Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 25116 nr. 9 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 25116 nr. 9 |
Ontvangen 29 april 1997
Ik dank de leden van de verschillende fracties voor hun uitgebreide bijdrage aan het verslag bij het wetsvoorstel Boekel, Uden en Veghel. Deze leden hebben met belangstelling en soms met gemengde gevoelens kennis genomen van het wetsvoorstel en vragen mij op bepaalde onderdelen toelichting te geven op het wetsvoorstel. Bij de voorgestelde samenvoeging van Boekel, Uden en Veghel stellen sommige fracties het dilemma aan de orde dat het hier een herindeling betreft die op initiatief van de betrokken gemeenten plaatsvindt en die daarom dus steun verdient, terwijl voor twee van de betrokken gemeenten geldt dat zij met geen of weinig bestuurlijke problemen te kampen hebben en de afmeting van deze nieuwe gemeente uitgaande van de knelpuntenbenadering dan ook niet bij voorbaat voor de hand ligt. Ook het feit dat de steun voor de samenvoeging soms moeizaam tot stand is gekomen en dat de samenvoeging in de betrokken gemeenten soms op onderdelen problemen heeft opgeleverd, is door de leden van de meeste fracties aan de orde gesteld.
De voorgeschiedenis van deze samenvoeging is bijzonder. De procedure is gestart door gedeputeerde staten nadat de leden van uw Kamer bij de behandeling van het wetsvoorstel gemeentelijke herindeling in het samenwerkingsgebied Noord-Brabant Noordoost, de gemeente Boekel, anders dan in het voorstel van het kabinet, zelfstandig hadden gelaten. De discussie had zich meer gericht op de versterking van Veghel dan op de zelfstandigheid van Boekel, die niet expliciet aan de orde is geweest. Dit in antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie. De leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal hadden het gevoel dat dit toch een onbedoeld neveneffect was, waarop mijn ambtsvoorgangster meedeelde dat gedeputeerde staten reeds hadden aangekondigd de positie van Boekel nader in ogenschouw te nemen. Nadat de provincie was gestart met de overleggen met een aantal gemeenten bleek tijdens de onderhandelingen over de voorstellen dat er steun voor het idee van samenvoeging van de drie gemeenten ontstond en de drie gemeenten hebben daarover drie gelijkluidende besluiten genomen (op de formele status van deze besluiten kom ik later terug).
Voor een dergelijk besluit geldt wat voor alle raadsbesluiten geldt, namelijk dat gemeentebesturen zelf het best kunnen beoordelen in welke mate voorstellen door de burgers worden gesteund. Raadsleden worden geacht hun bevolking te representeren. Bij de beoordeling van de gevolgde procedure past mij dan ook niet de beoordeling van het draagvlak in de onderscheidende gemeenten. Voor dergelijke besluiten zijn geen gewogen meerderheden noodzakelijk. Dit in antwoord op de vraag van de leden van de D66-fractie. Het provinciale bestuur heeft het voorstel van de betrokken gemeenten inhoudelijk beoordeeld en heeft de ontwerp-regeling ongewijzigd vastgesteld. Ik heb de ontwerp-regeling getoetst aan het Beleidskader gemeentelijke herindeling en ik heb geen reden gezien om van deze ontwerp-regeling af te wijken. Ik heb via de pers kennisgenomen van de ontwikkelingen in het gebied, met name in de gemeenteraad van Uden en op verzoek van de betrokken gemeenten zal ik op korte termijn een gesprek hebben met hen. De door u gestelde vragen geven mij geen aanleiding om, anders dan een technische wijziging ten aanzien van de onderwijsbepaling, het voorstel te wijzigen. Ik zal hierna per onderwerp ingaan op de door u gestelde vragen over de inhoud van het voorstel en de gevoerde procedure.
Welke gedachten hebben bestaan ten opzichte van een eventueel samengaan van Uden en Veghel en waarom hebben die gedachten nooit tot een concreet voorstel geleid, vroegen de leden van de fractie van de PvdA zich af. Al in 1990 hebben de gemeenten Uden en Veghel zich uitgesproken voor verdere samenwerking tussen hun gemeenten, om zo te kunnen uitgroeien tot de trekker in de regio. Dit is uitgewerkt in de notitie «Uden-Veghel, samen verder». Bij de herindeling Noord-Brabant Noordoost is er eerst nog sprake geweest van een optie tot samenvoeging van Uden, Veghel, Boekel, Erp en Zeeland. Tweede optie daarbij was een functioneel samengaan waarbij de regionale taken als ruimtelijke ordening en werkgelegenheid worden uitgeoefend door de centrumgemeenten. Bij de herindeling in Noord-Brabant Noordoost is een samengaan van beide regionale centrumgemeenten uiteindelijk nog niet nodig geacht omdat men gelet op de positie van beide en het ontbreken van echte knelpunten met een samenvoeging van Erp en Veghel en een grenscorrectie bij Volkel ten gunste van Uden meende te kunnen volstaan. Inmiddels is het denken over deze functionele samenwerking drastisch gewijzigd, zowel op rijksniveau als op gemeentelijk en provinciaal niveau en hebben de genoemde gemeenten met uitzondering van Zeeland, dat inmiddels per 1-1-1994 is samengegaan met Schaijk, nu Landerd genaamd, de aanzet tot een samenvoeging gedaan. Erp maakt al sinds 1-1-1994 deel uit van Veghel.
