijkbare arbeid zijn beëindigd op grond van bedrijfseconomische redenen, voor zover nodig na verkregen toestemming van de Regionaal Directeur voor de Arbeidsvoorziening, dan wel een aanvraag voor een ontslagvergunning om bedrijfs-economische redenen in behandeling is;

c. in de onderneming van de inlener tussen de ondernemer en de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging, bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden, of met een bij of krachtens andere wetten geregelde personeelsvertegenwoordiging is overeengekomen, dat werknemers als bedoeld in deze wet worden ingeleend.

2. De gemeente bedingt voor de door de werknemer te verrichten arbeid een zodanige vergoeding, dat de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed.

3. Voor ten gevolge van de arbeid van de werknemer of van de persoon, bedoeld in artikel 5, geleverde goederen en diensten worden vergoedingen bedongen, die de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord beïnvloeden.

Artikel 7. Samenwerking met de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en uitvoeringsinstanties

1. De gemeente werkt samen met de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en de uitvoeringsinstanties om de voorzieningen, bedoeld in deze wet, af te stemmen op de reïntegratiemaatregelen en taken die op grond van wetten worden uitgevoerd door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en de uitvoeringsinstanties.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld voor de uitvoering van het eerste lid.

Artikel 8. Aanwijzing rechtspersoon voor uitvoering

Het gemeentebestuur kan een rechtspersoon aanwijzen ten behoeve van de uitvoering van deze wet. Het gemeentebestuur regelt in het aanwijzingsbesluit de inhoud van de rechtsbetrekking tussen de gemeente en de betrokken rechtspersoon.

§ 2. Voorzieningen voor jongeren

Artikel 9. Sluitende benadering leidend tot dienstbetrekking

1. De gemeente en de Arbeidsvoorzieningsorganisatie stellen voor iedere jongere, van wie een aanvraag voor een door de gemeente te verstrekken uitkering in behandeling is genomen of die is ingeschreven als werkloos werkzoekende, gezamenlijk een traject vast gericht op de inschakeling in het arbeidsproces.

2. De gemeente biedt ter uitvoering van het eerste lid uiterlijk binnen een jaar na de datum van ingang van de uitkering of na de datum van inschrijving als werkloos werkzoekende een dienstbetrekking aan, tenzij andere voorzieningen gericht op het vergroten van de mogelijkheden tot inschakeling in het arbeidsproces meer aangewezen zijn en deze andere voorzieningen ten minste 19 uur per week in beslag nemen.

3. De periode van een jaar, bedoeld in het tweede lid, wordt vastgesteld overeenkomstig de periode van inschrijving als werkloos werkzoekende, bedoeld in artikel 1.

4. Het tweede lid is niet van toepassing, indien de jongere arbeid verricht, anders dan in een dienstbetrekking, met een arbeidsduur van ten minste 19 uur per week.

Artikel 10. Jongere geïndiceerd voor de sociale werkvoorziening

1. Artikel 9 is niet van toepassing, indien de jongere op grond van de Wet sociale werkvoorziening is geïndiceerd voor het verrichten van arbeid onder aangepaste omstandigheden.

2. In dat geval biedt de gemeente een dienstbetrekking aan, waarbij arbeid wordt verricht onder aangepaste omstandigheden als bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening. Artikel 6, eerste lid, is dan niet van toepassing.

Artikel 11. Bijzondere bepaling voor opzegging dienstbetrekking met jongere

Onverminderd de bepalingen van Titel 7A van Boek 7a van het Burgerlijk Wetboek, en artikel 4, zevende lid, wordt de dienstbetrekking, bedoeld in de artikelen 9 en 10, tweede lid, opgezegd, indien de jongere:

a. de leeftijd van 23 jaar bereikt;

b. weigert deel te nemen aan de op grond van artikel 9 vastgestelde activiteiten.

§ 3. Voorzieningen voor langdurig werklozen

Artikel 12. Taak Arbeidsvoorzieningsorganisatie bij selectie langdurig werklozen

1. Langdurig werklozen, die 23 jaar of ouder zijn, komen slechts in aanmerking voor de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 4 en 5, indien de Arbeidsvoorzieningsorganisatie schriftelijk heeft verklaard dat de afstand tot de arbeidsmarkt zodanig is, dat

a. voor toeleiding naar de arbeidsmarkt intensieve arbeidsinpassingstrajecten noodzakelijk zijn en dat de voorzieningen op grond van deze wet daarvoor het meest in aanmerking komen; of

b. deze onoverbrugbaar is gelet op de situatie op de arbeidsmarkt en van betrokkene, en dat slechts de voorzieningen op grond van deze wet aangewezen zijn.

