25 098
Crisissituatie Grote Meren Gebied

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 6 februari 1998

In antwoord op het verzoek van het lid van Uw Kamer mevrouw Van der Stoel gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden op 20 januari 1998 willen wij u als volgt informeren over de ontwikkelingen in Rwanda, Burundi en de Democratische Republiek Congo.

Rwanda

De berichtgeving over Rwanda schetst een beeld van een slechte veiligheidssituatie en aanhoudende mensenrechtenschendingen, met name in het noord-westen van het land. Hoewel de situatie uiterst complex is en het moeilijk is betrouwbare informatie uit het in feite voor waarnemers niet toegankelijke conflictgebied te verkrijgen, is duidelijk dat de ontwikkelingen verontrustend zijn.

Gewapende terroristen, voornamelijk Hutu-extremisten, infiltreren vanaf Congolees grondgebied of voeren vanuit hun schuilplaatsen in Rwanda aanvallen uit. Het gaat daarbij om grotere groepen dan aanvankelijk voorzien, die ondanks voortdurende verliezen nog altijd in ruime mate blijken te beschikken over wapentuig. Voor zover bekend hebben de extremisten geen politieke oogmerken. Zij bedienen zich van terreurmethoden, waarbij het enige doel lijkt te zijn om zo veel mogelijk Tutsi's om te brengen. Bij deze terreuraanvallen vallen niet zelden grote aantallen slachtoffers. Een voorbeeld hiervan is de aanval op het Mudende-vluchtelingenkamp in december 1997, waarbij 273 slachtoffers te betreuren vielen. Echter, ook in de maanden oktober en november 1997 vielen bij verschillende incidenten meer dan 100 doden onder de burgerbevolking. Ook bij de gevechten tussen de rebellen en het Rwandese regeringsleger vallen burgerslachtoffers. Het is niet goed vast te stellen, of, en zo ja wanneer het Rwandese leger in staat zal zijn de gewapende acties onder controle te krijgen. Uiteraard gaat de zorg in eerste instantie uit naar de lokale bevolking en de slachtoffers die rechtstreeks te lijden hebben van het geweld. Daarnaast is ook van belang dat het voortdurend geweld een destabiliserend effect op de rest van het land kan hebben en de weg naar een rechtsstaat en naar verzoening blokkeert.

Gezien het patroon van de terroristische acties spreken sommige waarnemers over het gevaar van een nieuwe genocide. De situatie is inderdaad ernstig. De huidige omstandigheden verschillen van die in 1994, toen een etnische meerderheid aan de macht was, die ook de middelen ter beschikking had om de genocide te plegen. De geweldplegers van nu komen van buiten en vanuit het verborgene. Zij vormen een guerilla, met sterke bases over de grens en met een kennelijke strategie gericht op de uitschakeling van Tutsi's en van degenen die geen keuze willen doen.

Over de situatie in noordwest Rwanda en met name de grote aantallen burgerslachtoffers bestaat bij de Europese partners, maar ook bij velen daarnaast, al geruime tijd grote zorg. Tweede ondergetekende heeft tijdens zijn bezoek aan Rwanda in oktober 1997 deze punten van zorg besproken met de Rwandese autoriteiten. In dit verband wordt verwezen naar zijn brief dd. 6 november 1997 aan de Kamer over zijn bezoek aan Rwanda en de Democratische Republiek Congo.

Een ondubbelzinnige stellingname van de internationale gemeenschap tegen het terrorisme achten wij van verhoogd belang. Momenteel wordt in kaart gebracht welke instrumenten hiertoe, zowel in VN- als in EU-kader, ter beschikking staan. Nederland zet zich, onder meer in EU-kader, actief in voor versterkte internationale bemoeienis.

Burundi

Sinds begin van het jaar is het geweld in Burundi weer toegenomen. Door Burundese rebellen zijn diverse aanvallen uitgevoerd zowel op militaire als op civiele doelen, waarbij vele burgerslachtoffers zijn gevallen. Overheid en rebellen beschuldigen elkaar over en weer van deze aanvallen. Het Tutsi-minderheidsregime blijft weigeren concessies te doen aan de politieke vertegenwoordigers van de Hutu's. De recente gewelddadigheden kunnen de extreme elementen in beide groeperingen versterken, en een politieke oplossing van het conflict lijkt ver verwijderd. De bemiddelingspogingen van de voormalige President van Tanzania, Nyerere, namens de regionale leiders verkeren in een impasse. In februari zullen de regionale leiders opnieuw bijeenkomen om de situatie in Burundi te bespreken.

De Europese Unie heeft zich achter de bemiddelingspogingen van oud-President Nyerere geschaard. De Speciale EU-Vertegenwoordiger voor het Grote Merengebied Aldo Ajello spant zich eveneens in om de huidige impasse te doorbreken. Op het moment zien wij weinig andere mogelijkheden om concreet een bijdrage te leveren aan de oplossing van het conflict. De EU wil wel het Burundese Parlement, als enig politieke instituut met een duidelijke legitimiteit in Burundi, logistiek ondersteunen.

Democratische Republiek Congo (DRC) – De VN-mensenrechtencommissie

Bij de lidstaten van de Europese Unie, waaronder Nederland, bestaat permanent aandacht voor het welslagen van het VN onderzoek en voor de verplichting van de Congolese regering om de VN-commissie in al haar werkzaamheden bij te staan. Dit is bij herhaling aan de Congolese autoriteiten duidelijk gemaakt. Beide ondergetekenden hebben hierover tijdens hun bezoeken aan de DRC uitgebreid met President Kabila en een aantal van diens Ministers van gedachten gewisseld. De EU heeft meermalen, ook nog zeer onlangs, bij de Congolese regering de VN-onderzoekscommissie aan de orde gesteld. De Congolese regering heeft verklaard, dat zij eensgezind van opvatting is, dat de VN-Commissie spoedig haar onderzoek moet afronden.

Begin januari vond een kabinetswijziging plaats in de DRC, waarbij de Minister voor Wederopbouw die als eerste verantwoordelijk was voor het functioneren van de VN- Commissie, een andere functie heeft gekregen. Daardoor was, bij terugkeer van de Commissie na het vier weken durende Kerstreces, sprake van enige onduidelijkheid over het centrale aanspreekpunt binnen de Congolese regering. Deze heeft inmiddels tijdens een speciaal aan het VN-onderzoek gewijd Kabinetsberaad hierover duidelijkheid geschapen. De voormalige Minister voor Wederopbouw blijft eerst verantwoordelijke voor de VN-Commissie. Hij zal daarbij worden geassisteerd door de Ministers van Buitenlandse en van Binnenlandse Zaken. De Congolese regering heeft te kennen gegeven, dat de toevoeging van beide Ministers tot doel heeft de dienstverlening van de regering naar de Commissie uit te breiden en bij te dragen tot een spoedige afsluiting van het onderzoek.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

J. P. Pronk

Naar boven