25 110
Nederlands Voorzitterschap van de Europese Unie van 1 januari tot 1 juli 1997

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 23 december 1996

Naar aanleiding van het schriftelijk verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken d.d. 9 december jl., doe ik u hierbij, mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, de notitie «Met het oog op het concurrentievermogen van Europa» toekomen. Deze notitie bevat de voornemens op de onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Economische Zaken vallende beleidsterreinen in het kader van het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie.

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

MET HET OOG OP HET CONCURRENTIEVERMOGEN VAN EUROPA

Inleiding

Het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie in de eerste helft van 1997 situeert zich in een cruciale fase van het Europese integratieproces. De lopende onderhandelingen over Verdragsherzieningen vormen als het ware de inleiding van deze fase; de besluitvorming over de uitbreiding van de Unie en het verdere besluitvormingstraject rond de totstandkoming van de Economische en Monetaire Unie zullen de komende jaren markeren en zullen het karakter van de Unie aan het eind van deze eeuw bepalen.

Een voorzitterschap in een zo cruciale fase past een realistisch ambitieniveau, met een goede prioriteitsstelling dat accenten zet zonder in hobbyismen te vervallen, een voorzitterschap dat zich richt op het functioneren van de Unie en zich concentreert op de besluitvorming rond belangrijke dossiers: liever een paar initiatieven die beklijven dan een veelvoud aan resoluties met een levensduur van zes maanden.

Zoals reeds gesteld in de brief aan de Tweede Kamer van de Minister van Buitenlandse Zaken vormt de goede werking van de interne markt een van de belangrijkste aandachtspunten van het Nederlands voorzitterschap. Het spreekt voor zich dat vanuit het ministerie van Economische Zaken op verschillende manieren aandacht zal worden geschonken aan marktwerking en concurrentievermogen in Europees verband.

Zo vormt het verschijnen van het rapport over de impact en de doeltreffendheid van de interne markt een goed moment om een hernieuwd elan te creëren voor een daadwerkelijke Europese marktintegratie.

De informele Raad van Ministers van Industrie op 1 en 2 februari zal in het teken staan van het concurrentievermogen van de Europese markt. Ingegaan zal worden op de vraag in hoeverre de interne markt kan reageren op de dynamiek van de mondiale markt. De bepalende invalshoek hierbij is het concurrentievermogen van de Europese economie.

Voorts komt marktwerking ook aan de orde in de consumentenraad bij de bespreking van het thema «consumentenbeleid en marktwerking».

Tenslotte komt het onderwerp ook ter sprake tijdens een door de Ministeries van EZ en Justitie te organiseren congres over de kwaliteit van regelgeving en de interne markt.

Hierbij zal vooral aandacht worden geschonken aan het streven naar vereenvoudiging van Europese regelgeving en het in beeld brengen van de effecten van voorgenomen regelgeving.

Andere speerpunten van het voorzitterschap op de beleidsterreinen van Economische Zaken zijn de totstandkoming van de interne markt voor gas, de bevordering van de besluitvorming inzake het Vijfde Kaderprogramma voor Onderzoek en Technologie en de follow-up in Uniekader van de succesvolle WTO-conferentie onder meer via de totstandkoming van een akkoord over de liberalisatie van de wereldmarkt voor telecommunicatiediensten. Hieronder zal op de verschillende deelterreinen nader worden ingegaan. In de bijlage tenslotte treft u een overzicht aan van alle evenementen waar het ministerie van Economische Zaken tijdens het Nederlands voorzitterschap (mede-)verantwoordelijk voor is.

Energie

Op de agenda van de Energieraad, die op 26 mei onder Nederlands voorzitterschap zal worden gehouden, zal de interne markt voor gas en het strategiedocument voor duurzame energie centraal staan. Beide onderwerpen staan bovenaan de politieke agenda. Daarnaast zal aandacht besteed worden aan vrijwillige afspraken voor efficiencynormen van energieverbruikende apparaten en de meerjarenafspraken t.b.v. efficiency- verbetering in bepaalde sectoren. Tevens zal bekeken worden hoe de Energieraad een bijdrage kan leveren aan de EU-inbreng in de klimaatdiscussie in december 1997 in Kyoto. Tenslotte verdient vermelding dat tijdens de Energieraad een gestructureerde dialoog met de landen van Midden- en Oost-Europa zal plaatsvinden.