2. De werknemer, bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening, die op grond van een herindicatiebeschikking van de directeur van de Dienst indicatie sociale werkvoorziening niet langer tot de doelgroep voor die wet behoort, kan zonder de verklaring van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, bedoeld in het eerste lid, in aanmerking komen voor de voorzieningen, bedoeld in dat lid.

3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de taak van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 13. Bijzondere bepalingen voor dienstbetrekking met langdurig werklozen

1. De dienstbetrekking met de langdurig werkloze van 23 jaar of ouder wordt aangegaan voor de duur van twee jaar.

2. Na afloop van de dienstbetrekking, bedoeld in het eerste lid, kan de gemeente een nieuwe dienstbetrekking aangaan, nadat de Arbeidsvoorzieningsorganisatie heeft verklaard dat artikel 12, eerste lid, voor de werknemer van toepassing is.

HOOFDSTUK 3. SUBSIDIE AAN DE GEMEENTE

Artikel 14. Subsidieverstrekking en hoogte subsidie

1. Het Rijk verstrekt aan de gemeente overeenkomstig dit hoofdstuk een subsidie voor de uitvoering van hoofdstuk 2.

2. De hoogte van de subsidie wordt bepaald door:

a. het basisbedrag per persoon die in aanmerking komt voor de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 4 en 5;

b. een vast bedrag voor te realiseren dienstbetrekkingen voor aanvullende financiering, rekening houdend met de afstand tot de arbeidsmarkt, uitvoeringskosten, loonontwikkelingen en loonkosten;

c. een vast bedrag voor de voorzieningen, bedoeld in artikel 3, en de activiteiten ten behoeve van de inschakeling in het arbeidsproces.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de opbouw van het subsidiebedrag en de besteding van onderdelen van de subsidie.

Artikel 15. Vereisten subsidieverstrekking

1. De dienstbetrekkingen die voor subsidie in aanmerking komen, voldoen aan de vereisten, dat:

a. de arbeidsduur van de dienstbetrekking 32 uur per week bedraagt, tenzij op grond van bij de werknemer gelegen factoren een langere of kortere arbeidsduur dan 32 uur gerechtvaardigd is;

b. bij de toepassing van de artikelen 9 en 13, eerste lid, aan de werknemer, met uitzondering van die bedoeld in artikel 12, tweede lid, niet meer loon wordt betaald dan het bedrag dat gezien de leeftijd van de werknemer en de overeengekomen arbeidsduur, in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, voor hem als minimumloon geldt, tenzij daarvan op grond van bij ministeriële regeling te bepalen omstandigheden kan worden afgeweken.

2. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor het loon dat bij de toepassing van artikel 13, tweede lid, aan de werknemer wordt betaald om de dienstbetrekking voor subsidie in aanmerking te laten komen.

3. Niet voor subsidie komt in aanmerking de dienstbetrekking waarin in een aaneengesloten periode van drie maanden of langer geen arbeid wordt verricht, omdat geen werkzaamheden beschikbaar zijn gesteld, tenzij de gemeente kan aantonen, dat de werknemer door ziekte of arbeidsongeschiktheid in die periode verhinderd was arbeid te verrichten en in verband daarmee een reïntegratieplan is opgesteld voor herïntreding van de werknemer in het arbeidsproces.

Artikel 16. Verlening basisbedragen

1. Onze Minister verleent de gemeente per kalenderkwartaal de basisbedragen, bedoeld in artikel 14, tweede lid, onderdeel a, aan de hand van een opgave van de gemeente.

2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de verlening van basisbedragen, de wijze en het tijdstip van declareren, alsmede voor de door het gemeentebestuur te verstrekken gegevens.

Artikel 17. Verlening vast subsidiebedrag

1. Onze Minister verleent vóór 1 oktober van ieder jaar de subsidie, bedoeld in artikel 14, tweede lid, onderdelen b en c, waarop de gemeente het daarop volgende jaar recht heeft.

2. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de criteria op basis waarvan de totale subsidie over de gemeenten wordt verdeeld en voor de wijze, waarop rekening wordt gehouden met de vastgestelde subsidie over het voorafgaande jaar.

Artikel 18. Vaststelling subsidie

1. Na afloop van het jaar stelt Onze Minister de subsidie vast, mede op basis van het aantal gerealiseerde dienstbetrekkingen en arbeidsovereenkomsten als bedoeld in artikel 5.

2. De vastgestelde subsidie kan van de verleende subsidie afwijken, voor zover:

a. de dienstbetrekkingen niet voldoen aan de vereisten van artikel 15, eerste en tweede lid;

b. artikel 15, derde lid, van toepassing is;

c. het gemeentebestuur niet heeft voldaan aan de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen;

d. de besteding van de subsidie anderszins heeft plaatsgevonden in strijd met deze wet.

3. Verlies van het ingezetenschap in de gemeente heeft geen invloed op de toepassing van het eerste lid, zolang de dienstbetrekking voortduurt.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld voor de subsidievaststelling en de gevolgen daarvan voor de subsidieverlening voor de komende jaren.

HOOFDSTUK 4. UITVOERING, TOEZICHT EN INFORMATIE

Artikel 19. Administratie ten behoeve van de uitvoering

1. Het gemeentebestuur voert ten behoeve van een getrouwe weergave van de uitvoering van deze wet en een effectief uitvoeringsproces een zodanige administratie, dat een juiste, volledige en tijdige vastlegging zijn gewaarborgd van de besluiten inzake de uitvoering van hoofdstuk 2 en van de hierop betrekking hebbende bescheiden.

2. De administratie van de gemeente wordt zodanig ingericht en gevoerd dat alle van belang zijnde vastleggingen en bewijsstukken ten behoeve van het besluitvormings-, uitvoerings-, controle- en verantwoordingsproces zichtbaar en controleerbaar zijn vastgelegd, de samenhang tussen de vastleggingen en bescheiden daaruit blijkt en de specificatie per persoon, voor zover nodig voor de vaststelling van de subsidie, kan worden vastgesteld.

Artikel 20. Toezicht

1. Onze Minister is belast met het toezicht op de uitvoering van deze wet door de gemeente.

2. Onze Minister kan een gemeentebestuur aanwijzingen geven met betrekking tot de uitvoering van deze wet door dat gemeentebestuur. Hij treedt daarbij niet in individuele gevallen.

3. Het gemeentebestuur en de krachtens artikel 8 aangewezen rechtspersoon verlenen Onze Minister inzage in de administratie, voor zover Onze Minister dit noodzakelijk acht voor de uitvoering van zijn taak.

Artikel 21. Informatieverplichtingen

1. Het gemeentebestuur en de krachtens artikel 8 aangewezen rechtspersoon verstrekken desgevraagd aan Onze Minister kosteloos alle inlichtingen, die hij nodig heeft voor de informatievoorziening, de beleidsvorming, de uitoefening van het toezicht of het vaststellen van de subsidie, waaronder de verklaring van de accountant, bedoeld in artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet.

2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de inhoud, de wijze van verstrekken en het tijdstip van het verstrekken van de inlichtingen, voor de in het eerste lid bedoelde verklaring en het onderzoek dat resulteert in deze verklaring.

Artikel 22. Gegevensverwerking

1. Andere gemeentebesturen, de krachtens artikel 8 aangewezen rechtspersonen, de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en de uitvoeringsinstanties zijn bevoegd uit eigen beweging en verplicht op verzoek, kosteloos, aan het gemeentebestuur en de krachtens artikel 8 aangewezen rechtspersoon alle gegevens en inlichtingen te verstrekken, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet.

2. Het gemeentebestuur en de krachtens artikel 8 aangewezen rechtspersoon zijn bevoegd uit eigen beweging en verplicht op verzoek uit de administratie, aangelegd voor de uitvoering van deze wet, aan bestuursorganen kosteloos de gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de bij of krachtens wet aan deze bestuursorganen opgedragen taken.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor de toepassing van het eerste en tweede lid nadere regels worden gesteld.

4. Een ieder verstrekt desgevraagd aan het gemeentebestuur en de krachtens artikel 8 aangewezen rechtspersoon kosteloos alle gegevens en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet ten opzichte van hemzelf, hem in wiens dienst dan wel ten behoeve van wie hij werkt of gewerkt heeft of hem die in zijn dienst dan wel te zijnen behoeve werkt of gewerkt heeft.