In het verleden heeft de regering benadrukt dat de wetgever en de medewetgever een eigen verantwoordelijkheid hebben ten aanzien van voorstellen voor gemeentelijke herindeling, zo betoogden de leden van de CDA-fractie, maar zij heeft nu verzuimd een zelfstandige argumentatie ten aanzien van de voorgestelde herindeling te doen.
Zeker heb ik in het verleden herhaaldelijk op de verantwoordelijkheid van de wetgever en de medewetgever gewezen. Dat was met name het geval als ik van een voorstel van de provincie was afgeweken. Het spreekt vanzelf dat in zo'n situatie de inhoudelijke argumentatie ten aanzien van de onderdelen waarop de afwijkingen werden voorgesteld van uitermate groot belang is. In dit geval echter, ben ik het eens met de inhoud van het provinciale voorstel en ik heb het voorstel dan ook overgenomen in het wetsvoorstel zonder daarbij alle door de provincie gehanteerde argumentatie te herhalen.
Wat is nu de meerwaarde naar het oordeel van de staatssecretaris van de fusie bovenop de oplossing van het probleem van het overschieten van Boekel na de afgeronde overige herindelingen, en levert de samenvoeging eigenlijk niet een gekunstelde samenvoeging op, vroegen de leden van de fracties van D66 en van het CDA. Inderdaad ligt de meerwaarde van dit voorstel in de complementariteit van de gemeenten Uden en Veghel. Zij hebben tezamen het potentieel om voor de regio een economische trekkersfunctie te vervullen en bovendien kan een grote sterke gemeente het ruimtelijk beleid gecoördineerd vorm geven. Zo zal de nieuwe gemeente een dominante rol kunnen spelen in de onderhandelingen ten aanzien van het doortrekken van de A50 en in de ontwikkeling van de bedrijventerreinen. Ook zal van het gemeentebestuur van deze nieuwe gemeente veel creativiteit en volharding worden gevraagd om de gevolgen van de huidige crisis in de intensieve veeteelt, bijvoorbeeld voor de werkgelegenheid en het milieu, aan te pakken. Natuurlijk is daarbij ook regionale samenwerking mogelijk, zoals de leden van de fractie van het CDA opmerkten, maar het heeft mijn uitgesproken voorkeur als autonome gemeenten met voldoende bestuurskracht de problematiek op verschillende terreinen aanpakken. Dat de gemeente dertien kernen heeft is op zichzelf een niet uitzonderlijke situatie in Noord-Brabant. Een aantal gemeenten heeft reeds een specifiek meerkernenbeleid ontwikkeld. Ik ga ervan uit dat de nieuwe gemeente Uden-Veghel zich van de situatie bewust is en met deze problematiek rekening houdt; ik zie dan ook geen reden tot bezorgdheid over de bestuurbaarheid van deze gemeente.
Juist omdat er al gedurende vele jaren een beweging vanuit de gemeenten zelf was in de richting van de samenvoeging van tenminste Uden en Veghel, heeft ook het provinciebestuur ingestemd met dit initiatief vanuit de betrokken gemeenten. In eerste instantie zou voor het provinciebestuur samenvoeging van Uden-Boekel eveneens een goede optie zijn geweest, hetgeen de leden van de fractie van de SGP opperden. Maar gelet op de reeds ontwikkelde initiatieven in de richting van een samenvoeging van drie gemeenten, besloot het provinciebestuur mee te werken aan deze samenvoeging. Het provinciebestuur heeft na de open overleggen en de vervolgoverleggen een expliciete uitspraak over een samenvoeging van de drie gemeenten gevraagd. Als de leden van het GPV in dezen de consensus van de drie gemeenten niet doorslaggevend vonden, wat zou dan volgens hen wel doorslaggevend kunnen zijn? Gedeputeerde staten hebben gehoor willen geven aan de uitspraken van de betrokken gemeenten zelf. Voor mij is de afweging Uden-Boekel niet aan de orde geweest gelet op de uitspraken van de gemeenten, gedeputeerde staten en provinciale staten. De nu voorgestelde samenvoeging levert een krachtige regionale centrumgemeente op, die voor de komende vijfentwintig jaar zeker in staat zal zijn haar taken te vervullen. Ik ben niet zo bang voor onbalans ten opzichte van de omliggende gemeenten. In het Noord-Brabant van 1993 zou een dergelijke gemeente wellicht ondenkbaar zijn geweest, maar de tendens van de laatste jaren is dat ook in Noord-Brabant grote gemeenten werden gevormd, zowel qua grondgebied als qua aantal inwoners.
