25 110
Nederlands Voorzitterschap van de Europese Unie van 1 januari tot 1 juli 1997

nr. 18
BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 8 juli 1997

Eind vorig jaar ontving u de notitie «Met het oog op het Concurrentievermogen van Europa» (25 110, nr. 10), waarin onze beleidsvoornemens voor het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie waren vervat. Nu is het moment gekomen om kort terug te kijken. Over de verschillende, onder onze verantwoordelijkheid vallende Raden, ontving u reeds afzonderlijke verslagen. In deze terugblik wordt nog even kort ingegaan op de belangrijkste gebeurtenissen die gedurende de afgelopen zes maanden op het beleidsterrein van Economische Zaken hebben plaatsgevonden.

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

A. van Dok-van Weele

EEN TERUGBLIK OP HET VOORZITTERSCHAP

Inleiding

Zoals reeds werd gesteld in de notitie «Met het oog op het concurrentievermogen van Europa», die de Tweede Kamer toeging op 23 december 1996, past een voorzitterschap in deze voor de ontwikkeling van de Europese integratie zo cruciale fase, een realistisch ambitieniveau.

De doelstelling was om op een aantal belangrijke dossiers concrete resultaten te bereiken en op andere terreinen nadere richting aan de discussie te geven of bepaalde thema's nadrukkelijker op de Europese agenda te plaatsen. Dit laatste is goed gelukt wat betreft de thema's marktwerking en concurrentievermogen. Met name de versterkte introductie op de Europese agenda van het aandachtspunt «concurrentievermogen van de Europese markt» stemt ons zeer tevreden. Na een zeer vruchtbare discussie op de informele Industrieraad van begin februari en een bevestiging als punt van aandacht op de Industrieraad van april werd het belang van dit thema bezegeld door opname in de conclusies van Amsterdam. Hierbij werd onder meer de organisatie van een jaarlijks concurrentiedebat in het kader van de Industrieraad verwelkomd. Tevens nam de Europese Raad het initiatief tot het oprichten van een adviesgroep concurrentievermogen ter voorbereiding van de speciale werkgelegenheidstop tijdens het Luxemburgse voorzitterschap.

Het centrale thema van een concurrerend Europa was ook terug te vinden in andere speerpunten van het voorzitterschap. Veelal werd hierbij aandacht gevraagd voor (verbetering van) marktwerking. Zo is op de informele Industrieraad in Den Haag aandacht gegeven aan de vraag of de interne markt, als motor van het Europese concurrentievermogen, niet beter benut kan worden. De meeste lidstaten en de Europese Commissie waren die mening toegedaan, hetgeen onder meer zijn neerslag heeft gekregen in het actieprogramma voor de interne markt van de Commissie, dat door de Europese Raad is toegejuicht. Centrale doelstellingen op dit terrein zullen voor de komende tijd zijn de verbetering van de handhaving en controle op de naleving van EU-regelgeving (met inbegrip van de opzet van snelle en effectieve procedures voor de oplossing van problemen) en vereenvoudiging van wetgeving op zowel Europees als nationaal niveau.

Ook in de andere vakraden speelde het thema marktwerking een voorname rol. Zo is op energiegebied veel aandacht geschonken aan de totstandkoming van de interne markt voor gas en werd tijdens de Consumentenraad een openbaar debat gehouden over het thema «consument en marktwerking». Hierbij werd vooral gewezen op de rol van de consument als marktpartij en de betekenis die consumentenorganisaties in dit verband kunnen hebben.

Hieronder zal nader worden ingegaan op de verschillende onderwerpen en deelterreinen.

Energie

Belangrijkste aandachtspunten van het voorzitterschap in de Energieraad van 27 mei betroffen de gasrichtlijn, duurzame energie en energiebesparing en de bijdrage van energie aan de klimaatdiscussie.

Gedurende het afgelopen half jaar zijn de standpunten van de lidstaten elkaar in aanzienlijke mate genaderd ten aanzien van de hoofdlijnen van de gasrichtlijn (marktopening, «take-or-pay»-contracten en opkomende markten/regio's). Dankzij deze voortgang is het te verwachten, dat in de tweede helft van dit jaar politieke overeenstemming over dit dossier kan worden bereikt.

Gedurende het voorzitterschap bleek dat de Commissie toch meer tijd nodig zou hebben voor het opstellen van een Witboek voor een strategie voor duurzame energie. Die tijd is benut om via Raadsconclusies, gebaseerd op het Groenboek, verdere sturing aan de Commissie te geven. Nederland heeft daartoe een bijdrage geleverd door het organiseren van een «workshop» over het onderwerp duurzame energie en fiscale instrumenten. De Commissie heeft aangegeven dat het Witboek waarschijnlijk pas in het najaar van 1997 beschikbaar zal zijn.

Met de Raadsconclusies inzake klimaat en energiebeleid is inhoudelijk ingegaan op de onderhandelingspositie zoals vastgesteld bij de Milieuraad van 3 maart, waar acties voor de energiesector zijn aangegeven. Daarbij is ook de door ons gewenste (Europese) aandacht gegeven aan de efficiëntie-normen voor apparaten en meerjarenafspraken met de industrie. Nederland heeft over het onderwerp meerjarenafspraken een conferentie voor de EU-partners georganiseerd, waarin de goede ervaringen met het instrument naar voren zijn gebracht. De Commissie zal nu op korte termijn een mededeling over beide instrumenten aan de Raad zenden.

Tot slot dient nog vermeld te worden, dat aan het eind van de Energieraad voor de eerste keer een gestructureerde dialoog op het gebied van energie heeft plaats gevonden. In een plezierige en open sfeer werd met de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa van gedachten gewisseld. De onderwerpen energiebesparing en Trans-Europese netwerken stonden daarbij centraal.

Industrie

Zoals in de inleiding al aangestipt, heeft de Industrieraad, zowel in zijn informele bijeenkomst van 1 en 2 februari als op 24 april, veel aandacht geschonken aan het onderwerp «concurrentievermogen van het Europees bedrijfsleven». Het lag in de bedoeling om de Industrieraad een nieuw, offensiever elan te geven en daarbij aandacht te concentreren op speciale onderwerpen en sectoren.

Het voorstel om jaarlijks een concurrentiedebat te houden is door de Raad goed ontvangen en er zal tijdens het Britse voorzitterschap volgend voorjaar voor het eerst een dergelijk debat worden gehouden.

Ook een met de concurrentiekracht nauw verband houdend onderwerp als «benchmarking» kreeg veel aandacht. Na de door Nederland gehouden «benchmark» voor de ICT-sector (Informatie- en Communicatietechnologie) zal een viertal nieuwe «pilot benchmarks» worden uitgevoerd. Een concreet actieplan voor de ICT-industrie is niet voor het einde van het jaar te verwachten. Het blijkt steeds weer moeilijk om plannen om te zetten in concrete daden. Belangrijk is het besluit de industrie beter te betrekken bij het werk van de Industrieraad.

Naast deze aanzet tot een nieuw elan van de Industrieraad is in Raadskader ook uitgebreid gesproken over andere onderwerpen. Over een aantal van deze onderwerpen zijn belangrijke beslissingen genomen. Een voorstel voor een omvangrijke steunverlening aan Spaanse, Duitse en Griekse scheepswerven werd door de Raad onder strikte voorwaarden aangenomen. Tevens werd besloten om de thans van toepassing zijnde zevende richtlijn, die de steunmodaliteiten voor steun aan de scheepsbouw vastlegt, voorlopig te verlengen. Na de zomer zal de Commissie een voorstel voor een nieuw steunregime formuleren.

Een ander belangrijk punt dat door de Raad werd aangenomen, is een wijziging van de concentratieverordening. Hierdoor wordt de procedure voor melding van grensoverschrijdende fusies vereenvoudigd.

Onderzoek

Het voorzitterschap van de Onderzoekraad van 15 mei stond in het teken van het vijfde kaderprogramma voor Onderzoek en Technologie. Na afloop van het voorzitterschap kan worden geconcludeerd dat enkele Nederlandse ambities gerealiseerd zijn: een zinvolle dialoog, onder leiding van Minister Ritzen, met de tien geassocieerde landen in Midden- en Oost-Europa over hun wensen voor het vijfde kaderprogramma en een intensieve discussie in Raadskader over de contouren van dit vijfde kaderprogramma. Het Commissievoorstel staat in het teken van concentratie op een 16-tal sleutelacties voor onderzoek die gebundeld zouden moeten worden in een drietal thema-programma's. Het voorzitterschap heeft geprobeerd de Raad te leiden naar gezamenlijke conclusies over de gewenste structuur. De Raad werd het wel eens over hogere aantallen (in principe maximaal 25 sleutelacties, onder te brengen in maximaal zes programma's) maar kon dit niet vastleggen in Raadsconclusies door een blokkade van één lidstaat, die eerst meer duidelijkheid wilde over het totaal van de communautaire bestedingen voor de periode na 2000. Het Commissievoorstel voor het vijfde kaderprogramma bevat ook nog geen totaalbudget in afwachting van de presentatie door de Commissie van de voorstellen inzake de financiele perspectieven, later deze maand.