5. Het gemeentebestuur en de krachtens artikel 8 aangewezen rechtspersoon kunnen het sociaal-fiscaal nummer, bedoeld in artikel 47b, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, opnemen in een persoonsregistratie aangelegd voor de uitvoering van deze wet en daarvan gebruik maken, indien dat nodig is voor de uitvoering van deze wet of voor de uitvoering van andere wetten, waarbij gebruik wordt gemaakt van dat sociaal-fiscaal nummer.

HOOFDSTUK 5. OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 23. Overgang uit Jeugdwerkgarantiewet

1. De dienstbetrekking met de jongere, die op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet, bestaat krachtens hoofdstuk V van de Jeugdwerkgarantiewet, zoals die luidde tot die datum, en die na die datum voortbestaat, wordt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet aangemerkt als de dienstbetrekking, bedoeld in artikel 9 van deze wet, met een wekelijkse arbeidsduur, gelijk aan die welke krachtens die Jeugdwerkgarantiewet was overeengekomen, met dien verstande dat:

a. in afwijking van artikel 11, de dienstbetrekking van de jongere, die op de datum van inwerkingtreding van deze wet 21 jaar of ouder is, eindigt twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet;

b. deze dienstbetrekking niet in aanmerking wordt genomen bij de toepassing van artikel 6, eerste lid, onderdeel a.

2. Indien de jongere in het kader van de dienstbetrekking op grond van de Jeugdwerkgarantiewet, zoals die luidde tot de datum van inwerkingtreding van deze wet, scholing volgt, worden, in afwijking van artikel 4, vierde lid, alle scholingsuren voor de duur van de scholing beschouwd als arbeidsuren.

3. De voorbereidingsovereenkomsten met de jongere, die op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet bestaan krachtens hoofdstuk Va van de Jeugdwerkgarantiewet, zoals die luidde tot die datum, eindigen met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet, met dien verstande dat de jongere die op de datum van inwerkingtreding van deze wet jonger is dan 18 jaar, tot aan de dag, dat hij de leeftijd van 18 jaar bereikt, een vergoeding ontvangt als bedoeld in artikel 16d van de Jeugdwerkgarantiewet, zoals dat artikel luidde tot de datum van inwerkingtreding van deze wet.

4. Voor de jongere van 21 jaar of ouder, die op de datum van inwerkingtreding van deze wet als werkloos werkzoekende staat ingeschreven bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en die geen dienstbetrekking heeft krachtens hoofdstuk V van de Jeugdwerkgarantiewet, zoals die luidde tot die datum, dan wel met wie geen voorbereidingsovereenkomst is aangegaan krachtens hoofdstuk Va van die Jeugdwerkgarantiewet, is artikel 9 niet van toepassing.

Artikel 24. Overgang uit banenpool

1. De arbeidsovereenkomst met de banenpool, bedoeld in de Rijksbijdrageregeling banenpools, zoals deze regeling luidde tot de datum van inwerkingtreding van deze wet, die op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet bestaat en na die datum voortbestaat, wordt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet aangemerkt als dienstbetrekking op grond van deze wet met een wekelijkse arbeidsduur, die gelijk is aan die met de banenpool was overeengekomen, met dien verstande, dat

a. artikel 13 niet van toepassing is;

b. gedurende de eerste twee jaar van de dienstbetrekking, gerekend vanaf de datum van aanvang van de arbeidsovereenkomst met de banenpool artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van toepassing is en bij een dienstbetrekking met een duur van meer dan twee jaar, gerekend vanaf de datum van aanvang van de arbeidsovereenkomst met de banenpool, artikel 15, tweede lid, van toepassing is;

c. deze dienstbetrekking niet in aanmerking wordt genomen bij de toepassing van artikel 6, eerste lid, onderdeel a.

2. Indien de werknemer in het kader van de arbeidsovereenkomst met de banenpool, bedoeld in het eerste lid, scholing volgt, worden alle scholingsuren, in afwijking van artikel 4, vierde lid, voor de duur van de scholing beschouwd als arbeidsuren.