De leden van de D66-fractie wilden weten of de herindeling in Oostelijk Noord-Brabant nu voltooid is. Zoals ik vorig jaar al bij de behandeling van de herindeling Brabant aangaf, wacht ik wat betreft de uitgevoerde herindelingen initiatieven af van gemeenten en de provincie. Ikzelf zal geen initiatieven in die richting nemen. Over deze herindeling, de eerste in een flinke reeks, hoor ik zeker wel eens geluiden dat deze gemeentelijke herindeling wel wat grootschaliger had mogen worden aangepakt. In dit gebied zijn er in vergelijking met de gebieden die later aan de beurt kwamen relatief veel gemeenten met een beperkte omvang.
Waarom is afgezien van de combinatie Boekel-Gemert, wilden de leden van de fracties van de PvdA en van D66 weten. Heeft de gemeente Boekel een poging gewaagd om deze variant te realiseren tijdens de voorbereiding van de regiogewijze gemeentelijke herindeling, waarbij Gemert was betrokken en zo ja wanneer zijn pogingen gestaakt? De reden om af te zien van een eventuele samenvoeging van de gemeenten Boekel en Gemert was gelegen in het feit dat voor beide gemeenten in ieder hun eigen samenwerkingsgebieden voorstellen werden gedaan tot samenvoeging van Gemert met Bakel respectievelijk van Boekel met Erp. De procedure voor Boekel in het samenwerkingsgebied Noord-Brabant Noordoost liep vóór op die van Gemert in het samenwerkingsgebied Zuidoost-Brabant. Toen de wet gemeentelijke herindeling Noord-Brabant Noordoost was afgerond en de gemeente Boekel niet werd samengevoegd met Erp, waren de voorbereidingen voor de herindeling van Zuidoost-Brabant al zodanig ver dat het losweken van Gemert daaruit tot een domino-effect zou hebben geleid bij de rest van de voorstellen. Ofschoon qua aard en karakter Boekel, Gemert en Bakel zeker overeenkomsten vertonen, werd de vorming van een zodanig grote landelijke gemeente niet nodig geacht. Bovendien waren de gemeenten Gemert en Bakel gelegen in het Kaderwetgebied Zuidoost-Brabant, hetgeen als zodanig in de Kaderwet uitdrukkelijk begrensd is. De gemeente Boekel heeft geen pogingen gedaan tot deze samenvoeging daar men in Boekel lang heeft vastgehouden aan het behoud van de zelfstandigheid voor deze gemeente.
Door vrijwel alle fracties zijn vragen gesteld over de gevoerde procedure. Zijn er procedurefouten gemaakt? Met name de korte tijd die er bestond voor de gemeenteraden om te reageren op de brief van gedeputeerde staten – en de periode lag bovendien nog gedeeltelijk in de vakantieperiode – is aanleiding geweest tot het stellen van vele vragen.
Uit de ontwerp-regeling blijkt dat de gemeentebesturen na de open overleggen en het vervolgoverleg door gedeputeerde staten zijn uitgenodigd om hun standpunt te bepalen ten aanzien een eventuele samenvoeging van de drie gemeenten. Een dergelijk raadsbesluit is niet noodzakelijk in de normale provinciale arhi-procedure. De gevoerde procedure veranderde hierdoor van karakter. Materieel was het nu een procedure waarbij de gemeenten een gezamenlijk initiatief hadden bezegeld met een gelijkluidend besluit, maar formeel werd de provinciale procedure met de stappen: herindelingsplan, ter inzage legging, besluiten van de raden en vaststelling van de ontwerp-regeling voortgezet.
Voor deze raadsbesluiten in september 1995 kregen de gemeenten inderdaad 6 weken de tijd, maar de status van deze raadsbesluiten die op 28 september 1995 werden genomen, was er meer een van een voorbereidend principebesluit. Er werd met deze raadsbesluiten geen ontwerp-regeling vastgesteld. Ter voorbereiding van de raadsbesluiten van september 1995 is geen commissievergadering gehouden.
Na de instemmende gemeenteraadsbesluiten is het herindelingsplan ter inzage gelegd vanaf oktober 1995 in de betrokken gemeenten, zodat een ieder kon reageren en de raden hun oordeel konden geven. Op verzoek van de betrokken gemeentebesturen is die inspraaktermijn met een maand verlengd. Pas na vier maanden, te weten in februari 1996, hebben de raden de besluiten genomen waarbij ze instemden met het herindelingsplan van de provincie waarin werd voorgesteld de gemeenten Boekel, Uden en Veghel samen te voegen. Tegelijkertijd hebben zij besloten tot de nieuwe naam van de te vormen gemeente: Uden-Veghel. Ook zijn er uitgangspunten vastgesteld met betrekking tot de huisvesting van het bestuur en het ambtelijk apparaat. In bijlage 1 vindt u een overzicht van alle in relatie tot de gemeentelijke herindeling genomen raadsbesluiten in de gemeenten Boekel, Uden en Veghel. Bij de toezending aan provinciale staten van de conceptontwerpregeling heeft geen van de gemeentebesturen mij een verzoek om een oordeel ex art 285 tweede lid van de Gemeentewet gedaan ten aanzien van de gevoerde procedure. De ontwerp-regeling is uiteindelijk op 24 mei 1996 vastgesteld door provinciale staten. Juist voor vrijwillige samenvoeging van gemeenten dient er voldoende draagvlak te zijn in de gemeentebesturen, maar dat wordt direct zichtbaar bij de standpuntbepaling van de gemeentebesturen ten aanzien van de vrijwillige samenvoegingen. Stemmen de gemeentebesturen in met het herindelingsplan of stellen zij bij gelijkluidend besluit een ontwerp-regeling vast dan is dat draagvlak per definitie aanwezig. De gemeenteraadsleden representeren de bewoners immers. Dit in antwoord op vragen van de leden van de fracties van het CDA en D66. Ik heb dan ook absoluut geen reden om aan te nemen dat de vrijwillige fusie alleen in formeel opzicht heeft vorm gekregen. Het is mijn uiteindelijke conclusie dat deze procedure uitermate zorgvuldig is gevoerd: men heeft de uitgebreide arhi-inspraakronde gehanteerd en daarbij zelfs de termijnen verlengd. Ik kan de uitspraak van de burgemeester van Boekel: «kiezen met de rug tegen de muur» dan ook niet plaatsen.
Welke activiteiten zijn er geweest om bewoners te informeren, zo vroegen de leden van de PvdA-fractie.
De betrokken gemeentebesturen hebben via publicaties in de gebruikelijke bladen gewezen op de inspraakmogelijkheid voor de betrokken burgers. Die inspraakmogelijkheden waren in de eerste plaats schriftelijke reactie aan de gemeenteraad, in de tweede plaats het contact opnemen met de gemeenteraadsleden en ten derde het inspreken tijdens de openbare commissievergaderingen.Tevens hebben de drie gemeenten samen een «herindelingskrant» huis aan huis verspreid in januari 1996. Op de raadsvergadering op 15 februari 1996 is door de verschillende colleges gemotiveerd ingegaan op de bij de colleges bekende inspraakreacties.
In antwoord op de vraag van de leden van de PvdA-fractie kan worden meegedeeld dat de groeperingen: Behoud Boekel en Venhorst, Gemeenschapsbelang Venhorst, Actiegroep Gewone Udense Mensen, D66-fractie Uden, Afdeling en SP-fractie Uden, VVD-fractie Uden, Fractie Kerngroep '90 Uden en Stuurgroep Herindeling Boekel/Uden en Veghel waren wel op de hoorzitting van de Vaste commissie voor Binnenlandse Zaken aanwezig maar niet op de hoorzitting van de statencommissie.
Welke eisen heeft de VVD-fractie Uden gesteld en kan er een reactie op gegeven worden, wilden de leden van de PvdA-fractie weten. Een aantal eisen van de VVD-fractie Uden is neergelegd in een samen met CDA en PvdA ingediende motie bij gelegenheid van de raadsbehandeling van het herindelingsplan van de provincie op 15 februari 1996.
Deze motie is in die raadsvergadering aanvaard en komt op het volgende neer:
a) de lasten van de burgers van de gemeente Uden mogen niet stijgen als direct gevolg van de herindeling. Gestreefd moet worden naar efficiency-voordelen in de bedrijfsvoering zodat gemeenschapsgeld beter besteed kan worden;
b) de afstand tussen bestuur en burger moet zo klein mogelijk gehouden worden door invoering van een goed gereglementeerde positie van wijk- en dorpsraden;
c) er moeten concrete projecten worden aangemeld waarvoor bij provincie en rijk extra financiële middelen kunnen worden gegenereerd.
In de periode daarna is daar van de zijde van de VVD-fractie Uden nog een eis aan toegevoegd die betrekking heeft op de huisvesting. Nadat duidelijk was geworden dat ingebruikneming van het nieuwe bestuurscentrum per 1 januari 1998 onmogelijk was, is als eis gesteld dat de bouw van het nieuwe bestuurscentrum in Uden (ruimschoots) vóór 1 januari 1998 een aanvang moest hebben genomen (eis d). Tevens is door de VVD steeds betoogd dat de meerwaarde van de fusie duidelijk moet worden aangetoond (eis e) en dat het aantal ambtenaren moet worden verminderd (eis f).
De stand van zaken met betrekking tot elk van deze zaken is als volgt:
ad a) in het raadsvoorstel van 30 januari 1997 doen de colleges realiseerbare voorstellen voor een structurele bezuiniging op jaarbasis van 2,5 miljoen gulden. Omdat het niet aan de zittende raden is om hierover beslissingen te nemen, wordt er geen concreet raadsbesluit over genomen. Uit de beschouwingen blijkt wel dat de raden in hoofdlijnen in kunnen stemmen met deze voorstellen. Hiermee is tevens aangegeven dat de belastingen in Uden als gevolg van deze herindeling niet omhoog gaan en dat het aantal ambtenaren omlaag kan, aangezien in de voorstellen het personeelsbudget met f 800 000,– wordt gereduceerd (eis f);
ad b) in maart 1997 heeft de Stuurgroep een discussienota over de positie van wijk- en dorpsraden aan de BAC (Bestuurlijke Advies Commissie, een overleg van alle fractievoorzitters van de drie raden) voorgelegd. De BAC heeft zonder een duidelijk inhoudelijk standpunt in te nemen er mee ingestemd dat deze discussienota op korte termijn besproken kan worden met alle huidige wijk- en dorpsraden;
ad c) over concrete projecten is reeds enkele keren overleg geweest met de provincie. Als eerste resultaat kan gemeld worden dat het gebied Uden-Veghel als pilot-project is opgenomen in de evaluatie van het Streekplan. Dit betekent naast een bescheiden financiële bijdrage beleidsmatige steun maar vooral ook bestuurlijke aandacht van de provincie;
ad d) met betrekking tot de huisvesting is gebleken dat het presenteren van een plan dat ook financieel haalbaar was meer tijd heeft gekost dan aanvankelijk verondersteld werd. Desalniettemin zijn thans met de architect, het bureau voor bouwmanagement en met de technische adviseurs die overigens bij de voorbereidingsfase betrokken zijn, zodanig afspraken gemaakt dat de bouwwerkzaamheden in november 1997 een aanvang kunnen nemen;
ad e) over de meerwaarde is in de diverse raadsvoorstellen, maar ook in de uitgebrachte brochure, gesproken. Daarnaast is in het betoog dat burgemeester Keijzer van Veghel namens de Stuurgroep tijdens de hoorzitting op 21 maart heeft gehouden nog eens benadrukt dat een centrale regie voor dit gebied noodzakelijk is om, rekening houdend met de toenemende druk op het schaarse grondgebied, tot een optimale toedeling van functies te kunnen komen. Het creëren van de mogelijkheid om een dergelijke centrale regie te kunnen gaan voeren is naast de «klassieke» voordelen van herindeling (efficiency, kwaliteit, sterkere positie e.d.) een belangrijke meerwaarde van de voorgenomen herindeling. Deze meerwaarde kan overigens per definitie pas in de toekomst «verzilverd» worden.
Ad f) zie hiervoor hetgeen reeds onder ad a) gesteld is.
De leden van de PvdA vroegen mij de voor- en de nadelen op te sommen van een samenvoeging van de kern Huize Padua bij Gemert-Bakel in plaats van bij Boekel, Uden en Veghel. Ook de leden van de fractie van D66 vroegen mij, naast de vooral historische argumenten die in het kamerdebat in juni 1996 aan de orde zijn geweest, naar de harde redenen om dit kleine gebied niet naar Gemert-Bakel te laten overgaan.
Deze leden vroegen of er zorginhoudelijke redenen of financiële aspecten in het geding zijn voor de indeling bij Boekel? De leden van de fractie van de SGP wilden weten welke overwegingen zich nu concreet verzetten tegen een tegemoetkoming aan de ter plaatse levende wensen van de bevolking. Ook de leden van de fractie van het GPV gaven toe ontvankelijk te zijn voor meerderheidswens van de huidige bewoners van de kern Huize Padua.
In het algemeen is het niet goed mogelijk om alle voordelen en nadelen van een bepaald grensbeloop in landelijk gebied op een afgewogen manier vast te stellen. Dat de inwoners van de kern Huize Padua een bepaalde oriëntatie hebben op de kern Handel zal niemand ontkennen, maar omgekeerd zal er vanuit onder andere de kern Handel ook sprake zijn van oriëntatie op andere delen van de gemeente Uden-Veghel. Indeling van grondgebied van Gemert-Bakel bij Uden-Veghel is evenwel niet aan de orde gesteld. Ik wil daarom graag een aantal aanvullende opmerkingen maken.
Allereerst is het lastig om aan te geven waar de oriëntatie van inwoners op de ene kern ophoudt en op de andere begint. Dit is ook vaak afhankelijk van de leeftijdsopbouw van de inwoners en de samenstelling van de gezinnen. Daarnaast wisselt de oriëntatie naar gelang van de voorzieningen waarvan men gebruik maakt: in een grote gemeente is het aanbod van bepaalde voorzieningen in het algemeen vaak groter dan in de kleine buurkern. Ik vind het dan in het algemeen niet nodig een grenscorrectie uit te voeren alleen op grond van oriëntatie, als er overigens geen sprake is van een knelpunt. Ik heb onder andere uit de provinciale informatie duidelijk begrepen dat daar in dit geval geen sprake van is en dat het grensbeloop feitelijk nooit problemen oplevert.
