25 098
Crisissituatie Grote Meren Gebied

nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 30 oktober 1998

Ingevolge het verzoek van kamerlid Koenders (PvdA), opgebracht tijdens een Algemeen Overleg betreffende de Algemene Raad van 5 oktober jl. zend ik u hierbij een overzicht van het mandaat en de werkzaamheden van de Speciale Gezant van de Europese Unie voor het gebied van de Grote Meren in Afrika, de heer Aldo Ajello.

Mandaat van de Speciale Gezant

De Raad van de Europese Unie besloot begin 1996 tot het aanstellen van een Speciale EU Gezant voor het gebied van de Grote Meren in Afrika. Direkte aanleiding tot deze benoeming was de toenmalige crisis in de Grote Meren Regio.

De Europese Unie hoopte met de aanstelling van een Speciale Gezant een beter inzicht te krijgen in de complexe politieke situatie van de Grote Meren teneinde daarmee een bijdrage te kunnen leveren aan een vredesproces in de regio.

Het mandaat van de Speciale Gezant, zoals vastgesteld door de Raad van de Europese Unie is weergegeven in een Gemeenschappelijk Optreden van 25 maart 1996.

In dit Gemeenschappelijk Optreden wordt aangegeven dat:

«de speciale gezant van de Unie steun (..zal..) verlenen aan de inspanningen die erop gericht zijn de voorwaarden te scheppen om de crisis op te lossen, waaronder de voorbereiding van een Conferentie over vrede, veiligheid en stabiliteit in het gebied van de Grote Meren in Afrika, die een belangrijke stap vormt op de weg naar een duurzame en vreedzame oplossing.

De speciale gezant zal:

– de inspanningen steunen van de VN en de OAE, die de conflicten in het gebied een halt pogen toe te roepen, alsmede van de Afrikaanse prominenten die de twee organisaties hun medewerking verlenen;

– met de Regeringen van de landen in het gebied en met andere betrokken Regeringen en internationale organisaties nauwe contacten tot stand brengen en onderhouden om te bepalen welke maatregelen nodig zijn om de problemen van het gebied op te lossen;

– zijn werkzaamheden nauw coördineren met de vertegenwoordigers van de VN en de OAE in het gebied, die verantwoordelijk zijn voor het bijeenroepen van de Conferentie;

– samenwerken met regionale leiders en andere partijen die hetzelfde doel nastreven; en

– eventueel contacten leggen met andere partijen die eveneens een rol kunnen spelen bij het boeken van vooruitgang.»

De heer Ajello begon zijn werkzaamheden in april 1996. Het mandaat geldt voor een half jaar en werd tot nog toe steeds, na overleg in de Afrika Werkgroep, het Comité Politique en de Algemene Raad, verlengd. De laatste verlenging van het mandaat van Ajello dateert van juli 1998.

De werkzaamheden van de Speciale Gezant

Sinds zijn aanstelling heeft de heer Ajello frequent de regio bezocht om gesprekken te voeren met de regionale (regerings-)leiders, verschillende belanghebbende organisaties en andere betrokkenen. Hij besprak de ontwikkelingen voorts met de Verenigde Naties en met de Amerikaanse autoriteiten. De hieruit voortvloeiende analyses – welke maandelijks in de Brussel worden besproken – hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de Europese beeldvorming m.b.t. de problematiek in de Grote Meren Regio.

Resultaten

Nederland is zich bewust van het feit dat de taak van de heer Ajello niet eenvoudig is geweest met name vanwege de moeilijke positie waarin de internationale gemeenschap zich sinds 1994 in de Grote Meren Regio in geplaatst zag. Bovendien bleken de belangen van de verschillende Europese partners vooral in het verleden niet altijd verenigbaar in een eenduidige boodschap.

Daarnaast realiseert de EU zich terdege dat haar diplomatiek instrumentarium voor het vinden van oplossingen in de crisis beperkt is.

Ondanks deze moeilijke uitgangspositie is de heer Ajello – met name in de huidige crisis in de Democratische Republiek Congo – in staat gebleken zijn opdracht zinvol in te vullen.De Speciale Gezant is er in geslaagd om de communicatiekanalen met de diverse actoren in het gebied open te houden. Voor het beleid van Nederland en de andere EU-lidstaten zijn zijn werkzaamheden dan ook van belang. Er is mede hierdoor sprake van een meer gemeenschappelijke analyse van de situatie waardoor de afstemming tussen de verschillende Europese partners verbetert. Dit leidt helaas nog niet in alle gevallen tot een gezamenlijke opstelling.

Tenslotte kunnen zijn activiteiten wellicht bijdragen aan de organisatie van een conferentie in de regio waar vrede, veiligheid en stabiliteit in het Grote Meren Gebied op geïntegreerde wijze kunnen worden behandeld.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

Naar boven