Artikel 25. Toepassing recht van voor datum van inwerkingtreding

Het recht, zoals dat voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet gold, blijft van toepassing:

a. voor de vergoedingen van het Rijk aan de gemeenten over tijdvakken voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet op grond van de Jeugdwerkgarantiewet, zoals die luidde tot de datum van inwerkingtreding van deze wet, de Rijksbijdrageregeling banenpools en andere regelingen betreffende subsidies aan gemeenten, zoals deze regelingen luidden tot de datum van inwerkingtreding van deze wet en die zijn ingetrokken in verband met de inwerkingtreding van deze wet;

b. ten aanzien van de mogelijkheid om bezwaar te maken of beroep in te stellen tegen een besluit, dat is genomen op grond van de bij onderdeel a genoemde wet of regelingen;

c. voor de behandeling van het bezwaar en beroep, dat voor de datum van de inwerkingtreding van deze wet is gemaakt respectievelijk ingesteld tegen een besluit dat is genomen op grond van de bij onderdeel a genoemde wet of regelingen.

HOOFDSTUK 6. WIJZIGING IN ANDERE WETTEN

Artikel 26. Wijziging Algemene bijstandswet

De Algemene bijstandswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 14, vierde lid, vervalt, onder vernummering van het vijfde lid tot vierde lid.

B

De tweede volzin van artikel 36, tweede lid, vervalt.

C

Artikel 111, derde lid, vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.

D

In artikel 113, eerste lid, worden de onderdelen e, f, en g vervangen door twee onderdelen, luidende:

e. mee te werken aan een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing of opleiding en aan een scholing of opleiding, die noodzakelijk wordt geacht;

f. beschikbaar te zijn voor de voorzieningen van de Wet inschakeling werkzoekenden, mee te werken aan het verkrijgen van die voorzieningen, daarvan gebruik te maken en daartoe op een aangegeven tijd en plaats te verschijnen.

E

Indien het bij koninklijke boodschap van 13 juni 1996 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene bijstandswet in verband met de preventie en bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (Kamerstukken 24 772) tot wet is verheven en in werking is getreden, vervalt artikel 115a.

Artikel 27. Wijziging IOAW

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 20, derde lid, vervalt, onder vernummering van het vierde tot en met zevende lid tot derde tot en met zesde lid.

B

In artikel 35, eerste lid, worden de onderdelen e, f, en g vervangen door twee onderdelen, luidende:

e. mee te werken aan een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing of opleiding en aan een scholing of opleiding, die noodzakelijk wordt geacht;

f. beschikbaar te zijn voor de voorzieningen van de Wet inschakeling werkzoekenden, mee te werken aan het verkrijgen van die voorzieningen, daarvan gebruik te maken en daartoe op een aangegeven tijd en plaats te verschijnen.

Artikel 28. Wijziging IOAZ

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 20, vierde lid, vervalt, onder vernummering van het vijfde tot en met zevende lid tot vierde tot en met zesde lid.

B

In artikel 35, eerste lid, worden de onderdelen e, f, en g vervangen door twee onderdelen, luidende:

e. mee te werken aan een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing of opleiding en aan een scholing of opleiding, die noodzakelijk wordt geacht;

f. beschikbaar te zijn voor de voorzieningen van de Wet inschakeling werkzoekenden, mee te werken aan het verkrijgen van die voorzieningen, daarvan gebruik te maken en daartoe op een aangegeven tijd en plaats te verschijnen.

Artikel 29. Wijziging Werkloosheidswet

De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd.

A

Artikel 19a vervalt.

B

Artikel 26, eerste lid, onderdeel f, wordt vervangen door:

f. mee te werken aan een scholing of opleiding die noodzakelijk wordt geacht voor zijn inschakeling in de arbeid dan wel aan andere aangewezen activiteiten die daarvoor bevordelijk zijn, beschikbaar te zijn voor de voorzieningen van de Wet inschakeling werkzoekenden en mee te werken aan het verkrijgen van die voorzieningen.

C

Artikel 73 komt te luiden:

Artikel 73

1. De bedrijfsvereniging heeft mede tot taak de werknemers die recht op uitkering hebben op grond van hoofdstuk IIa of IIb in aanmerking te laten komen voor de voorzieningen op grond van de Wet inschakeling werkzoekenden.

2. De bedrijfsvereniging en de Arbeidsvoorzieningsorganisatie stellen voor iedere werknemer, jonger dan 23 jaar, die recht op uitkering heeft op grond van hoofdstuk IIa of IIb, gezamenlijk een traject vast gericht op de inschakeling in het arbeidsproces.

D

Na artikel 93a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 93b

1. Het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming stelt jaarlijks ten laste van het Algemeen Werkloosheidsfonds een bedrag aan de bedrijfsverenigingen ter beschikking voor vergoedingen aan de gemeenten voor de voorzieningen op grond van de Wet inschakeling werkzoekenden, waarvoor werknemers, woonachtig in die gemeenten die recht op uitkering hebben op grond van hoofdstuk IIa of IIb in aanmerking zijn gekomen.

2. De verdeling over de bedrijfsverenigingen vindt plaats aan de hand van overeenkomsten die de bedrijfsverenigingen ter uitvoering van artikel 73, eerste lid, met gemeentebesturen hebben gesloten over het aanbod van voorzieningen op grond van de Wet inschakeling werkzoekenden.

3. Het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming stelt regels met betrekking tot de hoogte van de vergoedingen aan de gemeenten en de verantwoording en verslaglegging van de bestedingen door de bedrijfsverenigingen. Deze regels behoeven de goedkeuring van Onze Minister.

Artikel 30. Wijziging Algemene Kinderbijslagwet

Artikel 7 van de Algemene Kinderbijslagwet wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zesde lid vervalt, onder vernummering van het zevende lid tot zesde lid.

2. Het achtste lid wordt vernummerd tot zevende lid en komt te luiden:

7. Het kind, bedoeld in onderdeel c, wordt niet als werkloos aangemerkt, indien het een vergoeding ontvangt op grond van artikel 23, derde lid, van de Wet inschakeling werkzoekenden.

3. Onder vernummering van het negende en tiende lid tot achtste en negende lid, komt het negende lid te luiden:

9. Een in het tweede lid, onderdeel c, bedoeld kind wordt voor het recht op kinderbijslag meegerekend zolang het werkloos is.

4. Het elfde en het twaalfde lid worden vernummerd tot tiende en elfde lid.

Artikel 31. Wijziging Beroepswet

In de bijlage bij de Beroepswet, onderdeel C, komt onderdeel 27 te luiden:

27. Wet inschakeling werkzoekenden.

Artikel 32. Wijziging Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag

Aan artikel 2, derde lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt onder vervanging van de punt door een komma de zinsnede toegevoegd: en de Wet inschakeling werkzoekenden.

Artikel 33. Wijziging Wet op de loonvorming

Aan artikel 2, derde lid, van de Wet op de loonvorming wordt onder vervanging van de punt door een komma de zinsnede toegevoegd: en de Wet inschakeling werkzoekenden.

Artikel 34. Wijziging Ambtenarenwet

Aan artikel 134, derde lid, van de Ambtenarenwet wordt onder vervanging van de punt door een komma de zinsnede toegevoegd: en de Wet inschakeling werkzoekenden.

Artikel 35. Wijziging Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen

Artikel 35 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede en derde lid worden vervangen door een nieuw lid, luidende:

2. De vermindering langdurig werklozen is voor de werknemer, die op de datum van inwerkingtreding van de Wet inschakeling werkzoekenden een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 4 van die wet heeft, gedurende ten hoogste 48 maanden gerekend vanaf de datum van inwerkingtreding van die wet van toepassing.

2. Het vierde lid wordt vernummerd tot het derde lid.

Artikel 36. Wijziging verwijzing naar Burgerlijk Wetboek

Indien de Vaststellingswet titel 7.10 Burgerlijk Wetboek (Arbeidsovereenkomst) in werking is getreden, wordt in artikel 4, eerste lid, de zinsnede «artikel 1637a van Boek 7a» vervangen door: artikel 610, eerste lid, van Boek 7, en wordt in artikel 4, eerste en zevende lid, en in artikel 11 de zinsnede «Titel 7A van Boek 7a» telkens vervangen door: titel 10 van Boek 7.

HOOFDSTUK 7. SLOTBEPALINGEN

Artikel 37. Evaluatie

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel 38. Intrekking Jeugdwerkgarantiewet, banenpoolregeling en aanverwante regelingen

De Jeugdwerkgarantiewet, de Rijksbijdrageregeling banenpools en de tijdelijke subsidieregeling bevordering uitstroom banenpools en Jeugdwerkgarantiewet worden ingetrokken.

Artikel 39. Tijdstip inwerkingtreding

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 40. Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet inschakeling werkzoekenden.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Naar boven