Bovendien zou het verleggen van de grens tussen Uden-Veghel en Gemert-Bakel grotendeels hetzelfde probleem opleveren, namelijk dat deze de bebouwing tussen Boekel en Huize Padua op vrij willekeurige wijze doorsnijdt. Gelet op de historische argumenten en gelet op het feit dat het provinciebestuur expliciet besloten heeft de kern Huize Padua niet over te laten gaan naar Gemert-Bakel, heb ik gemeend op het punt van Huize Padua het provinciale voorstel niet te moeten wijzigen. Ook tijdens de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel voor Brabant heb ik aangegeven dat deze grenscorrectie wat mij betreft geheel niet aan de orde is. Mocht een grenscorrectie tussen Uden-Veghel en Gemert-Bakel echter op termijn alsnog wenselijk worden geacht, dan kunnen de gemeenten bij onderlinge overeenstemming of de provincie daartoe besluiten. In die situatie zouden naast het element van oriëntatie ook andere argumenten op hun juiste waarde kunnen worden gewogen.
De leden van de PvdA-fractie vroegen welk financieel belang voor Gemert-Bakel is gemoeid met een eventuele overgang van Huize Padua naar deze gemeente. Ook de leden van de fractie van D66 vroegen naar de financiële aspecten die voor wat betreft de overgang van de kern Padua in het geding zijn. Het financieel belang van overgang van de kern rond Huize Padua naar Gemert-Bakel dan wel naar de nieuwe gemeente Uden-Veghel is gering. Het antwoord op de vraag naar welke gemeente deze kern dient over te gaan, zal dan ook gebaseerd moeten zijn op niet-financiële argumenten.
In antwoord op de vragen van de leden van de D66-fractie kan ik u meedelen dat het verzorgingsgebied van het psychiatrisch ziekenhuis Huize Padua in het verleden vooral was gericht op de regio Zuidoost-Brabant, maar dat dit door de fusie met het psychiatrisch ziekenhuis Coudewater in Rosmalen uitgebreid is tot geheel Oost-Brabant.
Voorbereiding, inwerkingtreding en verkiezingen
De leden van de fractie van de PvdA vroegen zich af of de voorbereidingstijd voor de beoogde fusie van de drie gemeenten voldoende is. Welke maatregelen zijn al genomen en hanteren de gemeenten hiervoor een tijdschema? De leden van de D66-fractie vroegen mijn oordeel over de door de VVD-fractie in Uden geopperd variant van uitstel van de herindeling.
De leden van de D66-fractie vroegen mij verder of ik de opvatting deel dat het in het algemeen wenselijk is de invoering van het besluit zo snel mogelijk na het besluit door de Staten-Generaal te laten volgen.
Ten aanzien van de kwestie van een eventueel uitstel deel ik inderdaad de opvatting van de leden van de D66-fractie. Ook in de Wet arhi gaat uit van 1 januari volgend op de inwerking-treding van de herindelingswet als invoeringsdatum, om allerlei redenen is het wenselijk is de overgangstermijn zo beperkt mogelijk te houden. In dit geval is de herindeling reeds sinds september 1995 een vaststaand perspectief. Vele gemeenten die met een gemeentelijke herindeling te maken hebben, krijgen lang niet zo'n riante termijn voor de voorbereiding. Ook gebeurt het nogal eens dat het perspectief tijdens de procedure verandert. Dat is bij deze samenvoeging echter niet aan de orde. Voor de financiële gevolgen als de herindeling dit jaar niet door mocht gaan verwijs ik naar de financiële paragraaf.
De leden van de fractie van D66 stelden de vraag of ik wil bevorderen dat de herindelingsverkiezingen niet te dicht vóór de datum van herindeling worden gehouden. De datum van de herindelingsverkiezingen worden door het provinciebestuur vastgesteld. Mede gelet op de termijnen in Kieswet en Wet arhi heeft de praktijk geleerd dat er minimaal zo'n tweeënhalve maand tussen de datum van inwerkingtreding van de wet en de verkiezingen moeten zitten om alle voorbereidingen, zoals kandidatenlijsten samenstellen et cetera te kunnen doen. Alles is dus afhankelijk van de inwerkingtreding van de wet. In zijn algemeenheid is het wenselijk dat de voorstellen vóór het zomerreces zijn afgehandeld.
De leden van de CDA-fractie vroegen welke gevolgen een eventueel uitstel van de samenvoeging zou hebben voor de extra financiële bijdrage in het kader van de verfijning wijziging gemeentelijke indeling. Zij wilden weten of een eventueel uitstel inderdaad zal leiden tot het vervallen van de extra uitkering en zo ja, om welk bedrag het dan zal gaan. In artikel 8 van het Invoeringsbesluit Financiële-verhoudingswet (Stb. 1996, 620) is vastgelegd dat de ruime verfijning wijziging gemeentelijke indeling nog zal gelden voor de herindeling rond Boekel, mits de datum van herindeling (uiterlijk) 1 januari 1998 is. Indien de herindeling zou worden uitgesteld en de datum van herindeling na 1 januari 1998 komt te liggen, is het overgangsregime dus niet meer van toepassing. De overgangstermijn is bewust begrensd tot en met 1 januari 1998. Bij de plenaire behandeling van het voorstel van wet Invoeringswet Financiële-verhoudingswet en het voorstel van wet Financiële-verhoudingswet is dit punt onderwerp van overleg geweest tussen uw Kamer en mij. Bij herindeling na 1 januari 1998 zou de nieuwe gemeente uiteraard wel in aanmerking komen voor de gewenningsbijdrage herindeling die bij de nieuwe Financiële-verhoudingswet is geïntroduceerd. De overgangsregeling betekent, opgeteld over 5 jaar, voor de nieuwe gemeente Uden-Veghel een extra uitkering van naar raming ruim f 30 miljoen. De gewenningsbijdrage zou naar raming, opgeteld over 5 jaren, tot een extra uitkering leiden van circa f 4,5 miljoen. Een verschil van meer dan f 25 miljoen, gerekend over 5 jaren. Ik ga er vanuit met dit antwoord ook voldoende te zijn ingegaan op de vraag van de leden van de D66-fractie over de gevolgen voor Boekel in relatie met de overgangsregeling van de verfijning wijziging gemeentelijke indeling.
De leden van de fracties van de PvdA en D66 vroegen welk inzicht bestaat in de mogelijke ontwikkeling van de gemeentelijke lasten na de fusie ten opzichte van de bestaande situatie in Boekel.
Het gemeentebestuur van de nieuw te vormen gemeente Uden-Veghel is binnen de door de wet gestelde randvoorwaarden volledig autonoom in het vaststellen van de lokale belastingtarieven. Ik kan dan ook alleen in algemene termen spreken over de mogelijke ontwikkeling. De lokale belastingdruk, gemeten als de totale druk van de OZB, de reinigingsheffingen en de rioolheffingen per woonruimte, is voor de drie betrokken gemeenten in de volgende tabel opgenomen.
Tabel 1 De belastingdruk in guldens per woonruimte
| Jaar | Gemeente | ||
|---|---|---|---|
| Boekel | Uden | Veghel | |
| 1995 | 700 | 825 | 765 |
| 1996 | 718 | 842 | 809 |
| 1997 | 843 | 907 | 870 |
Van de drie gemeenten is de belastingdruk van Boekel in de getoonde jaren procentueel het meest gestegen. De verschillen in belastingdruk zijn de laatste jaren duidelijk geringer geworden. Voor 1997 kan worden gesteld dat de druk in de drie gemeenten betrekkelijk weinig verschilt. In alle drie de gemeenten zijn de onroerende zaken getaxeerd naar de peildatum 1 januari 1995.
Er lijkt dan ook weinig reden te verwachten dat zich in de nieuwe situatie grote veranderingen voor zullen doen in de lastendruk voor de inwoners/bedrijven van het huidige Boekel.
De leden van de CDA-fractie zouden gaarne willen vernemen of de op dit moment aanwezige basisscholen in de gemeenten Boekel, Uden en Veghel naar verwachting blijven bestaan.
In Boekel voldeden alle scholen op 1 oktober 1996 aan de nieuwe opheffingsnorm (109). In Uden voldeden op 1 oktober 1996 drie scholen niet aan die norm, echter deze scholen voldeden ook niet aan de huidige opheffingsnorm, die eveneens 109 bedraagt. In Veghel haalden op 1 oktober 1996 twee scholen de nieuwe norm niet. Beide scholen voldeden ook niet aan de oude norm van 104 leerlingen. Overigens zijn voornoemde drie scholen in Uden en een van de scholen in Veghel nieuwe scholen waarvoor de periode gedurende welke niet behoeft te worden voldaan aan de opheffingsnorm nog loopt (artikel XXI Stb. 1993, 716) en artikel 107, eerste lid, Wet op het basisonderwijs).
Deze leden vragen voorts waarom bij dit wetsvoorstel niet is besloten tot de regeling zoals die bij nota van wijziging is geïntroduceerd bij de gemeentelijke herindeling in de provincie Drenthe, waarbij de splitsingsmogelijkheid is verruimd, waardoor splitsing ook mogelijk is indien niet alle bevoegde gezagsorganen van scholen in de gemeente daarmee instemmen. Omdat bij eerdere herindelingen is gebleken dat de in de herindelingswet opgenomen splitsingsmogelijkheid niet altijd voldoende is, omdat schoolbesturen soms hun instemming weigeren, wordt in de bijgaande nota van wijziging geregeld dat splitsing ook mogelijk is als niet alle bevoegde gezagsorganen van scholen in de gemeente daarmee instemmen. In dat geval kan aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen worden gevraagd om een splitsingsbesluit te nemen.
Een en ander komt overeen met de regeling die is opgenomen in het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voorgezet onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 inzake ouderbijdragen, sponsorgelden en stichtings- en opheffingsnormen zoals dit op 28 december 1996 bij uw Kamer is ingediend (kamerstukken II 1996/97, 25 177) Zowel het wetsvoorstel tot gemeentelijke herindeling in de provincie Drenthe als het onderhavige herindelingsvoorstel lagen op dat moment al bij uw Kamer. Evenals bij de gemeentelijke herindeling in Drenthe wordt bij de onderhavige herindeling de door de leden van de CDA-fractie genoemde verruiming van de splitsingsmogelijkheid alsnog in het wetsvoorstel opgenomen door middel van een nota van wijziging (bijgaand).
