25 098
Crisissituatie Grote Meren Gebied

nr. 13
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 16 april 1998

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft op 24 maart 1998 overleg gevoerd met minister Van Mierlo van Buitenlandse Zaken en minister Pronk voor Ontwikkelingssamenwerking over de ontwikkelingen in Rwanda, Burundi en de Democratische republiek Kongo (25 098, nr. 12).

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Van der Stoel (VVD) vond dat de brief van de bewindslieden niet volledig beantwoordt aan de verwachting van de Kamer. De Kamer heeft om deze brief gevraagd op het moment dat er een reële vrees bestond voor een nieuwe genocide en wilde weten wat Nederland (bij voorkeur in Europees verband) kon doen om dit te voorkomen.

In de brief wordt over de groepen Hutuextremisten die Rwanda infiltreren gezegd dat ze groter zijn «dan aanvankelijk voorzien». Hoe komen de ministers tot deze omschrijving?

Aan de brief hield mevrouw Van der Stoel de indruk over dat er naar verzachtende omstandigheden gezocht wordt om de rol van de regeringen van deze drie landen te rechtvaardigen. Dit verbaasde haar omdat uit berichten blijkt dat deze regeringen weinig eerbied hebben voor de mensenrechten. Kongo stuurt mensen terug naar hun geboorteplaats, arresteert journalisten en beperkt de vrijheid van meningsuiting. De regering van Kongo dient de tijd te worden gegund om de door haar uitgesproken intenties waar te maken, maar in deze overgangsperiode van twee jaar moeten dan wel ontwikkelingen te zien zijn waaruit blijkt dat zij inderdaad van plan is om een rechtstaat te ontwikkelen en de vrijheden en rechten van haar burgers te eerbiedigen.

Uit de rapportage van Amnesty International blijkt dat de regering van Rwanda zich niet afzijdig houdt van mensenrechtenschendingen en dat zij weinig bereidheid aan de dag legt om soldaten die zich aan mensenrechtenschendingen schuldig hebben gemaakt te berechten.

Mevrouw Van der Stoel kon uit de brief niet opmaken welke inspanningen geleverd worden om de verschillende bevolkingsgroepen vreedzaam samen te laten leven. Wat is eigenlijk de Europese inzet? In de geannoteerde agenda van de Algemene Raad staat dat Nederland aandringt op een gezamenlijk standpunt op basis van principes. Wat behelst dit gezamenlijke standpunt en op welke principes wordt hier gedoeld?

Mevrouw Verspaget (PvdA) was naar aanleiding van de berichten over gewelddadigheden in het noordoosten van Rwanda en het grensgebied met de Democratische republiek Kongo bezorgd over het gevaar van een nieuwe genocide. De verklaring van Kofi Annan dat de genocide in Rwanda door 5000 VN-soldaten voorkomen had kunnen worden, riep bij haar de vraag op welke maatregelen Nederland nu binnen de EU voorstelt om vrede en stabiliteit in de regio te bevorderen. Is het mogelijk om meer VN- of EU-waarnemers naar Rwanda te sturen? Zij kunnen de rapportage verbeteren en wellicht kan hun aanwezigheid leiden tot een vermindering van de gewelddadigheden.

In alle drie de landen is sprake van voortdurend geweld. Mevrouw Verspaget merkte op dat aan elke aanpak van dit geweld nadelen kleven en dat het onmogelijk is om over alle vermeende mensenrechtenschendingen uitsluitsel te krijgen. Zij zag bij voorkeur een breed samenwerkingsverband van de EU, de Wereldbank, IMF, de VS maar ook de Organisatie van Afrikaanse eenheid (OAE) een plan van aanpak ontwikkelen dat gericht is op stabilisering van de regio. Een dergelijk plan van aanpak moet een economische groei bewerkstelligen die aan de gehele bevolking ten goede komt en die de ontwikkeling van een democratische rechtsstaat mogelijk maakt. Alleen zo kan de cultuur van straffeloosheid uit deze landen verbannen worden.

Mevrouw Verspaget stemde, ondanks alle onzekerheden in met het beleid van de regering. Zij vond het een goede zaak dat Nederland heeft meegewerkt aan de donorconferentie voor Kongo. Oxfam heeft een plan ontwikkeld voor de regio waarin opbouwhulp, verlichting van de schuldenlast in combinatie met versterking van onderwijs en gezondheidszorg, bevordering van de veiligheid, demobilisatie gekoppeld aan de creatie van werk, herziening en verbetering van het rechtsstelsel, investeringen gericht op armoedebestrijding en bevordering van de mensenrechten en economische diversificatie de belangrijkste elementen zijn. Mevrouw Verspaget steunde het plan en vroeg de regering (elementen uit) dit plan bij de EU op de agenda te zetten.

Naar aanleiding van het reisverslag van minister Pronk aan Rwanda in oktober 1997 vroeg zij hoe de besteding van de hulp aldaar gecontroleerd wordt. Welke bijdrage leveren Nederland en de andere donoren aan de verbetering van de situatie in de gevangenissen? De ondraaglijke leefomstandigheden in de cachots moeten verbeterd worden. Dit is echter niet een taak voor Nederland alleen, ook de andere donorlanden moeten een bijdrage leveren.

Mevrouw Verspaget vroeg de ministers de Kamer per brief te informeren over het aantal processen dat het Rwandatribunaal voert dan wel in voorbereiding heeft. Kan de minister iets zeggen over de kwaliteit van de rechtsgang? Is het niet mogelijk om ook de misdaden die zijn begaan in Kongo en Burundi door dit tribunaal te laten berechten? Het is een goede ontwikkeling voor het rechtsstelsel in Afrika dat geprobeerd wordt om, analoog aan het Hof van Europa, een Afrikaans hof van justitie op te richten. Kan de regering de Kamer daarover informeren?

Mevrouw Sipkes (GroenLinks) noemde de situatie in de regio onverminderd zorgelijk. Zij steunde het regeringsbeleid, hoewel het in de huidige situatie nauwelijks resultaten kan opleveren.

Een trieste en tekenende erfenis van de strijd tussen Tutsi's en Hutu's zijn de 85 000 kindhuishoudens in Rwanda. Steunt de regering de initiatieven die Unicef ontwikkelt om deze kinderen te helpen? Mevrouw Sipkes had hierover geen informatie in het overzicht van de gegeven noodhulp kunnen vinden en vroeg de regering om initiatieven gericht op de verbetering van de positie van deze kindhuishoudens te steunen.

Minister Pronk schrijft in zijn reisverslag van 6 november 1997 dat hij de zorg van de Nederlandse regering over de mensenrechtensituatie heeft overgebracht tijdens de gesprekken die hij in de regio heeft gevoerd. Mevrouw Sipkes vond dit een weinig effectieve aanpak omdat de betrokken partijen elkaar de schuld van de mensenrechtenschendingen geven en het zo onmogelijk maken om de waarheid te achterhalen.

De minister was vooraf positief over de conferentie van de «amis du Kongo». Hoe beoordeelt hij echter de uitkomsten? Een van de gespreksonderwerpen was de vermindering van de schuldenlast. Hierover is gezegd dat samen met de Wereldbank naar creatieve oplossingen gezocht zal worden. Is het terugvorderen van de tegoeden van Mobutu één van die oplossingen?

De VN-onderzoekscommissie leek haar werk beter te kunnen gaan doen nadat er een Kongolese vertegenwoordiger aan was toegevoegd. Nu zijn er echter toch weer berichten dat deze commissie tegengewerkt wordt, zoals het krantenbericht dat een onderzoek naar een vermeend massagraf verhinderd werd met als argument dat dit onderzoek een schending was van de lokale zeden en gewoonten.

Het feit dat Burundi zijn burgers bewapent en onderwerpt aan militaire training duidt erop dat het wapenembargo niet werkt. Is dit een onderwerp van gesprek met de autoriteiten en kan de regering garanderen dat er geen wapens uit de EU naar deze regio geëxporteerd worden?

Mevrouw Sipkes herinnerde eraan dat het in september 1997 de bedoeling was om de hervestigingskampen binnen zes maanden te sluiten. Is dit gebeurd?

Kan de regering een overzicht verstrekken van de Nederlandse hulp aan de regio en aangeven aan wie die hulp ten goede is gekomen?

De regering vond het eerder wenselijk om een VN-vredesmacht naar de regio te sturen. Mevrouw Sipkes was het hier nog steeds mee eens omdat een internationale aanwezigheid in welke vorm dan ook noodzakelijk blijft. Zijn de Afrikaanse staten bereid om een bijdrage te leveren aan een vredesmacht als zij gesteund worden door de Westerse landen?

Welke verwachtingen heeft de regering van het bezoek van president Clinton aan Afrika? Heeft de VS overleg gevoerd met de VN en de EU over dit bezoek?

