nr. 39
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 juni 2006
Graag bieden wij u hierbij de reactie aan op uw verzoek van 15 juni
2006 met kenmerk 06-BUZA-B-51 inzake Onderhandelingen met het Verzetsleger
van de Heer (LRA). Hierbij worden tevens de vragen van Kamerlid Brinkel van
15 juni 2006 met kenmerk 2050615220 inzake vrede in Uganda beantwoord.
Het vinden van een duurzame oplossing voor het structurele probleem van
achterstelling van Noord-Uganda en het verbeteren van de buitengewoon ernstige
humanitaire situatie ten gevolge van de reeds 20 jaar durende strijd met de
LRA vormen een kernpunt van het Nederlandse bilaterale beleid voor Uganda.
Dit is tevens één van de prioriteiten binnen het regionale Grote
Meren beleid. Beëindiging van dit slepende conflict is bovendien essentieel
voor de implementatie van het Comprehensive Peace Agreement (CPA) voor Sudan
waarbij Nederland nauw betrokken is.
Recentelijk hebben gesprekken plaatsgevonden tussen de regering van Zuid-Sudan
(GoSS) en de LRA-leiding, die mogelijk kunnen leiden tot onderhandelingen
tussen de Ugandese regering en het LRA. Ons is voorts bekend dat Pax Christi
op verzoek van partijen besprekingen met het LRA heeft gefaciliteerd. Voor
zover op dit moment bekend, zijn de standpunten van de Ugandese en Sudanese
regeringen als volgt.
De GoSS beschouwt de voortdurende aanwezigheid van de LRA en het Ugandese
leger (UPDF) op eigen grondgebied als een ernstige bedreiging van de stabiliteit
in Zuid-Sudan en bovendien een belemmering voor de implementatie van het CPA.
De GoSS meent dat besprekingen te verkiezen zijn boven een militaire confrontatie
met het LRA en zoekt door middel van rechtstreekse onderhandelingen tussen
de Ugandese regering en het LRA zowel een oplossing voor de problemen op haar
eigen grondgebied als poogt hiermee een bijdrage te leveren aan regionale
stabiliteit. De Ugandese president Museveni heeft in zijn gesprek met de Sudanese
vice-president Salva Kiir met het initiatief ingestemd en het wachten is momenteel op het samenstellen van een delegatie. Politieke wil van
de Ugandese regering om de besprekingen tot een succesvol einde te brengen
is een voorwaarde voor het welslagen van het vredesproces. Het LRA heeft eveneens
met de besprekingen ingestemd en reeds een delegatie benoemd. De Sudanese
regering van Nationale Eenheid heeft zich tot nu toe van commentaar onthouden,
maar aangenomen wordt dat ook deze regering graag een einde ziet aan het conflict
omdat het uiteindelijk ook een Sudanees veiligheidsprobleem is en bovendien
Sudan in een negatief daglicht stelt. Volgens onze informatie hebben beide
Sudanese regeringen het Memorandum of Understanding, waarmee toegang van het
Ugandese leger op Sudanees grondgebied is geregeld, niet verlengd.
Nederland verwelkomt de signalen over een initiatief van de GoSS om samen
met de overige betrokken partijen te komen tot een vreedzame oplossing voor
de problemen in Noord-Uganda en Zuid-Sudan. De gesprekken tussen de regering
van Zuid-Sudan (GoSS) en de LRA-leiding, die mogelijk kunnen leiden tot onderhandelingen
tussen de Ugandese regering en het LRA bevinden zich evenwel nog in een pril
stadium. Het is derhalve nog te vroeg om iets te kunnen zeggen over de uitkomsten
van deze eventuele onderhandelingen.
Nederland gaat ervan uit dat voor een duurzame oplossing van de situatie
in Noord-Uganda vredesbesprekingen, amnestie en berechting elkaar dienen aan
te vullen. Vrede en gerechtigheid gaan immers hand in hand. Hiervoor heeft
Nederland zich ook in de kerngroep voor Noord-Uganda (bestaande uit Nederland,
Noorwegen, het VK en de VS) steeds hard gemaakt. Daarbij is een gegeven dat
het ICC, op verzoek van de Ugandese regering, onderzoek heeft verricht en
op basis daarvan arrestatiebevelen heeft uitgevaardigd ten aanzien van de
vijf hoogste leiders van het LRA. Verdragspartijen bij het ICC Statuut, waaronder
in de eerste plaats Nederland, zijn verplicht met de aanklager samen te werken
aan de arrestatie en volledige samenwerking te bieden bij de aanhouding en
overdracht van personen tegen wie arrestatiebevelen zijn uitgevaardigd.
Wij zijn van mening dat kansen op vrede in Uganda en Zuid-Sudan door betrokken
partijen dienen te worden aangegrepen. De regering is door de GoSS gevraagd
na te gaan of de kerngroep voor Noord-Uganda bij mogelijke vredesbesprekingen
in Zuid-Sudan een waarnemersrol zou willen vervullen. Hierover wordt thans
overleg gevoerd met de leden van de kerngroep. Voor de Nederlandse regering
geldt dat bij een eventuele ondersteuning van de onderhandelingen zij de verplichtingen
voortvloeiend uit het Statuut van Rome, in het bijzonder met betrekking tot
de aanklachten door het ICC tegen de leiders van het LRA, ten volle respecteert.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
B. R. Bot
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A. M. A. van Ardenne-van der Hoeven