Raadsbesluiten genomen door de gemeenten Boekel, Uden en Veghel
28 september 1995. In deze raadsvergaderingen zijn, in de drie gemeenten gelijktijdig, intentiebesluiten genomen m.b.t. de herindeling. Een en ander als reactie op brief van GS d.d. 15 augustus 1995, waarin aan de drie gemeentebesturen gevraagd wordt hoe zij staan tegenover een samengaan van Boekel, Uden en Veghel.
Aan deze raadsvergadering is geen commissievergadering voorafgegaan.
21 december 1995. In deze raadsvergadering is, in de drie gemeenten gelijktijdig, een voorbereidingskrediet voor de herindeling ad f 500 000,– beschikbaar gesteld.
Deze voorstellen zijn in de commissies besproken. Daarnaast is in deze raadsvergaderingen tevens het Sociaal Statuut vastgesteld.
15 februari 1996. In deze raadsvergaderingen zijn, in de drie gemeenten gelijktijdig, de volgende besluiten genomen:
a) er is ingestemd met het door de provincie opgestelde herindelingsplan Boekel dat strekt tot samenvoeging van de gemeenten Boekel, Uden en Veghel;
b) er is besloten dat de nieuwe gemeente de naam Uden-Veghel zal dragen;
c) er zijn uitgangspunten vastgesteld m.b.t. huisvesting van bestuur en ambtelijk apparaat in de nieuwe gemeente.
In deze vergadering is ook kennis genomen van de ingebrachte reacties en bepaald dat deze geen aanleiding vormden tot wijziging van het standpunt m.b.t. de voorgenomen herindeling.
Voorafgaand aan deze raadsvergaderingen hebben in de drie gemeenten commissievergaderingen plaatsgevonden, waarbij bezwaarmakers zijn gehoord. In de op 25 januari 1996 verspreide herindelingskrant is geattendeerd op de mogelijkheden tot bezwaar maken.
14 maart 1996. In deze vergadering in Uden heeft herstemming plaatsgevonden over een op 15 februari ingediende motie waarover toen de stemmen staakten. Het onderwerp van de motie was het organiseren van een correctief referendum. De motie werd verworpen.
12 september 1996. In deze raadsvergaderingen, in de drie gemeenten gelijktijdig, is besloten een tweede voorbereidingskrediet voor de herindeling ad f 500 000,– beschikbaar te stellen.
Dit voorstel is in de commissies besproken.
30 januari 1997. In deze raadsvergaderingen zijn, in de drie gemeenten gelijktijdig, de volgende besluiten genomen:
a) er is een derde voorbereidingskrediet ad f 500 000,– beschikbaar gesteld;
b) er is ingestemd met een integraal huisvestingsvoorstel. Voor de totale kosten ad 23,7 miljoen gulden zijn kredieten beschikbaar gesteld en voorzieningen getroffen;
c) voorts hebben de colleges ion het raadsvoorstel onder b) tevens aangegeven hoe de ambtelijke organisatie verdeeld zal worden over de beschikbare locaties en hoe de zogenaamde «service-centra» zullen gaan functioneren. Daarnaast heeft het college een concrete invullen gepresenteerd voor een na herindeling realiseerbaar geachte bezuiniging van 2,5 miljoen gulden op jaarbasis.
De hier genoemde voorstellen zijn in de commissies besproken.
19 maart 1997. Op 19 maart wordt op verzoek van de SP-fractie Uden een extra raadsvergadering (alleen in Uden) gehouden. Aan de orde is een door deze partij aangekondigde en ingediende motie om «het college op te dragen de Tweede Kamer te verzoeken de behandeling van het herindelingsvoorstel Boekel met tenminste één jaar uit te stellen zodat de inwoners van Uden zich via de eerstvolgende raadsverkiezing kunnen uitspreken over de plannen tot samenvoeging.»
Deze motie wordt verworpen.
Voorafgaande aan deze raadsvergadering in Uden heeft geen commissievergadering plaatsgevonden.
In het algemeen wordt opgemerkt dat het in de gemeente Uden gebruikelijk is om voorafgaande aan de commissievergadering insprekers aan het woord te laten.
Sedert november 1995 functioneert een overleg van de gezamenlijke fractievoorzitter uit Boekel, Uden en Veghel, de zogenoemde Bestuurlijke adviescommissie (BAC). De BAC is sedert november 1995 negen maal bijeen geweest ter bespreking van de voortgang van de samenvoeging en ter bespreking van communicatie daarover met de burgers, de hoogte van de verfijningsuitkering en de toekomstige positie van wijk- en dorpsraden in de nieuwe gemeente.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25116-9.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.