Op de agenda van de Algemene Raad staan plannen voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijk beleid en het zenden van een trojka. De minister toonde zich, gezien het aan chaos grenzende Europese Afrikabeleid, somber over de mogelijkheid van een gemeenschappelijk beleid. Ziet hij inmiddels wel mogelijkheden om tot een gezamenlijk beleid te komen? Mevrouw Sipkes was voorstander van het ontwikkelen van een politiek initiatief voor de regio omdat het louter verlenen van hulp geen oplossing biedt voor de problemen. Overlegt de EU met de VS en de VN om een politieke oplossing voor de regio te bevorderen?

Ook mevrouw Van Ardenne-Van der Hoeven (CDA) was onverminderd bezorgd over de situatie in het grotemerengebied. Zij verbaasde zich over de summiere informatie in de brief van 6 februari. Zo wordt er weinig gezegd over de VN-commissie voor de mensenrechten die nog steeds wordt tegengewerkt. Zonder deze commissie is het echter onmogelijk om te achterhalen wat er het afgelopen jaar werkelijk in Kongo is gebeurd.

Mevrouw Van Ardenne had uit een eerder overleg over de situatie in de regio de indruk overgehouden dat minister Pronk enige bewondering kan opbrengen voor wat hij een generatie van nieuwe en zelfbewuste Afrikaanse leiders noemde. Geven de gebeurtenissen van de afgelopen maanden echter geen aanleiding om deze bewondering te temperen, althans wat betreft de leiders van de drie landen die in dit algemeen overleg ter discussie staan?

In de regio zijn nog steeds grote hoeveelheden wapens voorhanden, hetgeen het risico van een escalatie vergroot. Zien de ministers een mogelijkheid voor de internationale gemeenschap om deze wapens uit de regio te verwijderen?

Mevrouw Van Ardenne vond het beeld dat de regering schetst van de situatie in Rwanda eenzijdig. Uit de rapporten van Amnesty International komt een meer genuanceerd beeld naar voren omdat hierin ook gewezen wordt op de rol die de regeringstroepen spelen. Zij vond dat de regering ook de berichten, waaruit blijkt dat het leger zich schuldig maakt aan ontvoering en moord, in haar beoordeling moet betrekken. De regering van Rwanda heeft beloofd om verdwijningen en aanslagen te onderzoeken. Dit lijkt vooralsnog een loze belofte. Is het daarom niet voorbarig om de regering van Rwanda te helpen met de bouw van een gevangenis? De Nederlandse regering loopt zo immers het gevaar dat zij ongewild meehelpt aan de instandhouding van de geheime detentieoorden.

Bij de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken is een motie aangenomen waarin staat dat Nederland en ook de EU zich moeten houden aan de voorwaarden die zijn gesteld aan de hervatting van de hulp aan Kongo. Mevrouw Van Ardenne vond dat deze voorwaarden ook voor Rwanda moeten gelden omdat in dit land geen sprake is van herstel van de mensenrechten noch van een ontwikkeling in de richting van meer democratie. Zij vond dat er geen hulp, via overheidskanalen, verstrekt moet worden aan Rwanda en Kongo totdat de situatie daar verbeterd is. Ondersteunt de regering het demobilisatieplan?

Mevrouw Van Ardenne vroeg verder informatie over het trustfonds dat voor Kongo in het leven is geroepen. Wordt hier in Europees verband opgetrokken? Heeft de Nederlandse regering een bijdrage geleverd aan dit fonds?

In Burundi neemt het geweld tussen de Hutu's en het regeringsleger steeds verder toe, hetgeen bij mevrouw Van Ardenne de vraag opriep of de internationale gemeenschap het zich kan veroorloven om nog langer afzijdig te blijven. Ten slotte vroeg zij of er door de EU op diplomatiek niveau pogingen ondernomen worden om de internationale gemeenschap te bewegen in te grijpen.

Mevrouw Roethof (D66) toonde zich eveneens onverminderd bezorgd over de ontwikkelingen in Rwanda en vroeg de ministers om hun inschatting van de situatie. Hoe groot achten zij het gevaar van een nieuwe genocide? Hutumilities doen invallen in het noordwesten en volgens krantenberichten zitten er ook Hutumilities in de bergen rond Kigali. Is dit waar en wat betekent dit voor de veiligheidssituatie in Rwanda? Kunnen de ministers bevestigen dat het Rwandese leger tegenaanvallen uitvoert?