Wel was op de Raad aan de orde de aanvullende financiering van het vierde kaderprogramma, de zogenaamde «Top Up». De Raad en het Europees Parlement moeten hierover in codecisie besluiten, maar de standpunten liggen vrij ver uiteen. Zo wil het Parlement 200 mecu aan het vierde Kaderprogramma toevoegen en de Raad slechts de helft van dat bedrag. Bovendien verschillen de prioriteitstellingen van beide instellingen. Gepoogd is enige beweging in de positie van de Raad te krijgen, maar dit stuitte op weerstand bij diverse lidstaten.

Over het kaderprogramma besluit de Raad met unanimiteit zodat één lidstaat de besluitvorming kan blokkeren. De overgang naar gekwalificeerde meerderheid op dit terrein, zoals voorzien in het Verdrag van Amsterdam, vormt een welkome verbetering in de besluitvorming.

De Raad trok verder onder Nederlands voorzitterschap positieve conclusies over het door de Commissie opgestelde «Actieplan voor innovatie in Europa», waarin actielijnen worden voorgesteld om de innovatiecultuur bij het onderwijs, het bedrijfsleven en de overheid te bevorderen.

Consumentenbeleid

Het belangrijkste resultaat van de Consumentenraad van 10 april is het bereikte politiek akkoord over de ontwerp-richtlijn betreffende toegang tot de rechter. Deze richtlijn maakt het mogelijk dat voortaan ook tegen grensoverschrijdende inbreuken kan worden opgetreden, zodat consumentenbelangen beter beschermd kunnen worden. Binnen de EU wordt voorzien in toegang tot rechterlijke instanties van alle lidstaten voor organisaties die naar nationaal recht bevoegd zijn om – ter bescherming van de belangen van consumenten – verbodsacties tegen inbreuken in te stellen. Het gaat in het bijzonder om de bevoegdheid op te treden tegen inbreuken op die gebieden waar het materiële recht van de lidstaten is geharmoniseerd krachtens de negen richtlijnen die in de bijlage van dit voorstel zijn opgenomen.

Daarnaast heeft de Raad een politiek akkoord bereikt inzake de ontwerp-richtlijn betreffende consumentenkrediet. Deze richtlijn voorziet in de invoering van een uniforme wiskundige formule voor de berekening van de «effectieve rente op jaarbasis»; de basisvoorwaarden voor de verlening van consumentenkrediet zijn reeds geharmoniseerd, doch het was eerder niet mogelijk om overeenstemming te bereiken over de toe te passen wiskundige formule.

Tot slot is in het Bemiddelingscomité op 25 juni overeenstemming bereikt tussen de Raad en het Europees Parlement over een gemeenschappelijke tekst voor de richtlijn betreffende vergelijkende reclame. Dit voorstel regelt de voorwaarden waaronder vergelijkende reclame is toegestaan. Zo mag deze niet misleidend zijn, geen verwarring veroorzaken en niet de goede naam van merken schaden.

Toerisme

Op basis van bilaterale gesprekken met een aantal lidstaten en de Europese Commissie is gepoogd de patstelling in de besluitvorming over het meerjarenprogramma voor toerisme, Philoxenia, te doorbreken. Het is gelukt om brede steun te verwerven voor wenselijke activiteiten op Europees niveau op het gebied van toerisme. Het gaat om een tweetal terreinen: ten eerste het behartigen van belangen van toerisme op andere Europese beleidsterreinen als vervoer, consumentenbescherming en belastingen (horizontale coördinatie); ten tweede de facilitering van de uitwisseling van kennis en informatie over toeristisch beleid (feiten, cijfers, beleidsinstrumenten).

Met deze inspanning heeft het Nederlands voorzitterschap een goede basis gelegd voor een aangepast voorstel van de Commissie tijdens het Luxemburgs voorzitterschap.

Handelsbetrekkingen

WTO

Tijdens het Nederlandse voorzitterschap zijn op handelspolitiek terrein belangrijke successen geboekt.

