25 118
Voorstel van de Commissie voor de Werkwijze der Kamer tot wijziging van het Reglement van Orde

nr. 2
VOORSTEL

Het Reglement van Orde wordt als volgt gewijzigd.

A

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, eerste volzin, wordt «Zolang geen Voorzitter is benoemd» vervangen door: Zolang in de eerste vergadering van een nieuwe zitting geen Voorzitter is benoemd.

2. Toegevoegd wordt een nieuw derde lid, luidende:

3. Zolang bij het tussentijds openvallen van het voorzitterschap geen Voorzitter is benoemd, treedt een ondervoorzitter als tijdelijk Voorzitter op, waarbij de rangorde in het Presidium in acht wordt genomen. Bij ontstentenis van een ondervoorzitter treedt als tijdelijk Voorzitter op de laatst afgetreden oud-Voorzitter waarbij de laatstafgetredene voorrang heeft. Bij ontstentenis van een oud-Voorzitter treedt als tijdelijk Voorzitter op de laatst afgetreden oud-ondervoorzitter; bij aanwezigheid van twee of meer gelijktijdig afgetreden oud-ondervoorzitters wordt hun rangorde in het Presidium, waarin zij gelijktijdig zitting hadden, in acht genomen. Bij ontstentenis van een oud-ondervoorzitter treedt het lid dat het langst in de Kamer zitting heeft als tijdelijk Voorzitter op; bij gelijke zittingsduur gaat het oudste lid in leeftijd voor.

B

Aan artikel 17 wordt een nieuw derde lid toegevoegd, luidende:

3. De Kamer kan ook andere commissies belasten met de behandeling van dergelijke onderwerpen.

C

Na artikel 44 wordt een nieuw artikel 44a ingevoegd, luidende:

Artikel 44a. Plenaire behandeling na nota-overleg waarvan een beknopt verslag is gemaakt en na algemeen overleg (tweeminutendebat)

1. De beraadslaging over een verslag van een nota-overleg waarvan een beknopt verslag is gemaakt of over een verslag van een algemeen overleg wordt alleen geopend indien een lid naar aanleiding van dat overleg een motie wenst in te dienen.

2. In afwijking van artikel 63, eerste lid, voert elk lid slechts eenmaal het woord.

3. In afwijking van artikel 64, tweede lid, stelt de Kamer een gelijke maximumspreektijd per fractie vast.

D

Na hoofdstuk XI wordt een nieuw hoofdstuk XIa ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK XIA. VRAGEN VAN INLICHTINGEN AAN KABINETS(IN)FORMATEUR(S)

Artikel 139a. Vragen van inlichtingen aan kabinets(in)formateur(s)

De Kamer kan besluiten een formateur of informateur dan wel formateurs of informateurs uit te nodigen om over het verloop van de kabinetsformatie of -informatie inlichtingen te verschaffen. Zij kan een formateur of informateur dan wel formateurs of informateurs 30 dagen na het ontvangen van een formatie- of informatieopdracht en na afloop van een formatie- of informatieopdracht uitnodigen te dien einde in de vergadering tegenwoordig te zijn.

Toelichting

A

Recent is gebleken dat het Reglement niet op een sluitende wijze voorziet in het tijdelijk voorzitterschap als tijdens een zittingsperiode een voorzittersvacature ontstaat. De voorgestelde wijziging bepaalt dat in zo'n geval een ondervoorzitter eerstaangewezene is het tijdelijk voorzitterschap te bekleden totdat in de vacature is voorzien.

B

Sinds de laatste herziening van het Reglement van Orde heeft de Kamer, ten vervolge op het rapport «Over decentralisatie is nog nooit een vers geschreven» (stuk 21 427, nrs. 42 en 43) van de commissie-Franssen, de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken belast met het begeleiden van de decentralisatieprocessen die zich op diverse beleidsterreinen afspelen en met enkele andere «horizontale» onderwerpen zoals het minderhedenbeleid en het beleid rond verzelfstandigingen. Dit is een voorbeeld van het verschijnsel dat vaste commissies naast hun eerste taak, ook taken kunnen krijgen als waren zij een algemene (= «horizontale») commissie, die immers volgens artikel 17, eerste lid, kan worden ingesteld «voor onderwerpen die vrijwel alle ministeries aangaan». De Commissie voor de Werkwijze stelt voor deze mogelijkheid in het Reglement te noemen.

De voorgestelde bepaling brengt overigens op zichzelf nog geen oplossing voor het probleem dat de informatievoorziening van een coördinerende commissie, als het gaat om haar horizontale taken, niet gewaarborgd is. Bewindslieden plegen alleen hun «eigen» vaste commissies te informeren, ook als het gaat om kwesties als verzelfstandigingen of decentralisatie. Een commissie die horizontale taken krijgt toegewezen, zal zelf haar informatievoorziening moeten regelen zoals de bestaande horizontale commissies (EU-Zaken, Rijksuitgaven) dat hebben gedaan en doen. Hier ligt naar de mening van de Commissie voor de Werkwijze een taak voor de commissievoorzitters en voor het overleg tussen de griffiers.

De Commissie voor de Werkwijze adviseert de commissies op wie dit nieuwe artikellid zal worden toegepast om aparte convocaties uit te zenden voor de vergaderingen waarin ze «horizontale» kwesties behandelen. Overigens is het verstandig als commissies, ook als dit nieuwe artikellid niet wordt toegepast, bij het behandelen van onderwerpen die andere commissies mede regarderen daarvoor aparte convocaties maken, ter kennisneming gezonden aan die andere commissies.

C

De Commissie voor de Werkwijze acht het gewenst het in de parlementaire praktijk regelmatig toegepaste instrument «tweeminutendebat» een reglementaire status te geven.

Een tweeminutendebat vindt slechts plaats over een verslag van overleg waarin het de leden niet was toegestaan een motie in te dienen (verslag van een – beknopt verslagen – nota-overleg en verslag van een algemeen overleg). Er wordt gedebatteerd in één termijn. De spreektijden zijn kort (in de regel twee minuten) en voor elke fractie gelijk. Dit ligt in de rede: het debat is immers niet bedoeld om het overleg in commissie-verband plenair te herhalen, maar om dat overleg plenair af te ronden door het indienen van een motie en, desgewenst, een zeer korte toelichting te geven.

De wijze van plenaire behandeling van stenografisch verslagen nota-overleg, een type overleg waarin wél moties kunnen worden ingediend, is in artikel 44 van het Reglement van Orde geregeld.

D

Met de voorgestelde bepaling wordt de motie-Jurgens-Mateman (stuk 21 427, nr. 98), ingediend bij het debat over de vraagpunten staatsrechtelijke, bestuurlijke en staatkundige vernieuwing (op 8 december 1993), in het Reglement opgenomen. Aan deze motie is toepassing gegeven op 29 juni 1994 (Handelingen 83–5645 en volgende).

De Voorzitter,

Deetman

De Griffier,

De Beaufort

Naar boven