Het bloedbad in het Mudende-vluchtelingenkamp in december 1997 viel samen met het bezoek van de minister van buitenlandse zaken van de VS. Zijn er redenen om aan te nemen dat de milities dit bezoek hebben aangegrepen om door middel van een aanslag te laten zien dat de regering van Rwanda de nodige autoriteit en legitimiteit mist? Deze vraag is actueel omdat het bezoek van president Clinton mogelijkerwijs aangegrepen wordt om wederom een aanslag te plegen.

In de rapportage van Amnesty International wordt gemeld dat de regering van Rwanda is overgegaan tot de kap van bananenplantages om zo te verhinderen dat deze door de guerrilla's als schuilplaatsen worden gebruikt. Dit is een desastreuze ontwikkeling voor de boeren. Mevrouw Roethof vond het een positief bericht van Amnesty International dat de regering soldaten berecht die zich schuldig gemaakt hebben aan wandaden. Kunnen de ministers aangeven of deze berichten juist zijn?

Nederland heeft bijgedragen aan het verbeteren van de situatie in de detentieoorden en gevangenissen. Op dit moment zitten nog steeds ongeveer 120 000 mensen gevangen. Is het niet beter, gezien de schrijnende situatie in deze gevangenissen om de mensen die minder ernstige misdaden op hun geweten hebben zonder afgerond proces in vrijheid te stellen?

De positie van de internationale mensenrechtenwaarnemers is zeer moeilijk omdat zij onder escorte van militairen onderzoek moeten doen terwijl zij die militairen eigenlijk zouden moeten controleren. Hoe beoordelen de ministers de positie van deze waarnemers?

Mevrouw Roethof vroeg of de onderzoeken van de Fransen en de Belgen naar hun rol in Rwanda geen navolging verdienen in de vorm van een onderzoek naar het Europese optreden en de wapenhandel met de landen in deze regio. Zijn de ministers bereid om zich voor een dergelijk onderzoek in te spannen?

De passage in de brief waarin gesteld wordt dat het van verhoogd belang is dat de internationale gemeenschap tot een ondubbelzinnige stellingname komt tegen het terrorisme is te vaag. Kan de minister van Buitenlandse Zaken deze passage verduidelijken?

In Burundi verblijven meer vluchtelingen dan in Rwanda. Stelt de internationale gemeenschap wel voldoende middelen beschikbaar voor de opvang van deze vluchtelingen? De bemiddelingspoging van de voormalige president van Tanzania Nyerere bevindt zich volgens de brief in een impasse. Zijn er tekenen dat deze impasse inmiddels doorbroken is?

Er heerst onder diplomaten enige ontevredenheid over het rapport van de heer Carrington over de mensenrechtensituatie in Kongo; het zou slordig en onzorgvuldig zijn. Delen de ministers deze opvatting? Mevrouw Roethof vroeg dit omdat dit rapport de inzet is geworden van een inmiddels hoog opgelopen diplomatiek conflict. Kunnen de ministers reageren op de berichten dat de VN-commissie de toegang tot enkele gebieden ontzegd is?

Het frappeerde mevrouw Roethof dat Kabila niet samenwerkt met de voormalige oppositie tegen Mobutu en zij vroeg de ministers hoe zij dit beoordelen.

De VS hebben aangegeven dat de opbouw van een stabiele democratie in Kongo een element zal blijven van hun Afrikapolitiek. In hoeverre heeft de EU invloed op de Amerikaanse Afrikapolitiek en hoe beoordeelt de Nederlandse regering deze politiek?

Ten slotte vroeg Mevrouw Roethof de bewindslieden hoe naar hun mening de taken binnen het kabinet ten aanzien van Afrika moeten worden verdeeld.

Het antwoord van de regering

De minister van Buitenlandse Zaken zei dat hij samen met zijn collega voor Ontwikkelingssamenwerking Afrika «doet», zij het dat de heer Pronk zich er iets intensiever mee bezighoudt. De samenwerking verloopt tot nu toe zonder enig probleem, maar wellicht verdient het aanbeveling de taakverdeling in een volgende kabinetsperiode iets meer te nuanceren.

De regering maakt zich evenals de Kamer grote zorgen over de ontwikkelingen in het grotemerengebied. De minister benadrukte dat ten aanzien van de drie landen niet met verschillende maten wordt gemeten. Elke regering wordt op haar verantwoordelijkheden gewezen, ook al noodzaken de chaotische toestanden en gigantische problemen in de landen somtijds tot enige nuancering.

