nr. 4
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 29 juni 1998
Mede namens mijn ambtgenote van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer deel ik u het volgende mede.
Voor het kanaalvak van de Zuid-Willemsvaart tussen de Maas en Den Dungen
loopt een tracéwet-procedure. Het project wordt momenteel uitgewerkt
in het kader van het ontwerp tracébesluit.
Tegelijkertijd vindt er in de regio een aantal ontwikkelingen plaats waaraan
bij de uitwerking van het ontwerp tracébesluit serieus aandacht geschonken
moet worden. In dit kader hebben de volgende ontwikkelingen aanleiding gegeven
tot vertragingen:
– De gemeenten 's-Hertogenbosch en Sint Michielsgestel, de waterschappen
de Aa en de Maaskant en de provincie Noord-Brabant hebben een gemeenschappelijke
verklaring opgesteld waarin uitgangspunten ten aanzien van de gewijzigde tracering
van de Zuid-Willemsvaart en de ruimtelijke ontwikkeling rondom en ten gevolge
van de omlegging worden weergegeven. De effecten hiervan worden op het ogenblik
nader uitgewerkt.
– De gemeente 's-Hertogenbosch is, als onderdeel van de gemeenschappelijke
verklaring, nog bezig met de uitwerking van plannen om te komen tot de ontwikkeling
van een stedelijk knooppunt tussen de A2 en het toekomstige tracé van
de Zuid-Willemsvaart, in casu het opstellen van een intergrale structuurvisie.
– De provincie Noord-Brabant heeft aanzienlijk later dan gepland
de uitkomsten van het onderzoek met betrekking tot een eventuele sanering
van de vuilstort in de Koornwaard gepresenteerd. Een eventuele tracéwijziging
ter hoogte van de Koornwaard wordt nader uitgewerkt.
Het is ons daarom niet mogelijk gebleken om binnen de termijn, die conform
de tracéwet daarvoor geldt, tot een ontwerp tracébesluit te
komen. Gebaseerd op de huidige inzichten zal het ontwerp tracébesluit
in het najaar van 1998 gereed zijn.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink