25 101
Preventie en bestrijding van seksuele intimidatie op scholen

nr. 2
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 24 april 1997

In mijn beleidsbrief Preventie en bestrijding seksuele intimidatie van 8 november 1996 (kenmerk VO/TAB-96028411) heb ik aangekondigd u te informeren over de uitkomsten van het overleg met het georganiseerd onderwijsveld over de daarin voorgestelde maatregelen.

Op 18 november 1996 is de beleidsbrief uitgebreid besproken in het Onderwijsoverleg Primair en Voortgezet Onderwijs (POVO-overleg). Eerder op 13 november 1996 stond de beleidsbrief op de agenda van het bestuurlijk overleg van de minister van OCenW met de BVE-raad. Vervolgens is de brief besproken in de EB-kamer d.d. 12 december 1996. De HBO-raad en de VSNU heb ik schriftelijk verzocht gedragscodes te ontwikkelen. Het verslag van het POVO-overleg alsmede de brieven gericht aan de HBO-raad en VSNU stuur ik als bijlage mee.1

Onderwijsoverleg Primair en Voortgezet Onderwijs

Alle organisaties onderstrepen het belang van preventie. Het creëren van een veilig en open schoolklimaat en het hebben van gedragsregels en gedragscodes zijn hiervoor onmisbaar. De organisaties staan dan ook positief tegenover de voorstellen zoals genoemd in de beleidsbrief.

Een van de belangrijkste discussiepunten in het overleg betrof de aangifteplicht voor het bevoegd gezag en de daaraan gekoppelde meldingsplicht van het personeel. Daarnaast is er o.a. aandacht gevraagd voor een goede klachtregeling binnen de school en onafhankelijke vertrouwensperso(n)on(en). Ook de positie en rol van de vertrouwensinspecteur is aan de orde gesteld.

Aangifteplicht voor het bevoegd gezag/meldingsplicht personeel

Vrijwel alle deelnemers staan positief tegenover een aangifteplicht van het bevoegd gezag als wettelijke bekostigingsvoorwaarde en de daaraan gekoppelde meldingsplicht voor personeel.

De VBKO is van mening dat er een uitzondering zou moeten gelden op de aangifteplicht indien de ouders van het slachtoffer bezwaar maken tegen de aangifte. Daarnaast waarschuwen zij, net als veel andere organisaties, voor het risico van valse aangiften.

Onderwijsbond CNV is geen voorstander van een meldingsplicht voor personeel. Men pleit ervoor om tussen werkgevers- en werknemersorganisaties in het onderwijs, in CAO-verband of anderszins, rond dit onderwerp initiatieven te nemen. Van de zijde van de NKO werd hierop gereageerd, dit niet wenselijk te vinden. De ouders zouden zodoende niet betrokken zijn.

Zowel het LAKS als de schoolleidersorganisaties (AVS-PO en VVO) zijn van mening dat scholen verplicht moeten zijn om ook officiële klachten en aangiften te melden bij het geven van referenties bij sollicitaties van (oud) personeelsleden.

Bestuurlijk overleg van de minister van OCenW met de BVE-Raad/ EB-kamer

In het overleg met de BVE-Raad is geconstateerd dat de in de beleidsbrief opgenomen maatregelen al in redelijke mate door de ROC's in acht genomen en toegepast worden. De Raad meldt een voorbeeldreglement in voorbereiding te hebben dat vervolgens beschikbaar zal worden gesteld aan de verschillende BVE-instellingen. De Raad is voorts van mening dat het niet nodig is een gedragscode te ontwikkelen omdat zijns inziens de instellingen een en ander al voldoende hebben verankerd in documenten als missie, statuten en andere beleidsdocumenten. Bovendien acht de Raad dit een aangelegenheid die de autonome instellingen zelf moeten bezien.

De minister zal nader met het BVE-veld overleggen hierover.

Het hogerberoeps- en wetenschappelijk onderwijs

De HBO-Raad geeft in zijn reactie aan dat reeds vorig jaar in de handreiking voor het studentenstatuut een paragraaf is opgenomen, waarin vermeld is dat de instellingsbesturen een regeling zullen opstellen tegen seksuele intimidatie. De HBO-Raad heeft het voornemen om begin volgend jaar een bijeenkomst te organiseren voor hogeschoolmedewerkers die verantwoordelijk zijn geweest voor het opstellen van het studentenstatuut voor hun instelling. Tijdens die bijeenkomst zal o.m. geïnventariseerd worden hoe de stand van zaken is m.b.t. de uitwerking van de verschillende in het studentenstatuut genoemde regelingen. In dit kader zal de HBO-Raad ook aandacht vestigen op het verzoek om een gedragscode op te stellen en op de beleidsbrief Preventie en bestrijding seksuele intimidatie van 8 november jl.

De VSNU zal binnenkort een werkgroep in het leven roepen, die een gedragscode gaat voorbereiden. In dit werkgroepje zullen de VSNU en een aantal universiteiten vertegenwoordigd zijn.

Ik heb geconstateerd dat het onderwijsveld de hoofdlijnen van de voorstellen met instemming heeft ontvangen. De bezwaren van enkele organisaties rond de aangifteplicht voor het bevoegd gezag en de daaraan gekoppelde meldingsplicht voor personeel worden door mij niet gedeeld. De verantwoordelijkheid voor een goed preventief beleid ligt bij het bevoegd gezag, Aangifte en meldingsplicht is hiervan het sluitstuk. Voorkomen moet worden dat scholen eigen afwegingen maken en voor eigen rechter spelen. In de beleidsbrief ben ik reeds op de argumentatie en ratio van de aangifteplicht ingegaan.

Het voorstel om de meldingsplicht van het personeel niet wettelijk te regelen, maar aan het onderwijsveld zelf over te laten middels de CAO acht ik niet wenselijk maar ook niet haalbaar gezien de opstelling van de AOB en een aantal besturenorganisaties die steun geven aan het kabinetsvoorstel. Aangezien het hier om dusdanig ernstige zaken gaat, kies ik er voor om dit uniform voor de sectoren primair en voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie te regelen. Daarnaast ben ik van oordeel dat ik met een meldingsplicht voor personeel niet treed in de verhouding tussen werkgever en werknemer.

Voor de preventie van seksuele intimidatie acht ik het hanteren van gedragscodes van groot belang. Ik zal er daarom voor zorgen dat de door het veld ontwikkelde gedragscodes breed beschikbaar zullen zijn. Het Project Preventie Seksuele Intimidatie heeft hier een taak o.m. in het kader van zijn functie als expertisebundelaar.

Gelet op de uitkomsten van het overleg met het onderwijsveld handhaaf ik mijn voornemens zoals in de beleidsbrief zijn opgenomen. Dit betekent dat naar verwachting nog dit jaar een wetsvoorstel zal worden ingediend.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

T. Netelenbos


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven