Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 25110 nr. 1 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 25110 nr. 1 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 19 november 1996
Hierbij gaat U toe de notitie inzake het komend Nederlands Voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie.
In de notitie wordt de agenda aangegeven van de onderwerpen die van het Voorzitterschap de meeste aandacht zullen vergen. De IGC, die tijdens ons Voorzitterschap succesvol moet worden afgesloten, staat daarbij voorop.
Wat de positie van Nederland als lidstaat betreft, zij verwezen naar de diverse nota's die de Tweede Kamer in de afgelopen tijd zijn toegegaan.
De tentatieve kalender met Raden, seminars en conferenties van het Nederlands Voorzitterschap gaat U nog deze week separaat toe.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. van Mierlo
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,
M. Patijn
Van 1 januari tot 1 juli 1997 zal Nederland voorzitter zijn van de Raad van Ministers van de Europese Unie. Dit Voorzitterschap valt in een periode waarin de Unie aan de vooravond staat van twee zeer ingrijpende beslissingen: de overgang naar de derde fase van de Economische en Monetaire Unie en de uitbreiding met landen uit Midden- en Oost-Europa en het Middellandsezeegebied. Beide besluiten vereisen een grondige voorbereiding.
De aanloop naar de EMU vergt allereerst van de lidstaten een voortdurende inspanning om hun overheidsfinanciën te beheersen. Daarnaast zullen binnen de Unie vaste afspraken moeten worden gemaakt over de handhaving van de begrotingsdiscipline door de lidstaten die straks aan de EMU zullen deelnemen. Tevens zal er een wisselkoersmechanisme moeten komen tussen de deelnemers aan de EMU en de afzonderlijke (nog) niet-deelnemers. Tenslotte vraagt de introductie van de euro het nodige technische werk.
De uitbreiding van de Unie kan evenmin zonder degelijk voorwerk. Dat geldt niet alleen voor de kandidaatlidstaten, maar ook voor de Unie zelf. Zo zal er, overigens ook zonder de uitbreiding, een herziening van het financieringsstelsel van de Unie, van de structuurfondsen en het gemeenschappelijk landbouwbeleid moeten komen. Niet in de laatste plaats vergt de toetreding van nieuwe landen een hervorming van de instellingen van de Unie. Dit is een van de voornaamste taken van de Intergouvernementele Conferentie (IGC), die in maart van dit jaar van start ging.
De IGC staat niet op zichzelf. Zij is nodig om de Unie in alle opzichten meer slagvaardig, open en democratisch te maken. De IGC moet ook in het perspectief van de EMU en de uitbreiding geplaatst worden. Zij zal dan ook tijdig voor die twee grote beslissingen moeten worden afgerond.
Tegelijkertijd met de voorbereiding op de EMU en de uitbreiding, ziet de Unie zich voor een aantal interne en externe opgaven gesteld.
Intern zullen de verschillende beleidsterreinen verder ontwikkeld moeten worden. Zo vraagt de samenwerking ter bestrijding van internationale criminaliteit, illegale drugshandel en racisme momenteel alle aandacht. De goede werking van de Interne Markt, van vitaal belang voor het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven, vereist de ononderbroken inzet van ieder Voorzitterschap. Dat is ook in het belang van de werkgelegenheid; de werkloosheid is immers in Europa nog altijd onaanvaardbaar hoog.
Extern onderhoudt de Unie een steeds ingewikkelder en gevarieerder patroon van bilaterale betrekkingen. Daarnaast wordt de Unie geconfronteerd met buitenlands-politieke ontwikkelingen, gebeurtenissen en spanningen, waarop zij moet reageren, wil zij verantwoordelijkheid kunnen nemen of voor haar belangen opkomen. Het gaat daarbij niet alleen om de situatie in Bosnië, die in het Midden-Oosten en Afrika, maar ook om andere gebieden, al dan niet op het eigen continent.
In het licht van de historische ontwikkelingen die de Unie te wachten staan, is het duidelijk dat een Voorzitterschap, dat immers slechts een korte periode van zes maanden beslaat, zich niet op de eigen agenda mag concentreren. Een land dat voorzitter is moet zich niet laten verleiden om in het licht van de Europese schijnwerpers die tijdelijk op hem zijn gericht, onderwerpen op te voeren die vooral voor binnenlands gebruik zijn bestemd. Wil de Europese Unie de komende jaren de opgaven waar zij zich voor gesteld ziet naar behoren aanpakken, dan is het aangewezen dat een Voorzitterschap zich met alle inzet richt op het verder brengen en zo mogelijk afronden van de specifieke taken die van hem gevergd worden. Dat vereist, gezien de omvang en inhoud van de Europese agenda, een pragmatische aanpak.
Het Nederlandse Voorzitterschap zal zich in de eerste plaats laten leiden door de agenda die de Europese werkelijkheid bepaalt. Dit betekent dat de meest intensieve aandacht uit zal moeten gaan naar:
– de IGC
– de voorbereiding van de EMU; en
– de voorbereiding op de uitbreiding.
Op het gebied van de buitenlandse betrekkingen zal vooral aandacht moeten worden besteed aan:
– het Midden-Oosten-vredesproces;
– het vervolg op de Conferentie van Barcelona;
– de ontwikkelingen in voormalig Joegoslavië, en
– de Transatlantische betrekkingen.
Tenslotte zal het Voorzitterschap zich ook op de verschillende deelterreinen van het interne en externe beleid van de Europese Unie richten op de agenda die bepaald wordt door de noodzaak van continuïteit en coherentie.
Het bovenstaande sluit allerminst uit dat Nederland als Voorzitter een aantal eigen politieke accenten aanbrengt. Ook hierop wordt onderstaand ingegaan.
De Intergouvernementele Conferentie
De Intergouvernementele Conferentie behelst een herziening van het Verdrag van Maastricht die de Unie gereed moet maken voor de 21e eeuw. Dit omvat zowel institutionele hervormingen met het oog op de uitbreiding alsook aanscherping van politieke doelstellingen, bijvoorbeeld op het punt van criminaliteitsbestrijding en immigratie. Op de Europese Raad van Turijn, die het startschot gaf voor de onderhandelingen, is afgesproken dat de IGC in ongeveer één jaar moet zijn afgerond.
Daarom is het huidige Ierse Voorzitterschap in Florence verzocht om voor de Europese Raad van Dublin «een algemene schets voor een ontwerp-herziening van de Verdragen voor te bereiden». Tevens is in Florence gepreciseerd dat «de Conferentie tegen het midden van 1997» moet zijn afgesloten. Tijdens hun informele bijeenkomst op 5 oktober jl. te Dublin hebben de Staatshoofden en Regeringsleiders en de Ministers van Buitenlandse Zaken van de Vijftien dit tijdpad nogmaals bevestigd, waarbij zij willen uitgaan van een hoog ambitieniveau.
Het is dus duidelijk dat de politieke wil aanwezig is de IGC tijdens het Nederlands Voorzitterschap af te sluiten. De regering gaat deze verantwoordelijkheid uiteraard niet uit de weg en zal er alles aan doen deze opdracht te voltooien. Daarmee is echter nog geen garantie gegeven dat de onderhandelingen ook daadwerkelijk tijdens de Europese Top in Amsterdam tot een goed einde komen. Veel zal afhangen van de bereidheid van alle vijftien lidstaten om, met het oog op een succesvolle afsluiting, de tegenstellingen te overbruggen en de obstakels te overwinnen die er thans nog zijn. Een IGC-resultaat vereist immers de instemming van allen.
De voorbereiding op de Economische en Monetaire Unie (EMU)
Het Nederlandse Voorzitterschap zal ook een belangrijke voorbereidende rol vervullen voor een ander cruciaal moment in het Europese integratieproces: de start van de derde fase van de EMU in 1999. Voordat begin 1998 besloten wordt welke lid-staten per 1 januari 1999 zullen deelnemen aan de derde fase van de EMU moet – naast de convergentie-inspanningen van de afzonderlijke lidstaten – een aantal belangrijke stappen worden gezet.
Allereerst zullen ter verzekering van een houdbare monetaire unie op basis van het Verdrag Raadsverordeningen worden opgesteld die beogen de stabiliteit op het gebied van de overheidsfinanciën te versterken en te consolideren («stabiliteitspact»). Voorts zal ter ondersteuning van de convergentie en wisselkoersstabiliteit binnen de EU een nieuw wisselkoersarrangement tot stand worden gebracht tussen de kopgroep-landen en de lid-staten die niet meteen in 1999 deelnemen aan de derde fase van de EMU. Tevens zal de definitieve besluitvorming over het juridische kader van de euro tijdens het Nederlandse Voorzitterschap plaatsvinden wanneer dit onder het Iers Voorzitterschap nog niet is afgerond. Een belangrijk onderdeel hiervan vormt het garanderen van de continuïteit van contracten vanaf 1 januari 1999.
De voorbereiding op de uitbreiding
In de afzienbare toekomst zullen onderhandelingen beginnen met landen van Midden- en Oost-Europa (LMOE) en het Middellandsezeegebied over hun toetreding tot de Europese Unie.
Beide partijen dienen zich hiertoe in gereedheid te brengen. Voor de EU betekent dit, naast institutionele hervorming, ook een herziening van het interne beleid van de Unie. Met name vergt de uitbreiding een herziening van het financieringsstelsel, de structuurfondsen en het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
Voor de LMOE betekent dit in eerste instantie een geleidelijke voorbereiding op deelneming aan de gemeenschappelijke markt. Eind 1996 zal de Commissie een voortgangsrapport presenteren over het Witboek inzake de toenadering van de LMOE tot de Interne Markt.
Nederland zal zich er als voorzitter voor inspannen dat de gestructureerde dialoog met de LMOE, die in het verleden vaak niet meer dan een aaneenschakeling van monologen was, ook meer het karakter van een gedachtenwisseling krijgt.
Tijdens de Interne Marktraad zal met de LMOE worden gesproken over specifieke sectoren van de interne markt. Onderzocht zal worden hoever de marktintegratie in concreto is gevorderd.
In het kader van de gestructureerde dialoog zal met de betrokken landen ook worden gesproken over asielvraagstukken. Voorts biedt een seminar met de betrokken landen de mogelijkheid om van gedachten te wisselen over de ontwikkeling van de essentiële beginselen van de rechtsstaat, zoals een behoorlijke rechtspleging en «good governance».
Verder zullen discussies worden gevoerd op het gebied van buitenlandse zaken, financiën, onderzoek, milieu, energie en landbouw.
Tijdens de eerste helft van 1997 zullen vijf Associatie-raden worden gehouden, respectievelijk met Slowakije, Bulgarije, Roemenië, Polen en Hongarije.
De Commissie zal na afsluiting van de IGC haar adviezen presenteren inzake de toetredingsverzoeken van de zeven Midden- en Oosteuropese landen en de drie Baltische staten. Ook zal zij een algemeen document over de uitbreidingsstrategie van de Unie opstellen. Aangezien de Raad pas na de afsluiting van de IGC de besluiten zal nemen die nodig zijn om eventuele toetredingsonderhandelingen te beginnen, ligt het in de lijn der verwachting dat die besluiten na afloop van het Nederlandse Voorzitterschap worden genomen.
Dit neemt niet weg dat tijdens het Nederlandse Voorzitterschap een eerste oriënterende bespreking kan worden gehouden over de beleidshervormingen en het financieringsstelsel. De informele Ecofinraad zou hiertoe een goede mogelijkheid bieden.
De adviezen over Malta en Cyprus zijn reeds geruime tijd voorhanden. Deze adviezen zijn positief, maar voorop staat het vraagstuk van de deling van Cyprus. Deze kwestie zal de aandacht van het Voorzitterschap vergen.
Het Midden-Oosten-vredesproces
De situatie in het Midden-Oosten is nog steeds precair en zal daarom intensieve aandacht van de Europese Unie blijven vragen. Dit is des te meer aangewezen daar Europa, in het vredesproces een belangrijke rol heeft te spelen. De EU besloot in 1994 tot een gemeenschappelijk optreden ter ondersteuning van het Midden-Oosten-vredesproces. Sinds die tijd heeft de Unie zich, nog meer dan voorheen, ingezet om in bilateraal en multilateraal kader het vredesproces op politiek en economisch terrein te schragen. Nederland zal als EU-voorzitter deze politiek gericht op een rechtsvaardige, duurzame en alomvattende vrede en met oog voor de belangen van alle betrokken partijen, onverminderd voortzetten. Met het bezoek van de Troika aan het Midden-Oosten heeft de Unie haar betrokkenheid met het Midden-Oosten-vredesproces nogmaals onderstreept. Zowel de Arabische, de Israëlische als de Amerikaanse partners in het vredesproces hebben hun steun toegezegd aan de Europese rol, die complementair zal zijn aan die van de Verenigde Staten.
De verwachting is dat ook in 1997 de nodige inspanningen vereist zijn om de verdere implementatie van de reeds gesloten akkoorden tussen Israël en de Palestijnen te bevorderen. Het Voorzitterschap zal zich daarnaast nadrukkelijk inspannen voor het bevorderen van de zogenaamde permanente status onderhandelingen tussen Israël en de Palestijnen, alsmede voor voortgang in de besprekingen tussen Israël enerzijds en Syrië en Libanon anderzijds.
Het vervolg van de Conferentie van Barcelona
De Conferentie van Barcelona (1995) heeft een belangrijke aanzet gegeven tot een vernieuwing van de betrekkingen tussen de EU en het Middellandsezeegebied. Een verdere ontwikkeling van het beoogde Euro-Mediterrane partnerschap en daarmee de schepping van een gedeelde zone van welvaart, vrede en stabiliteit, is sterk afhankelijk van beslechting van bestaande regionale conflicten, met name het Midden-Oosten-vredesproces. De Europese Unie, in deze regio een vooraanstaand handelspartner en verstrekker van aanzienlijke fondsen, zal blijven doen wat in haar vermogen ligt om hieraan bij te dragen.
Het belangrijkste element in de betrekkingen met de landen van de MZ-regio is de tweede, mede door Nederland voor te bereiden Euro-Mediterrane conferentie, die in april zal plaatsvinden in een van de mediterrane partnerlanden. Uitvoering van de Verklaring van Barcelona omvat politieke, veiligheids- en sociaal-economische en culturele onderwerpen. Het streven van het Voorzitterschap is te komen tot een betere structuur van de vervolg-activiteiten en concrete resultaten bij de tenuitvoerlegging van de Verklaring. Nederland hecht zeer aan het samenwerkingsverband in dit kader, gezien de hierdoor gecreëerde mogelijkheden voor toenadering tussen de landen onderling, alsook tussen deze landen en de Unie. Nederland zal accenten leggen op vertrouwenwekkende maatregelen op politiek en veiligheidsgebied, op de liberalisering van de handel, aspecten van goed bestuur en democratisering. Tijdens het Voorzitterschap worden daartoe ook concrete aktiviteiten ontplooid. Verdere ontwikkeling van de betrekkingen met de Mediterrane partners zal ook vorm krijgen in Associatie- en Samenwerkingsraden zoals bijvoorbeeld met Turkije, Malta en Cyprus.
Nederland wordt als EU-voorzitter lid van de «Steering Board» voor voormalig Joegoslavië. Samen met de EU-landen Duitsland, Frankrijk, Italië, het VK en met de Commissie heeft het hiermee de belangrijke taak om verder richting te geven aan de uitwerking van de akkoorden van Dayton. In 1997 zal voortdurende druk nodig zijn om het proces van de vredesimplementatie gaande te houden. Dat geldt voor de betrokken partijen, maar ook voor de internationale gemeenschap zelf. Zo zijn niet alle donoren even voortvarend in het nakomen van hun toezeggingen, maar het benadrukken van «burdensharing» mag er niet toe leiden dat de eigen inspanningen van de EU verslappen. Voor het welslagen van het vredesproces wordt een voortgezette internationale militaire presentie in brede kring noodzakelijk geacht. Besluiten hierover worden eind 1996 genomen. Tijdens de Vredesimplementatie Conferentie te Londen (december 1996), zal een programma van consolidatie voor de periode tot september 1998 voorliggen. De duurzaamheid van de complexe staatsstructuren staat daarbij centraal. Een belangrijk ijkpunt is de terugkeer van vluchtelingen naar gebieden, waar hun etnische groep in de minderheid is.
Betrekking van de EU met de VS en Canada
Vanwege het belang van de Transatlantische betrekkingen wil Nederland zich inspannen voor een voortvarende implementatie van het op 3 december 1995 bekrachtigde EU-VS-actieplan. Ook zal Nederland speciale aandacht besteden aan het EU-Canada-actieplan, dat waarschijnlijk dit jaar tot stand zal komen.
Het EU-VS-actieplan bevat onderwerpen op diverse terreinen, zoals buitenlands beleid, economie, werkgelegenheid, milieu en gezondheid. Prioriteitsstelling is mede afhankelijk van de actualiteit in 1997, bijvoorbeeld de Amerikaanse betrokkenheid bij Bosnië en Cyprus en de sterke Amerikaanse rol in het M-O-vredesproces. Verder zijn de prioriteiten afhankelijk van de uitstaande punten van het Ierse Voorzitterschap. Als aandachtspunten kunnen worden genoemd: een gezamenlijke EU-VS-voortrekkersrol in de Wereldhandelsorganisatie (WTO), het slechten van bilaterale non-tarifaire belemmeringen (mede m.b.v. de invloed van het bedrijfsleven via de Transatlantic Business Dialogue), samenwerking op het gebied van justitiële en binnenlandse zaken, o.a. in het Caraïbisch gebied, Oost-Europa, de Barcelona-II-Conferentie, milieuvraagstukken en parlementaire contacten. Daarnaast onderhandelen de EU en de VS over een overeenkomst inzake samenwerking op het gebied van onderzoek en technologie.
De bestrijding van internationale criminaliteit en de illegale handel in drugs
Centraal in het beleid op het gebied van justitiële en binnenlandse zaken staat de veiligheid van de burger in een open Europa. De illegale drugshandel en internationale criminaliteit worden in de Unie op dit moment overal als de meest acute dreiging ervaren.
Nederland zal deze punten dan ook hoog op de agenda plaatsen. Op het vlak van drugsbestrijding zal Nederland zich concentreren op verbetering van praktische samenwerking ter bestrijding van de illegale handel in drugs en op het uitwisselen van ervaringen met de preventie van drugsgebruik. Het is van groot belang dat de landen van de EU hier tot een gezamenlijke inspanning komen die herkenbaar is voor onze burger. Ook zal een krachtige impuls worden gegeven aan het voorkomen van drugsverslaving. Dit zal met name gebeuren door middel van het Actie-programma voor de preventie van drugsverslaving. Dit meerjarenprogramma is gericht op kennisuitwisseling tussen lidstaten over onderzoeksmethoden, voorlichting en voorzieningen voor specifieke doelgroepen. Nauwe samenwerking tussen zorgsector, justitie en openbaar bestuur staan hierbij voorop.
Goede samenwerking op het gebied van asiel en immigratie, politie en douane en op het terrein van justitie en civiele zaken is overigens ook nodig. Het uitgangspunt van deze gestructureerde samenwerking vormt het door de Raad vastgestelde tweejarig werkprogramma. Nederland zal ook hierbij accenten leggen op totstandkoming van praktische maatregelen.
Europol moet zo spoedig mogelijk operationeel worden op het gebied van verdovende middelen, mensenhandel en kinderprostitutie.
In het kader van de justitiële samenwerking in burgerlijke en strafzaken staat de bestrijding van fraude ten nadele van de Gemeenschapsbegroting en van corruptie voorop.
Op het gebied van asiel en immigratie ligt het accent bijvoorbeeld op praktische samenwerking in de strijd tegen valse documenten.
1997 is uitgeroepen tot het Europees jaar tegen racisme. In de multiculturele samenleving doen zich steeds vaker verschijnselen van intolerantie en discriminatie voor. Dit is de reden voor de oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor Racisme en Xenofobie. Hierbij dient een goede en doeltreffende samenwerking met de Raad van Europa tot stand te komen.
De verdere ontwikkeling van het EU-beleid
Op de verschillende overige deelterreinen van het interne en externe EU-beleid zal het Voorzitterschap zich richten op de afronding van kwesties die door vorige Voorzitterschappen zijn voorbereid en op het op de rails zetten van onderwerpen die volgende Voorzitterschappen verder ontwikkelen.
De werkloosheid in Europa handhaaft zich helaas op een onaanvaardbaar hoog niveau. De bevordering van de werkgelegenheid blijft dan ook een van de hoogste prioriteiten van de Unie. Dat komt niet alleen tot uitdrukking in de IGC, maar ook in het Vertrouwenspact van Commissie-voorzitter Santer, alsmede in de sinds de Europese Raad van Essen op basis van het Witboek Delors gegroeide rapportageprocedure. Deze rapportage door de Ecofin-Raad, de Sociale Raad en de Commissie gaat over werkgelegenheidsontwikkeling in de Unie en het nationaal ingezette instrumentarium in de strijd tegen de werkloosheid. Het zwaartepunt van deze rapportage-procedure ligt bij de jaarlijkse Europese Raad van December. Het Nederlandse Voorzitterschap zal, zoals tot op heden gebruikelijk is, zorgen voor een tussenrapportage over de stand van de werkzaamheden aan de Europese Raad van Amsterdam. De uitkomst van de Europese Raad van Dublin zal de richting daarvan aangeven. De Ecofin-Raad en de Sociale Raad zullen aan de voorbereiding van tussenrapportage hun bijdrage leveren, ondersteund door respectievelijk het Comité voor het Economisch Beleid en het Werkgelegenheids- en Arbeidsmarkt Comité. Bij de rapportage staan centraal een stabiel macro-economisch kader, het doorvoeren van structurele hervormingen gericht op betere werking van de product- en arbeidsmarkten en aandacht voor specifieke doelgroepen.
Ook de informele Sociale Raad zal in het teken staan van de werkgelegenheid.
Naast de aktiviteiten van de EcoFin-Raad en de Sociale Raad komen tenslotte aspekten van het beleid gericht op de bevordering van de werkgelegenheid ook aan de orde in andere raden, zoals de Industrie Raad en de Interne Markt Raad.
Twee belangrijke uitgangspunten zullen de Nederlandse inzet op sociaal gebied kleuren: het belang van voortgang in de sociaal-economische integratie en een stevige verankering van de sociale dimensie van Europa. Daarnaast staat ook het belang van de continuïteit van dit proces centraal. Hierbij krijgt met name de voortgang van het «rolling programme» aandacht in de vorm van Sociaal Actieprogramma voor de middellange termijn. Voorts zal onderzocht worden hoe aangepast sociaal beleid kan bijdragen aan een duurzame en voorspoedige economische ontwikkeling.
Aan de bevordering van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen zal in het kader van de Sociale Raad op meerdere terreinen bijzondere aandacht worden besteed. Tevens zal in afstemming tussen het emancipatiebeleid en het justitiële beleid de totstandkoming van een gedragscode gericht tegen vrouwenhandel worden bevorderd.
De Interne Markt is een van de meest geslaagde ondernemingen van de Europese Unie. Zij vormt het fundament tot verdere samenwerking en integratie binnen de Unie.