Allereerst werd op 15 februari jl. een akkoord bereikt over de vrijmaking van de internationale telecommunicatiemarkt. Vervolgens kwam er op 26 maart jl. een akkoord op het gebied van informatie-technologie (ITA) tot stand, dat tot doel heeft de tarieven voor deze producten in fasen af te breken tot nul per 1 januari 2000. Beide akkoorden bieden gunstige perspectieven voor de in april jl. hervatte WTO-onderhandelingen over het verder openen van de internationale financiële markten.

Die onderhandelingen moeten op 12 december worden afgerond met een definitief substantieel akkoord op basis van het principe van meest begunstigde natie (MFN).

Over de verhouding tussen het multilaterale handelsstelsel en (regionale) preferentiële handelsakkoorden heeft de Algemene Raad van 29 april verslag gedaan aan de Europese Raad. Daarin wordt vanuit het primaat van het multilaterale handelssysteem en op grond van de offensieve en defensieve belangen van de EU gepleit voor een verduidelijking van de WTO-regels (met name voor vrijhandelsakkoorden). Anderzijds wordt terughoudendheid van de EU bij het afsluiten van nieuwe preferentiële akkoorden voorgesteld, in die zin dat de EU zich zal concentreren op die gevallen waarvoor al een mandaat bestaat.

Met betrekking tot de Minst Ontwikkelde Landen (MOL's) heeft de Algemene Raad in juni besloten nadere invulling te geven aan het besluit, genomen tijdens de eerste ministeriële conferentie van de WTO in Singapore in december 1996, om (op autonome basis) meer markttoegang te bieden aan deze landen. Op korte termijn wordt het beleid voor alle MOL's geharmoniseerd (door de preferenties die worden verleend in het kader van de Lomé-Overeenkomst ook te geven aan de MOL's die geen partij zijn bij Lomé) en met ingang van het jaar 2000 worden aanvullende maatregelen genomen.

Voorts zijn inmiddels de WTO-werkgroepen met betrekking tot handel & investeringen, handel & mededinging, handelsfacilitatie en overheidsaankopen van start gegaan.

EU-VS

De Top van 28 mei kan worden beschouwd als een belangrijke stap voorwaarts bij de implementatie van de Nieuwe Transatlantische Agenda. Op economisch terrein zijn onder Nederlands voorzitterschap zowel met de multilaterale agenda (gezamenlijk leiderschap in fora als de WTO en de OESO) als met de bilaterale agenda (het creëren van de «Transatlantic Marketplace», een nieuwe economische ruimte die ontstaat door het reduceren van belemmeringen voor het onderlinge economisch verkeer) belangrijke resultaten geboekt. Te denken valt aan de eerder genoemde WTO-akkoorden inzake basistelecommunicatie en informatie-technologie. Verder zijn de eerste concrete bouwstenen aangeleverd voor de «Transatlantic Marketplace», in veel gevallen met gebruikmaking van aanbevelingen uit de «Transatlantic Business Dialogue». Te denken valt aan de douane-samenwerkingsovereenkomst, een veelbelovend MKB-initiatief, en de tussen de VS en de Commissie bereikte overeenstemming over een akkoord inzake wederzijdse erkenning (MRA).

Kwaliteit en Effect van Regelgeving

Tot slot zij hier vermeld dat het Ministerie van Economische Zaken samen met het Ministerie van Justitie, de Europese Commissie en het T. M. C. Asser Instituut op 24 en 25 april in Den Haag een internationale conferentie heeft georganiseerd over de kwaliteit van regelgeving en de interne markt. De drie hoofdthema's van de conferentie waren de vereenvoudiging van regelgeving, het in beeld brengen van effecten van voorgenomen regelgeving en de juridische kwaliteit van regelgeving.

Tijdens deze conferentie werden niet alleen de Nederlandse ervaringen met de verschillende onderdelen van de MDW-operatie uitgedragen, maar werden ook – aan de hand van voorbeelden uit andere lidstaten – ideeën opgedaan voor een verdere verbetering van de marktwerking en regelgeving. Belangrijk discussiepunt tijdens de conferentie was de mogelijkheid om ervaringen van de lidstaten te gebruiken bij onder meer een vernieuwing van de toetsing van Europese regelgeving. De uitkomsten van het congres werden ter kennis gebracht aan de Interne Marktraad van 20 mei.

Naar boven