Gelukkig komt de EU nu enigszins in beweging. Het ligt in het voornemen om een ministeriële EU-trojka naar Rwanda te sturen, maar er is alle reden om de trojka ook naar de omliggende landen te sturen. Tijdens de eerstvolgende Algemene Raad zullen de EU-lidstaten tot gezamenlijke politieke conclusies komen ten aanzien van het grotemerengebied. Er zal worden voortgebouwd op vroegere inspanningen van bijvoorbeeld de Oegandese regering en op maatregelen en programma's van de EU die tot nu toe zijn uitgevoerd in Rwanda. Daarbij staat voorop dat er een einde wordt gemaakt aan het conflict, dat het land zich kan herstellen van de genocide van vier jaar geleden en dat via nationale verzoening een democratisch proces op gang wordt gebracht. Andere uitgangspunten zijn bescherming en bevordering van mensenrechten en fundamentele vrijheden van de mens en economische ontwikkeling. De minister wees er nog op dat Nederland enkele jaren geleden heeft voorgesteld om in Rwanda een standing force te installeren ter voorkomen van genocidepraktijken. Wellicht dat hieraan in de komende tijd wat meer body kan worden gegeven. De westelijke landen zijn in principe bereid om met financiële en materiële middelen te participeren als de OAE de troepen levert. De kans dat dat gebeurt is echter buitengewoon gering, want de Afrikaanse landen opereren bepaald niet eensgezind op dit punt. Bovendien heerst er een zekere weerstand tegen de gedachte dat zij het «kanonnenvoer» moeten leveren en de westelijke landen zich beperken tot geld en materieel. Nu de westelijke landen kennelijk onmachtig zijn als het gaat om het installeren van een standing force, zou kunnen worden geprobeerd het aantal waarnemers weer op te vijzelen. De minister verklaarde desgevraagd dat Nederland diverse malen de bereidheid heeft uitgesproken om de OAE te helpen een organisatiestructuur op te bouwen.

De bewindsman zegde toe de Kamer een brief te sturen over de stand van zaken met betrekking tot het Rwandatribunaal. Nederland ondersteunt het voorstel van de EC om begin april een expertcommissie te sturen naar de DRC om de activiteiten op het gebied van de mensenrechten en het justitiële apparaat in kaart te brengen. Nederland legt daarbij de nadruk op de noodzaak van een voldoende voorbereidingstijd voor de verkiezingen. Het bericht in de media dat de VN-onderzoekscommissie het land moet verlaten is (vooralsnog) niet waar. Volgens de lokale bevolking zou bij het zoeken naar massagraven in de omgeving van Mbandake het graf van een overleden stamhoofd zijn geschonden. De VN-commissie weigerde om daarvoor verontschuldigingen aan te bieden omdat volgens haar geen persoonlijk graf werd geschonden. Daarop hebben de bewoners krijgsdansen uitgevoerd die door de onderzoekers als bedreigend werden ervaren. Zij zijn dan ook teruggekeerd naar Kinshasa. De voorzitter van de commissie heeft de Nederlandse ambassadeur verzekerd dat de werkzaamheden in Kisangani en Goma gewoon doorgaan met volledige medewerking van de nationale en lokale autoriteiten.

Ook in Burundi zijn de laatste tijd de gewelddadigheden toegenomen. Nederland steunt de pogingen van regionale leiders als Nyerere om de onderhandelingen vlot te trekken. De regionale leiders vinden het nog te vroeg om de sancties op te heffen, maar toch ziet het er naar uit dat deze sancties hun langste tijd hebben gehad. Van officiële zijde is toegezegd dat de beperking van de bewegingsvrijheid van de drie belangrijkste politieke leiders zal worden opgeheven.

De minister zei ten slotte voorstander te zijn van een directe betrokkenheid van de VS bij de ontwikkelingen in het grotemerengebied. Medewerking van de VS is onontbeerlijk en wat dit betreft juichte de bewindsman het bezoek van president Clinton aan de regio toe. Hij wist niet of de EU-voorzitter beleidsoverleg heeft gevoerd met de Amerikanen over de ontwikkelingen aldaar en of de VS hierover contact hebben opgenomen met de VN.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking voegde hieraan toe dat er op ambtelijk niveau regelmatig overleg is tussen de EU-trojka en de VS over het Afrikabeleid. De EU-ambtenaren hebben zich daarbij te baseren op de uitkomsten van het maandelijkse overleg van de Afrikawerkgroep, dat plaatsvindt op basis van instructies uit de EU-hoofdsteden.

De minister zei enigszins verwonderd te zijn over de kritiek vanuit de commissie dat de regering zich te weinig kritisch opstelt tegenover bijvoorbeeld de regering van Rwanda. Hij verwees naar zijn brief d.d. 6 november 1997 (reisverslag van bezoek aan Rwanda en de Democratische republiek Kongo) waarover de Kamer kennelijk geen algemeen overleg met de regering wenste te hebben. In de brief staat dat het bezoek zich afspeelde in het licht van de steeds groeiende zorg bij de Europese partners over de veiligheidssituatie in Rwanda, met name in het westen van het land, een steeds verslechterende mensenrechtensituatie, een nog steeds voortdurende cultuur van straffeloosheid en het ontbreken van een rechtsstaat. In de brief staat verder: «Ik heb mij tijdens al mijn gesprekken dan ook als tolk opgeworpen van deze zorgen en ik heb mij in de uitwisselingen met de Rwandese autoriteiten kritisch opgesteld.» Er is geen twijfel over mogelijk dat zich bij de recente gevechten in West-Rwanda extreme vormen van geweld hebben voorgedaan en dat alle betrokken partijen zeer gewelddadig zijn opgetreden. De minister zei bij voortduring te hebben aangedrongen op beteugeling van geweld en op het publiekelijk berechten van degenen die zich te buiten zijn gegaan aan gewelddaden. Deze zinsneden komen ook voor in het reisverslag en het leek hem dat deze formuleringen niet voor enig misverstand vatbaar zijn.

De minister merkte vervolgens op in november 1997 in een gesprek met de EU-ambassadeurs in de regio zijn grote zorgen kenbaar te hebben gemaakt. Tot zijn grote verbazing had hij gemerkt dat deze ambassadeurs minder kritisch waren dan een jaar geleden. Sommigen van hen hadden een nogal laconieke houding: «in een oorlog vallen nu eenmaal slachtoffers». Opgemerkt werd dat in die oorlogssituatie de bevolking klem kwam te zitten tussen de FAR en de RPA en dat er bij de Rwandese autoriteiten geen sprake was van een bewuste strategie tegen de burgerbevolking. Ook gaven de ambassadeurs te kennen dat de regering in toenemende mate iets probeerde te doen aan de situatie van straffeloosheid en dat het toenmalige rapport van Amnesty International niet op alle punten spoorde met de waarnemingen van andere organisaties. De minister zei dat hij deze positie van de ambassadeurs wat al te gemakkelijk vond en hun opvattingen dan ook had bestreden. Dit alles laat onverlet dat tot op zekere hoogte sprake is van een oorlogssituatie, maar die vaststelling rechtvaardigt niet een terughoudende opstelling. De regering ondersteunt het werk van Amnesty International maar dringt er daarbij wel op aan dat de conclusies zo goed mogelijk worden onderbouwd en de verantwoordelijken aan te spreken op hun gedrag. Probleem is echter dat er sprake is van een diffuus Rwanda waarin bijna niemand zich als aanspreekbaar beschouwt. De Rwandese minister van defensie Kagama beweert de zaak in de hand te hebben, maar de minister was zo vrij daar niet in te geloven. Daarvoor zijn er te veel berichten over infiltraties op grote schaal, overvallen op gevangenissen, moordpartijen e.d. De bewindsman zei al met al pessimistisch gestemd te zijn over de toekomst van Rwanda. Er is immers bijna niemand die niets te maken heeft gehad met de genocide die daar heeft plaatsgevonden. Iedereen is medeplichtige of slachtoffer of een verwant daarvan. Er is geen «neutrale» derde partij die opnieuw kan beginnen. Het geweld blijft bestaan en roept tegengeweld op en het is erg moeilijk om die spiraal te doorbreken, vooral voor een regering die te maken heeft met een leger dat zich ook misdraagt omdat het zich opgejaagd voelt. Bovendien staat de regering, die zichzelf «gematigd» noemt, onder grote druk van op revanche uit zijnde bewegingen van overlevenden. Dat was ook de reden waarom het zo lang heeft geduurd voordat de wet op de genocide werd aanvaard door het parlement. Men moet zich realiseren dat ongeveer 1 miljoen mensen zijn vermoord die heel veel verwanten hebben nagelaten.

In de Rwandese gevangenissen zitten nog vele terdoodveroordeelden, maar er is nog geen enkele doodstraf voltrokken. Kennelijk zijn er nog leidinggevende krachten in Rwanda bij wie de revanchegedachte minder leeft. Het leveren van een bijdrage aan een goede rechtspleging en humanitaire steun van gevangenen is van groot belang. De situatie in de reguliere gevangenissen is over het algemeen niet slecht, maar in de cachots doen zich mensonterende situaties voor. De minister zei voornemens te zijn een bijdrage te leveren aan de financiering van een nieuwe gevangenis en hij heeft de gebrekkige voedselvoorziening aan gevangenen ter sprake gebracht. In dat laatste is ondertussen verbetering gekomen. Over de bouw van een nieuwe gevangenis is inmiddels in principe overeenstemming bereikt met de regering en het Rode Kruis. Ook is afgesproken dat de cachots worden geleegd en in toenemende mate voor hun oorspronkelijke doel (kortdurende detentie) worden gebruikt. Uiteindelijk zal er toch een zekere dialoog op gang moeten komen met Hutu's die iets schonere handen hebben dan de aanstichters van de genocide. Het heeft natuurlijk geen zin om een vredesmacht te sturen zolang dat proces niet op gang is gebracht. De kans daarop is sowieso al gering. De westelijke landen zullen geen vredesmacht sturen en dat mag ook niet worden verwacht van de OAE die nog nergens in Afrika een vredesmacht heeft. Bovendien mag van de regering van Rwanda gezien de interne situatie niet worden verwacht dat zij om een vredesmacht zal vragen.

De leden van de regering van de DCR hebben in het algemeen een redelijk «schoon» verleden, maar missen wel de nodige (institutionele) capaciteiten. Moet van hen bij voorbaat worden gevraagd zich volledig te conformeren aan internationale normen of moet daarentegen hulp worden geboden opdat zij aan die normen kunnen voldoen? Helaas nemen ook in de DCR de mensenrechtenschendingen toe, niet omdat de regering daarop uit is maar omdat zij de ontwikkelingen buiten de grote steden niet meer in de hand heeft. In de brief d.d. 6 november 1997 staat het nodige over de activiteiten van de VN-onderzoeksmissie en de rol die Nederland daarbij heeft gespeeld. De bewindsman voegde hier nog aan toe de nieuwe voorzitter van de VN-onderzoeksmissie geen goede keuze te vinden omdat deze persoon nauwe banden had met de vorige president van Kongo. Het is volstrekt duidelijk dat de onderzoeksmissie zeer omzichtig moet opereren. Het hoofd van de politieke sectie van de VN is op de hoogte gebracht van de zorgen van de Nederlandse regering over de operationele fouten die de VN-onderzoeksmissie heeft gemaakt. Daarbij is ook gevraagd tot een zekere ontschotting te komen in het VN-systeem en alle ambtelijke vertegenwoordigingen (dus ook vertegenwoordigers van de UNDP en de UNHCR) in te schakelen.

De minister constateerde vervolgens dat de positie van Kabila er niet sterker op wordt en dat de kans niet ondenkbeeldig is dat Kongo uiteenvalt. Nederland heeft geen bilaterale hulp aangeboden en zet zijn kaarten op een gezamenlijke internationale inspanning. Met het oog daarop heeft Nederland 5 mln. toegezegd voor een gezamenlijk trustfonds. Deze zal zo spoedig mogelijk worden overgemaakt. Samen met België wordt overwogen een bijdrage te leveren aan enkele volksgezondheidsprojecten.

Over de ontwikkelingen in Rwanda en de DCR bestaan intensieve contacten met de Verenigde Naties én de Verenigde Staten.

Ten slotte deelde de minister mee dat binnen de Nederlandse bijdrage aan het VN-appeal hulp zal worden geearmarked voor Unicef.

Tweede termijn

Mevrouw Van der Stoel (VVD) vond het verschil tussen de brief d.d. 6 november 1997 en de brief d.d. 6 februari 1998 nogal opmerkelijk. In laatstgenoemde brief wordt iets te gemakkelijk voorbijgegaan aan de reden van dit algemeen overleg en de zeer verontrustende ontwikkelingen in het grotemerengebied. Uit deze brief blijkt niet welke inzet het kabinet pleegt en hoe in EU-verband wordt geopereerd.

Mevrouw Verspaget (PvdA) benadrukte dat in het grotemerengebied niet gesproken kan worden van een blanco situatie. De huidige regeringen zijn de opvolgers van kwalijke en corrupte leiders die lange tijd door christen-democratisch Europa zijn gesteund. Zij vroeg nog naar het oordeel van de regering over een plan van aanpak voor de regio en over de plannen met betrekking tot de instelling van een Afrikaans hof.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks) constateerde dat in de brief van 6 februari jl. wordt verwezen naar de brief van 6 november jl. en deelde derhalve niet de kritiek van mevrouw Van der Stoel. Zij stelde prijs op een totaaloverzicht van de hulp aan de regio en ging ervan uit dat er geen wapens uit EU-landen naar het grotemerengebied gaan. Ten slotte vroeg zij of de hervestigingskampen inmiddels gesloten zijn.

Het leek mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA) gewenst om na te gaan in hoeverre de regeringen van Rwanda en de DCR (actief) betrokken zijn bij het stelselmatig schenden van mensenrechten en aanslagen op weerloze burgers die niet tot de rebellen behoren. Ten slotte vroeg zij waaruit blijkt dat de positie van Kabila almaar zwakker wordt.

De minister van Buitenlandse Zaken wees erop dat ook in de brief van 6 februari jl. wordt gerept van aanhoudende mensenrechtenschendingen en een slechte veiligheidssituatie. Hij meende dat wat betreft de beoordeling van de situatie in het grotemerengebied geen onderscheid kan worden gemaakt tussen de door mevrouw Van der Stoel bedoelde brieven.

Kabila verkeert in een netelige positie en kan niet iedereen zijn wil opleggen. De minister zei de indruk te hebben dat Kabila op zich het goede voor heeft met zijn land, maar dat hij gevangen zit tussen groeperingen die het om verschillende redenen niet met hem eens zijn.

De minister zei ten slotte niet de garantie te kunnen geven dat er in het geheel geen wapens uit EU-landen naar het grotemerengebied worden geëxporteerd. Wel vinden alle lidstaten dat er naar Burundi, Rwanda en de DCR geen wapens mogen worden geëxporteerd.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking antwoordde dat er nog geen plan van aanpak is voor de gehele regio. Elk land heeft genoeg aan zijn eigen problemen en er vindt onvoldoende samenwerking plaats in de regio zelf. Men heeft nog steeds niet de bereidheid getoond tot een grote regionale conferentie te komen. Dat heeft ongetwijfeld ook te maken met de onzekere situatie waarin Kabila verkeert. Mobutu heeft de regio gedestabiliseerd en het prettige is dat de regering-Kabila daarvan afstand heeft genomen. Bovendien heeft geen bijltjesdag plaatsgevonden, ook al vinden er executies plaats. In het algemeen kan worden geconstateerd dat het aanvankelijke positieve mensenrechtenbeeld zo langzamerhand smetten gaat vertonen. Bovendien is niet ondenkbeeldig dat bepaalde Katangese leiders erop uit zijn om de macht van Kabila over te nemen. Een ander probleem wordt gevormd door de Zaïrese Tutsi's die een belangrijke rol hebben gespeeld in de transitie maar hun eigen positie nog steeds niet hebben weten veilig te stellen. Er zijn al met al genoeg spanningen in het land die Kinshasa kunnen bereiken.

Ten slotte zegde de minister toe de commissie te voorzien van een overzicht van de hulp aan de regio.

De voorzitter van de commissie,

Woltjer

De griffier van de commissie,

Hommes


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Beinema (CDA), Van der Linden (CDA), ondervoorzitter, Blaauw (VVD), Weisglas (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), H. Vos (PvdA), Verspaget (PvdA), Ybema (D66), Apostolou (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Woltjer (PvdA), voorzitter, Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), Verhagen (CDA), Roethof (D66), Rouvoet (RPF), Van den Doel (VVD), Meyer (groep-Nijpels), De Haan (CDA), Visser-van Doorn (CDA), Koenders (PvdA).

Plv. leden: Leers (CDA), Bremmer (CDA), Korthals (VVD), Van der Stoel (VVD), Voûte-Droste (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Lilipaly (PvdA), De Graaf (D66), Van Gijzel (PvdA), Van den Berg (SGP), Rosenmöller (GroenLinks), Van Oven (PvdA), Hoogervorst (VVD), Dittrich (D66), Hillen (CDA), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Van Waning (D66), Leerkes (Unie 55+), Bolkestein (VVD), Hendriks, Bukman (CDA), Gabor (CDA), Dijksma (PvdA).

Naar boven