De spelregels voor de Interne Markt moeten voor het bedrijfsleven duidelijk en hanteerbaar zijn. Het Nederlands Voorzitterschap zal daarom een seminar wijden aan dit onderwerp, waarbij de ervaringen van de lidstaten met maatregelen om de kwaliteit van regelgeving te bewaken, aan de orde zullen komen. Als tweede belangrijke onderwerp zal worden gesproken over vereenvoudiging van regelgeving. De Commissie zal daarnaast voor vier sectoren voorstellen ter vereenvoudiging van regelgeving doen. Deze worden op de Interne Markt Raad besproken. De Regering beschouwt dit initiatief als een eerste stap naar een volwaardig onderzoek per sector van alle aspecten van de werking van de Interne Markt. Daar moeten maatregelen uit voortvloeien ter verbetering van het functioneren van de Interne Markt. De Commissie zal voorts een rapport presenteren over de effectiviteit van de Interne Markt, in het bijzonder in relatie tot de concurrentiekracht, waarover de Ministers van Industrie in februari te Den Haag zullen spreken.
Verbetering van de kwaliteit van wetgeving is ook essentieel voor de fraudebestrijding. Duidelijke regelgeving is immers een middel ter voorkoming van fraude. Daarnaast blijft verbetering van de controle op en het beheer van Gemeenschapsgelden, zowel bij de Commissie als bij de lidstaten, een absolute noodzaak. De Commissie heeft in het kader van «Sound and Efficient Management» (SEM 2000) initiatieven ontwikkeld die opvolging behoeven. Ook de behandeling van het jaarverslag van de Europese Rekenkamer zal moeten leiden tot acties ter verbetering van financieel beheer.
Tijdens het Nederlands Voorzitterschap zullen tevens het Werkprogramma van de Commissie inzake een definitief BTW-systeem en het vervolg op de werkzaamheden van de Monti-groep aan de orde komen. Tevens zal aandacht worden geschonken aan accijnstarieven. In dat kader houdt de commissie zich bezig met een (nieuw) voorstel voor een CO2-energieheffing, hetgeen voor het Nederlands Voorzitterschap als prioriteit geldt.
Het Nederlandse Voorzitterschap zal op actieve wijze bijdragen aan oplossingen om het transport ruim baan te geven, o.a. door middel van verbetering van het gebruik van de bestaande infrastructuur en beheersing van de mobiliteit. De belangrijkste randvoorwaarden zijn veiligheid van het vervoer en zo min mogelijk belasting van het milieu. Er zal bovendien zorg voor de naleving van de gemaakte afspraken op Europees niveau zijn. In de luchtvaart zal aandacht worden besteed aan de luchtverkeersbegeleiding, in het wegvervoer aan de tachograaf en in de zeevaart aan de «follow-up» van het «Strategisch Document».
In de telecommunicatiesector zal het Voorzitterschap verder bouwen aan het regelgevend kader voor de geliberaliseerde markt, dat op 1 januari 1998 in werking moet treden. Hiertoe dient nog een aantal besluiten te worden genomen, bijvoorbeeld op het gebied van de spraaktelefonie.
Bescherming van het milieu maakt meer en meer deel uit van het beleid in verschillende sectoren van de economie. Het Voorzitterschap wil dit, in samenwerking met de Commissie, vorm geven door aandacht voor de publiek-private-samenwerking met bedrijven, met een accent op het midden- en kleinbedrijf.
Het Voorzitterschap legt nadrukkelijk accent op klimaatverandering en geeft voorrang aan het bereiken van reducties van CO2-uitstoot en andere broeikasgassen na het jaar 2000 in het kader van het klimaatverdrag. Het gaat om de bijdrage en om maatregelen van de Europese Unie en de onderlinge taakverdeling tussen de Unie en de lidstaten. Tot de prioriteiten behoren daarnaast het autodossier en het afvalbeleid.
Nauw verbonden met het milieubeleid is het beleid inzake duurzame energie. Dit onderwerp zal tijdens het Nederlandse Voorzitterschap prominent op de agenda staan mede met het oog op de Conferentie van Partijen bij het Klimaatverdrag die in het najaar van 1997 wordt gehouden.
Op natuurgebied wordt versterking en verduidelijking van het EU-beleid inzake natuurbeheer nagestreefd, onder meer door verwezenlijking van een EU-biodiversiteitsstrategie.
Ook op milieuterrein is de verbetering van de kwaliteit van de regelgeving aan de orde.
Het Nederlandse Voorzitterschap zal zich richten op een verdere liberalisering van de energiemarkten, in het bijzonder het realiseren van een gas-richtlijn. Daarnaast zal gewerkt worden aan het sterker verbinden van het energiebeleid met milieudoelstellingen. Prioriteit daarbij is het beleid ten aanzien van duurzame energie.
Bescherming van een hoog niveau van volksgezondheid speelt in toenemende mate een rol in andere sectoren van beleid. Voorbeelden daarvan zijn de veiligheid van en zelfvoorziening met bloed, de kwaliteit en veiligheid van organen en weefsels van menselijke oorsprong, de gezondheidsaspecten van roken, en de gevolgen van de «gekke-koeienziekte» (BSE/TSE) voor de volksgezondheid.
Het Voorzitterschap zal de ontwikkelingen op deze terreinen nauwlettend volgen in het belang van de volksgezondheid.
Op basis van betrouwbare, geactualiseerde gegevens over de gezondheidstoestand van de bevolking van de lidstaten in de Europese Unie zullen, in onderlinge afstemming, adequate activiteiten op het terrein van preventie van ziekten en bescherming en bevordering van gezondheid worden ondernomen. Een gecoördineerde en gezamenlijke aanpak van de lid-staten, in samenwerking met de Commissie, dient een aantoonbare meerwaarde op te leveren. De voorbereiding door het Nederlandse Voorzitterschap van een gemeenschappelijk actie-programma voor gezondheidsmonitoring en een nieuw kader voor activiteiten op het terrein van volksgezondheid zijn hierbij, met het oog op de continuïteit van de werkzaamheden van de Gezondheids-Raad, van bijzondere betekenis.
De Mac Sharry-hervormingen en de implementatie van de GATT-Uruguay-ronde hebben tot belangrijke veranderingen geleid in omvangrijke sectoren van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. De weg naar meer markt is ingeslagen. Dat proces wordt tijdens het Nederlands Voorzitterschap voortgezet voor de sectoren olijfolie en tabak. In de eerste helft van 1997 ziet het Voorzitterschap zich echter met name gesteld voor de belangrijke taak overeenstemming te bereiken over het landbouwprijzenpakket voor het seizoen 1997–1998. Met het oog op de komende discussie over de toekomst van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid zal de informele Landbouw Raad in het teken staan van het voor Nederland zo belangrijke zuivelbeleid.
Daarnaast zal de BSE-problematiek zorgvuldige aandacht blijven vragen. In dat kader zullen nieuwe voorstellen van de Commissie over een structurele hervorming van de rundvleesmarktordening ter hand worden genomen.
Doeltreffende en doelmatige veterinaire en fytosanitaire controles zijn van groot belang, mede gezien de doorvoerfunctie van Nederland.
Voorts is harmonisatie van tarieven van inspecties en keuringen op uiteenlopende terreinen een sleutel tot het voorkomen van concurrentieverstoring en verlegging van handelsstromen.
Bevordering van dierenwelzijn, op het gebied van zowel de kalverhuisvesting als het transport van dieren, zal veel aandacht krijgen.
Op visserijgebied ligt het vierde Meerjarig Oriëntatie Programma voor om een duurzaam evenwicht te krijgen tussen aanwezige visbestanden en vlootcapaciteit.
Onderwijs, onderzoek en technologie
Het tot stand brengen van het Vijfde Kaderprogramma staat centraal op het terrein van onderzoek en technologische ontwikkeling. Nederlandse accenten zijn o.a. versterking van de publieke infrastructuur voor onderzoek, de relatie met het bedrijfsgerichte programma Eureka en de informatiemaatschappij.
De snelle ontwikkeling van de informatiemaatschappij biedt de samenleving kansen en uitdagingen, maar roept ook vragen op. Enerzijds vormt zij een potentiële bron voor werkgelegenheid en welvaart, anderzijds zal zij ook tot ingrijpende veranderingen in het leven van alle dag leiden. Een breed Europees debat over de economische, sociale en maatschappelijke aspecten is dan ook noodzakelijk. De Industriële Raad zal spreken over het concurrentievermogen van de Informatie-, Communicatie- en Technologie-industrie. De maatschappelijke gevolgen van de informatiemaatschappij komen aan bod in de informele Onderwijs Raad te Amsterdam evenals de onderwerpen multimedia en docentenopleiding. De formele Onderwijs Raad behandelt de follow-up van het Witboek Onderwijs en Opleiding. Mede in dit kader komen aan de orde mobiliteit van studenten, talenonderwijs, kwaliteitszorg in het hoger onderwijs, (de evaluatie van het programma Socrates) en de veiligheid op school.
De Cultuur Raad zal spreken over de vraag op welke wijze de Unie haar stimulerende rol op het gebied van cultuur kan versterken. Het Voorzitterschap zal een discussie leiden over de wisselwerking tussen cultuur en andere beleidsterreinen. Het belangrijke onderwerp «Televisie zonder grenzen» zal mogelijk onder Nederlands Voorzitterschap worden afgerond.
De externe agenda van de Unie neemt van jaar tot jaar toe. Het daaruit voortvloeiende programma voor het Voorzitterschap is zeer intensief. Zo staan er ontmoetingen op de agenda met Aziatische landen, waaronder de twaalfde EU/ASEAN ministeriële ontmoeting in Singapore, met aansluitend de bijeenkomst van de Ministers van Buitenlandse Zaken in ASEM (Asia/Europe Meeting)-kader. In verband met het Voorzitterschap is voorts voorzien in een bezoek van de Japanse premier aan Nederland. Daarnaast staan bijeenkomsten met de Verenigde Staten, met de deelnemers aan het Barcelonaproces, met de Rio- en San José-groep, met de Gulf Cooperation Council en met vertegenwoordigers van de ACS-landen op het programma. In de betrekkingen tussen de Unie en Rusland, respectievelijk Oekraïne, zal het Nederlandse Voorzitterschap nadruk leggen op de verdere invulling van de voor deze landen vastgestelde aktieplannen. In dit kader is tevens voorzien in een ontmoeting met de Russische President.
Nederland zal zijn accenten zorgvuldig moeten plaatsen. Het behoeft geen betoog, dat de activiteiten van het Voorzitterschap op extern terrein in belangrijke mate worden bepaald door de politieke actualiteit.
In december van dit jaar vindt te Singapore de eerste ministeriële WTO-conferentie plaats. Tijdens het Nederlands Voorzitterschap zullen de resultaten van deze conferentie worden uitgewerkt. Nederland zal daarbij het accent leggen op het slechten van handelsbarrières en op het thema handel en milieu. Maar ook onderwerpen als handel en investeringen en handel en arbeidsnormen zijn onderdeel van de internationale onderhandelingen. Nu is nog niet goed te beoordelen wat het werkprogramma na Singapore zal inhouden en welke actie van Nederland op welk moment zal worden verlangd. Vast staat inmiddels wel dat het Voorzitterschap een belangrijke rol zal spelen bij het afronden van de WTO-onderhandelingen inzake de vrijmaking van de handel in basistelecommunicatiediensten. Deze zijn voorzien voor 15 februari 1997. Ook de vrijmaking van de handel in financiële diensten neemt een belangrijke plaats op de agenda in.
De relatie van de Europese Unie met Afrika krijgt steeds meer aandacht. Zo heeft de EU op Brits en Frans initiatief een gemeenschappelijk standpunt bepaald over preventieve diplomatie en conflict-preventie in Afrika. Onlangs heeft de Commissie zelf een mededeling inzake conflict-preventie in Afrika gepresenteerd.
Nederland zal onderzoeken in hoeverre het mogelijk is in EU-verband het embargo te gebruiken als middel om wapenexporten naar spanningsgebieden in Sub-Sahara Afrika tegen te gaan.
Besprekingen zijn gaande om een Euro-Afrikaanse top te beleggen voor staatshoofden/regeringsleiders.
Op het terrein van de ontwikkelingssamenwerking wil Nederland als voorzitter allereerst aandacht geven aan de praktische invulling van coherentie van beleid. Volgens het Verdrag van Maastricht houdt de Unie bij al haar beleid rekening met de belangen van ontwikkelingslanden zoals deze zijn vastgelegd in het ontwikkelingsbeleid van de Unie. Daarnaast moeten de Raad en de Commissie zorgen voor een samenhangend extern beleid waarvan veiligheid, economie en ontwikkelingssamenwerking deel uitmaken. Het Nederlands Voorzitterschap zal aan deze samenhang van extern beleid met name m.b.t. de ontwikkelingslanden bijzondere aandacht besteden door een geïntegreerde benadering van drie thema's die al een plaats hebben op de agenda's van de verschillende raden: voedselzekerheid/visserij, ontwikkelingssamenwerking/conflictbeheersing en migratie en ontwikkeling.
Het tweede aandachtspunt is Lomé IV. De Commissie zal dit najaar een oriëntatie-document presenteren over de toekomst van het Verdrag van Lomé dat in 2000 afloopt. Het ziet er naar uit dat deze post-Lomé-discussie onder Nederlands Voorzitterschap van start zal gaan. Een seminar, onder Nederlands Voorzitterschap, zou aan deze discussie een gedegen inhoudelijke bijdrage kunnen leveren.
Nederland staat als voorzitter van de Europese Unie in de eerste helft van 1997 een aantal niet geringe opgaven te wachten. Naast de in deze notitie genoemde onderwerpen staan er op ieder deelterrein van het EU-beleid uiteraard nog vele andere kwesties op de agenda. De regering zal er alles aan doen alle taken die op het Voorzitterschap komen te rusten, zo goed mogelijk te volbrengen. Zij bereidt zich daar al geruime tijd op voor, ook in het kader van de Troika, zodat de overgang van het Ierse naar het Nederlandse Voorzitterschap soepel kan verlopen. Tevens heeft zij thans reeds overleg met Luxemburg zodat het opvolgende Voorzitterschap goed op de hoogte is van de taken die het te zijner tijd zal moeten overnemen. Daarnaast zal de regering zich, als voorzitter van de Raad, richten op een goede samenwerking met de Commissie en het Europees Parlement.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25110-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.