Interne markt voor gas

Onder Iers voorzitterschap zijn Raadconclusies aangenomen over een paar belangrijke beginselen t.a.v. de regels voor een interne markt voor gas. Er bestaat binnen de Europese Unie redelijke mate van overeenstemming over de principes van het opleggen van openbare dienstverplichtingen aan gasmaatschappijen en het administratief scheiden van de boekhouding binnen geïntegreerde gasmaatschappijen. Deze gescheiden boekhouding wordt vervolgens alleen toegankelijk gemaakt voor een geschilleninstantie. Tijdens Nederlands voorzitterschap zal verder aandacht worden besteed aan de twee systemen van toegang tot het net (onderhandelde en gereguleerde toegang), de mate en wijze van marktopening, opkomende markten en Take or Pay contracten (lange termijn contracten in de gassector).

Tijdens Nederlands voorzitterschap zal gestreefd worden naar het bereiken van een gemeenschappelijk standpunt tijdens de Energieraad. Een meerderheid van de landen steunt dit streven.

Duurzame energie

Onder Iers voorzitterschap heeft de Commissie een Groenboek duurzame energie uitgebracht. Een eerste discussie hierover heeft in de afgelopen Energieraad van 3 december 1996 plaatsgevonden. Doel van het Groenboek is de discussie op gang te brengen inzake de mogelijkheden om het aandeel duurzame energie in de totale energievoorziening te vergroten. Op basis van consultaties van lidstaten en andere betrokkenen is de Commissie voornemens tijdens Nederlands voorzitterschap, een Witboek duurzame energie uitbrengen. Als het Witboek tijdig beschikbaar is zal het Nederlands voorzitterschap er naar streven een Resolutie hierover te doen aannemen.

De Commissie is voorts van plan in het begin van het Nederlands voorzitterschap een voorstel voor Altener II (het actieprogramma van de Commissie op het gebied van de duurzame energie) uit te brengen. Ook hier geldt dat een tijdige beschikbaarheid essentieel is voor het bereiken van overeenstemming in de eerste helft van 1997.

Overige onderwerpen op de agenda van de Energieraad van 26 mei 1997:

Vrijwillige afspraken

Gezien de weerstand binnen de Europese Unie t.a.v. richtlijnen voor efficiencynormen voor apparaten, werkt de Commissie momenteel aan een vrijwillige overeenkomst voor minimum efficiency-eisen voor stand-by gebruik bij tv en video apparatuur (bruingoed). Gestreefd wordt om dit convenant als voorbeeld te laten dienen voor vrijwillige afspraken m.b.t. andere produkten.

Meerjarenafspraken

Nederland heeft de Commissie steun toegezegd aan een Mededeling waarin informatie wordt gegeven over het instrument Meerjarenafspraken als middel om – op nationaal niveau – energiebesparing in economische sectoren te stimuleren. Het gaat daarbij om de belangrijkste elementen die de afspraken moeten inhouden, zoals doelstellingen, sancties, monitoring etc. Tevens zal tijdens Nederlands voorzitterschap hierover een workshop worden georganiseerd.

Milieu

Onder Iers voorzitterschap zijn Raadsconclusies aangenomen waarin is onderstreept dat de energiesector sterker betrokken moet worden bij de klimaatdiscussie en in het bijzonder bij de voorbereidingen voor Kyoto december 1997. Tijdens het Nederlands voorzitterschap zal worden aangestuurd op een EU-standpunt voor Kyoto dat zowel in de Milieuraad als de Energieraad zal worden besproken.

Gestructureerde dialoog

Tijdens de Energieraad onder Nederlands voorzitterschap zal een dialoog worden gehouden met de geassocieerde landen in Midden- en Oost-Europa. Tijdens deze dialoog zal op basis van een in opdracht van de EU door ECN verrichte convergentiestudie worden gesproken over een aantal specifieke onderwerpen (besparing, interconnecties, interne markt) waar de LMOE mee te maken krijgen.

Energy Charter

Tenslotte zal het Nederlandse voorzitterschap zich inzetten voor een actieve EU-rol bij het in 1997 tot afronding brengen van het aanvullende Energiehandvestverdrag.

Industrie

Informele Industrieraad 1 en 2 februari 1997

De informele Raad van ministers van industrie op 1 en 2 februari zal in het teken staan van het Europees concurrentievermogen. Dit thema wordt uitgewerkt in tweeërlei zin: enerzijds zal worden ingegaan op de impact en de doeltreffendheid van de interne markt in het algemeen en hoe het verdere marktintegratieproces moet worden vormgegeven. Hierbij zal ook worden ingegaan op de vraag in hoeverre de interne markt in staat is te reageren op de dynamiek van de mondiale markt.

In het verlengde hiervan zal een discussie worden gewijd aan het concurrentievermogen van de informatie- en communicatietechnologie (ICT) sector. Deze sector is de motor achter de informatiemaatschappij en van zeer groot belang voor Europa. Maar we moeten constateren dat de Europese ICT-sector terrein verliest aan concurrenten in de VS en Japan/Korea. De discussie zal worden gefocust aan de hand van een onafhankelijke «benchmark» van de ICT-sector. Het doel is om een oplossingsgericht debat te voeren dat moet uitmonden in een aantal concrete aanbevelingen en afspraken over hoe deze papieren aanbevelingen moeten worden omgezet in daadwerkelijke actie.

Industrieraad 24 april 1997

Op 24 april is er een formele industrieraad. Het streven is er op gericht het aantal onderwerpen op de agenda van deze Raad beperkt te houden. Op basis van een duidelijke prioriteitstelling moet het mogelijk zijn de Raadsdiscussies te wijden aan die onderwerpen die daadwerkelijk aandacht behoeven of besluitvorming vergen. Tot nu toe zijn dit de volgende onderwerpen:

Scheepsbouw

De Raad zal een oriënterende discussie hebben over steunverlening aan deze sector. Het gaat om de situatie, die ontstaat als de USA onverhoopt het OESO-akkoord over het beëindigen van steun aan de zeescheepsnieuwbouw niet ratificeert. De Commissie heeft hierover een strategisch document toegezegd. Ook zal de raad naar verwachting enige individuele steunzaken voorgelegd krijgen.

Staatssteun

De Raad zal een discussie hebben over het vijfde steunoverzicht. Met name Spanje heeft hierom gevraagd. In deze discussie zal naar verwachting vooral worden gesproken over de hoogte van de steunverlening in Europa en over de relatie van de steunverlening met andere vormen van Communautair beleid (o.a. cohesie).

Voorts zal de Commissaris van Miert een voortgangsverslag presenteren van de voorbereiding van een zogenaamde artikel 94-verordening. Door middel van een dergelijke verordening kan een beperkt en wel omschreven aantal steunmaatregelen van melding worden vrijgesteld. Ook is het de bedoeling om in een dergelijke verordening procedureregels op te nemen.

Informatiemaatschappij

Verwacht wordt dat de raad een formeel besluit zal nemen over het bijgestelde actieprogramma voor de informatiemaatschappij.

Follow-up informele raad van 1 en 2 februari

Het ligt in de bedoeling een verdere uitwerking te geven aan de afspraken die zullen worden gemaakt in de informele raad. Met name zal worden gewerkt aan een verdere concretisering van de aanbevelingen uit de «Benchmark-studie» die thans wordt verricht.

Onderzoek

In de Onderzoekraad van 14 en 15 mei 1997 zal worden getracht gezamenlijke conclusies te bereiken over de hoofdlijn van het vijfde Europese Kaderprogramma voor Onderzoek en Technologie: structuur, zwaartepunten en mogelijk ook de allocatie van de middelen. Dit op basis van eerst een werkdocument van de Commissie (januari 1997) en vervolgens het formele voorstel (maart). Het Luxemburgse voorzitterschap kan op die Raadsconclusies voortbouwen om een gemeenschappelijk standpunt van de Raad vast te leggen. De besluitvorming dient medio 1998 klaar te zijn om het vijfde Kaderprogramma eind 1998 van start te laten gaan.

Nederland heeft zijn eerste bijdrage aan de discussie over het vijfde Kaderprogramma reeds geleverd (deze is op 11 juli 1996 ook aan de Tweede Kamer aangeboden). Voor Nederland zijn in elk geval drie aspecten belangrijk:

De versterking van de publieke infrastructuur voor onderzoek in de Europese Unie

Deze infrastructuur wordt vrijwel geheel nationaal gefinancierd en de EU heeft een beperkte maar wel wezenlijke rol: het bevorderen van wisselwerking over landsgrenzen heen zodat onderzoekers kunnen profiteren van investeringen in andere lidstaten, en klanten kunnen profiteren van efficiënter onderzoek. Nederland bepleit dat de EU op grotere schaal dan tot nu toe partijen bijeen brengt om mogelijke verbeteringen op deelterreinen te bespreken. Als daaruit blijkt dat nieuwe investeringen nodig zijn moet de EU kunnen bijdragen, met betrokkenheid van de toekomstige klanten van het onderzoek waarvoor de investering bedoeld is, en op tijdelijke basis. Dergelijke investeringen zouden een Europese taakverdeling en concentratie in de hand moeten werken en tegelijk de toegang moeten verbeteren voor gebruikers uit andere Europese landen.

De relatie met Eureka

Eureka vierde vorig jaar het tienjarig bestaan. In het begin was het vooral een programma voor grote Europese ontwikkelingsprojecten, bijvoorbeeld in de informatie-technologie. De laatste jaren is Eureka echter ook steeds aantrekkelijker gemaakt voor kleinere projecten en veelal ook kleinere bedrijven. Grote industriële projecten komen steeds minder voor. De EU is lid van Eureka maar de participatie van de EU in Eureka-projecten neemt af. In het derde Meerjarenplan van Eureka (1996–2000) is meer synergie met het vijfde Kaderprogramma tot prioriteit benoemd. Projecten uit het bedrijfsleven zouden zich in beide programma's thuis moeten voelen. Nederland bepleit nauwere samenwerking.

De informatiemaatschappij en het onderzoek dat daaraan bijdraagt

Zoals hierboven reeds vermeld wordt op verzoek van Nederland een benchmark uitgevoerd van de positie van de informatie-technologie in Europa met de VS en Azië. Relevante resultaten van deze benchmark zullen ook worden meegenomen bij de totstandkoming van het Kaderprogramma.

De Onderzoekraad zal op 14 mei in het kader van de gestructureerde dialoog bijgewoond worden door de tien geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa. Deze landen doen nu mee aan het Kaderprogramma, op eigen kosten en soms met een kleine subsidie uit het deelprogramma voor internationale samenwerking (dat heeft per jaar zo'n 60 miljoen ECU beschikbaar). De verwachting is dat de landen in het vijfde Kaderprogramma meer hun eigen kosten moeten dragen. In dit perspectief doen de tien landen suggesties voor de inhoud van het vijfde Kaderprogramma.

Op de agenda van de Onderzoeksraad staan verder het Actieplan Innovatie, het samenwerkingsakkoord met de VS, en de evaluatie van het huidige Kaderprogramma door het comité onder leiding van Burggraaf Etienne Davignon, de ex-Commissaris voor onderzoek.

Consumentenbeleid

De Consumentenraad onder Nederlands voorzitterschap zal op 10 april 1997 plaatsvinden. Het streven is gericht op een beperkte agenda met concrete mogelijkheden tot voortgang in de besluitvorming. De dossiers waar prioriteit aan wordt gegeven zijn de richtlijnvoorstellen «toegang tot de rechter» en «consumentenkrediet». Bij deze dossiers wordt getracht tot een gemeenschappelijk standpunt te komen.

Daarnaast zal aandacht worden geschonken aan het thema «consumentenbeleid en marktwerking». In Nederland is het accent van het beleid in de loop van de tijd verschoven van een situatie waarbij regelgeving ter bescherming van de consument vooropstond naar een situatie waarin de kaders gesteld worden waarbinnen de consument als marktpartij optimaal kan functioneren en voldoende countervailing power heeft. Het thema sluit aan bij een aantal initiatieven van de Europese Commissie ten aanzien van het beter benutten van de Interne Markt, zoals SLIM (Simpler Legislation for the Internal Market). De positie van de consument klinkt daarin steeds meer door. In overleg met de Europese Commissie wordt het thema verder uitgewerkt.

Voorts zal de verdere procedure afgehandeld worden voor de richtlijnvoorstellen «vergelijkende reclame» (een richtlijn in de conciliatieprocedure) en «prijsaanduiding per standaardhoeveelheid». Wat betreft de verschillende groenboeken (groenboek «commerciële communicatie» en «financiële diensten en levensmiddelen») wordt verdere actie van de kant van de Europese Commissie in de vorm van een presentatie of een voortgangsrapportage verwacht.

Regionaal beleid

In het kader van het Nederlands voorzitterschap organiseert het ministerie van Economische Zaken in samenwerking met het ministerie van VROM en Binnenlandse Zaken een ministersconferentie over regionaal beleid en ruimtelijke ordening. De drie betrokken departementen verzorgen ieder een deel van de conferentie. Het ministerie van Economische Zaken zal de Midterm Review van de Structuurfondsen aan de orde stellen, die begin 1997 door de Europese Commissie zal worden gepresenteerd.

Handelsbetrekkingen

Gezien de breedte van dit terrein is in dit stadium nog geen compleet overzicht te geven van de onderwerpen waarmee het Nederlandse Voorzitterschap zich zal moeten bezighouden.

Hieronder volgen enkele hoofdpunten.

Allereerst zullen de werkzaamheden ter uitvoering van de resultaten van de eerste Ministeriële WTO-conferentie van Singapore (9 t/m 13 december 1996) een belangrijke plaats innemen. Te denken valt hierbij o.a. aan de definitieve afronding van de onderhandelingen over een informatietechnologie-akkoord, het concreet opstarten van de in Singapore afgesproken WTO-werkzaamheden met betrekking tot de thema's handel en investeringen, handel en mededinging, alsmede handelsfacilitatie (stroomlijnen van formaliteiten aan de grens) en overheidsaankopen. Daarnaast zal uiteraard de handelspolitieke kant van tenuitvoerlegging van het WTO-Actieplan ten behoeve van de Minst Ontwikkelde Landen veel aandacht moeten krijgen. Een ander voor Nederland belangrijk terrein betreft de voortzetting van de WTO-werkzaamheden m.b.t. het thema handel en milieu.

Voor nadere informatie over de resultaten van Singapore en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden zij hier verwezen naar de afzonderlijke brief die de Kamer binnenkort over dit onderwerp zal ontvangen.

Reeds vóór Singapore was bepaald dat de onderhandelingen over de vrijmaking van het dienstenverkeer in de sector basistelecommunicatie uiterlijk 15 februari 1997 zouden moeten worden afgerond. Daarnaast is bepaald dat in april de onderhandelingen over de liberalisering van financiële diensten weer van start zullen gaan. Onder ons voorzitterschap zal de EU haar inzet voor deze onderhandelingen verder vorm moeten geven. Een ander dienstendossier betreft professionele diensten (o.a. accountantsdiensten), dat uiterlijk eind 1997 zou moeten worden afgerond. Reeds tijdens ons voorzitterschap zal daarom voorbereidend werk nodig zijn.

Andere WTO-thema's waarmee vooruitgang wordt beoogd – en waarover de EU dus nadere posities zal moeten bepalen – betreffen de toetreding van nieuwe leden tot de WTO. China is daarbij verreweg het belangrijkst.

Ook de discussie over de verhouding tussen het multilaterale handelsstelsel en (regionale) preferentiële handelsakkoorden zal een thema zijn. De Commissie heeft toegezegd begin 1997 te zullen komen met een document waarin het EU-beleid t.a.v. de eigen preferentiële akkoorden zal worden geëvalueerd. Dit moet uiteindelijk leiden tot een rapport aan de Europese Raad van Amsterdam.

Tijdens het Nederlandse voorzitterschap zal een aantal interessante WTO-geschillenbeslechtingszaken aan de orde komen, die voor het EU-beleid de nodige consequenties zouden kunnen hebben. Prominente voorbeelden zijn het geschil over het EG-invoerregime voor bananen en dat over de Amerikaanse Helms/Burton-wet.

De uitvoering van de Transatlantische Agenda heeft een zware handelspolitieke component. Zo zal in januari 1997 een akkoord moeten worden bereikt over de wederzijdse erkenning van testresultaten in een aantal sectoren. Ook zullen waarschijnlijk tijdens ons voorzitterschap de resultaten beschikbaar komen van een studie die de Commissie momenteel met de Amerikanen onderneemt naar mogelijkheden voor verdere afbraak van handelsbelemmeringen. Dan zullen ongetwijfeld extraterritoriale wetten als de Helms/Burton-wet en de d'Amato-wet en de EU-reactie daarop aandacht blijven vergen. Behalve aan dergelijke bilaterale kwesties zal in Transatlantisch kader ook veel aandacht worden geschonken aan bovenvermelde WTO-dossiers.

Naast de Transatlantische dialoog vormt ook die met de ASEM-partners een belangrijk onderwerp voor het voorzitterschap. Ook in dit kader komen handelspolitieke kwesties naar verwachting uitgebreid aan bod.

BIJLAGE I

In de volgende tabel treft u een overzicht aan van alle evenementen waar het ministerie van Economische Zaken tijdens het Nederlands voorzitterschap (mede-)verantwoordelijk voor is.

Datum:Evenement:Locatie:
1 en 2 februariInformele IndustrieraadDen Haag
10 aprilConsumentenraadLuxemburg
24 aprilIndustrieraadLuxemburg
24 en 25 aprilConferentie «Kwaliteit van de wetgeving en de Interne Markt», georganiseerd i.s.m. het ministerie van JustitieDen Haag
14 en 15 meiOnderzoekraadBrussel
26 meiEnergieraadBrussel
9 en 10 juniConferentie «Ruimtelijke Ordening en Regionaal Beleid», georganiseerd i.s.m. het min. van VROM en BiZaNoordwijk
Naar boven