25 098
Crisissituatie Grote Merengebied

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 17 juni 1997

Onder verwijzing naar het schrijven van de Griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, d.d. 20 mei 1997, (zie bijlage 1) deel ik u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, het volgende mede over de situatie in de conflictgebieden in de Grote Merenregio.

De Democratische Republiek Congo

De Voorzitter van de Alliance des Forces Démocratiques pour la Libération du Congo (AFDL), Laurent Kabila, is op 29 mei beëdigd als staatshoofd van de Democratische Republiek Congo. Ook is inmiddels een overgangsregering benoemd. Door de internationale gemeenschap, inclusief de EU, is steeds aangedrongen op een zo breed mogelijk samengestelde overgangsregering. Het is nog onduidelijk of de huidige (nog onvolledige) regering aan deze voorwaarde zal voldoen. In het algemeen bestaat nog weinig inzicht in de politieke richting van de AFDL. President Kabila heeft toegezegd een grondwetgevende vergadering bijeen te roepen en in 1999 parlementaire en presidentiële verkiezingen te organiseren.

De EU heeft op 22 mei een verklaring over de machtsovername aangenomen. Hierin spreekt de EU de hoop uit op een constructieve relatie met het nieuwe regime. Tevens wordt benadrukt, dat de overgangsregering zich moet committeren aan democratische- en mensenrechtenprincipes en binnen twee jaar vrije verkiezingen moet organiseren. De Europese Unie heeft toegezegd het democratiseringsproces in Congo te zullen ondersteunen.

De eerste contacten van de EU met het nieuwe regime werden gelegd door een EU-delegatie onder andere bestaande uit Nederland als Voorzitter en de Speciale Vertegenwoordiger voor het Grote Merengebied, de heer Ajello, die van 25 tot en met 27 mei een bezoek aan Kinshasa bracht en gesprekken voerde met onder anderen de nieuwe Minister van Buitenlandse Zaken, de heer Karaha.

Zoals overeengekomen in de Algemene Raad van 2 juni jl. werkt Nederland thans aan de voorbereiding van een Ministeriële Troika naar Congo. Over het tijdstip van een Ministeriële Troika is echter binnen de EU nog geen overeenstemming bereikt. De Regering is voorstander van een spoedig Troika-bezoek. Aangezien het beleid van de nieuwe machthebbers in Congo nog niet vast lijkt te staan, is dit, naar het voorkomt, een geschikt moment om op geëigend niveau de opstelling van de EU onder hun aandacht te brengen en onze bereidheid tot het aangaan van een constructieve relatie te tonen. Respect voor mensenrechten en democratische beginselen zijn belangrijke voorwaarden voor een dergelijke constructieve relatie.

Recentelijk zijn opnieuw rapporten uit het gebied, o.m. van UNHCR ontvangen, die wijzen op massale mensenrechtenschendingen jegens de Rwandese vluchtelingen in Oost-Congo. Tijdens een gezamenlijke EU/VS/Canadese demarche op 5 juni jl. gaf President Kabila aan de bezorgdheid van de internationale gemeenschap over deze berichten serieus te nemen en verwees o.a. naar de recente benoeming van een Minister voor Humanitaire Zaken, die zich specifiek met de problematiek van de vluchtelingen zal bezighouden. Ook gaf hij aan dat hij, na zijn gesprek met de Secretaris-Generaal van de VN terzake, de VN-mensenrechtenmissie, die de berichten over mensenrechtenschendingen zal onderzoeken, toe zal laten. Op 20 juni zal waarschijnlijk een voorbereidend team naar Congo afreizen, waarna op 6 juli de werkzaamheden van de missie zelf zouden kunnen beginnen. De missie zal tevens onderzoek doen naar de berichten dat Rwandese troepen betrokken zouden zijn bij de mensenrechtenschendingen in Oost-Congo.

De EU heeft besloten – in navolging van de VS – een vertegenwoordiger te benoemen voor, onder andere, het monitoren van de opvang en repatriëring van de Rwandese vluchtelingen die zich nog in Congo bevinden. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft – als Voorzitter van de EU – de Nederlandse diplomaat Mr. B.R. Körner als zodanig aangewezen. De Congolese autoriteiten hebben laten weten akkoord te gaan met de missie van Ambassadeur Körner. Deze is op 1 juni jl. in Congo gearriveerd en heeft inmiddels zijn werkzaamheden in Oost-Zaïre kunnen aanvangen.

De omvang van de groepen vluchtelingen die zich verspreid over het land bevinden is voor een groot deel nog onduidelijk. De grootste concentratie bevindt zich in het grensgebied met Angola. Het gaat hier naar schatting om 27 000 mensen, waaronder vermoedelijk een groot aantal leden van het voormalig Rwandese leger (FAR) en de milities, de Interahamwe. De Regering acht het van groot belang dat de internationale gemeenschap de noodzakelijke aandacht blijft geven aan het vluchtelingenprobleem.

Voor wat betreft de humanitaire situatie in het voormalige Oost-Zaïre wordt verwezen naar mijn brief aan u van 6 mei jl., die u als bijlage 2 aantreft.

Burundi

De machtsovername door Majoor Pierre Buyoya op 25 juli 1996 werd door een aantal landen in de regio (de zg. Arusha-landen) unaniem veroordeeld. Tevens werden met onmiddellijke ingang door deze landen sancties tegen Burundi afgekondigd. Toen bleek dat onder het bewind Buyoya geen eind kwam aan het bloedvergieten, schaarde de EU zich achter de inspanningen van de regionale landen, inclusief het beleid van sancties.

Hoewel nog geen sprake was van herstel van de democratische verhoudingen, besloten de Arusha-landen, mede om de humanitaire gevolgen van de sancties te verzachten, op 16 april jl. het embargo tegen Burundi op te heffen voor voedsel en agrarische produkten, onderwijs- en constructiematerialen en medicijnen. Tegelijkertijd werd de internationale gemeenschap opgeroepen druk uit te oefenen op de partijen om tot onderhandelingen te komen. Over de wenselijkheid van voortzetting van het sanctiebeleid lopen de meningen uiteen, zowel binnen de Europese Unie als binnen de groep van regionale landen.

De machtsovername door Buyoya (Tutsi) heeft niet geleid tot stabilisering van de situatie. Hoewel militaire operaties in het binnenland de veiligheidssituatie in het algemeen hebben verbeterd, vinden er nog altijd gevechten plaats tussen het leger en de gewapende oppositie, die vele burgers het leven kosten. De ontwikkelingen sinds de machtsovername baren de internationale gemeenschap grote zorgen, in het bijzonder de toenemende militairisering van de Burundese samenleving, de behandeling van terugkerende vluchtelingen en het beleid om in een aantal provincies de plattelandsbevolking (m.n. Hutu's) in zogenaamde «beschermde dorpen» te concentreren. De internationale gemeenschap heeft dit beleid van «regroupement», welke volgens de Burundese autoriteiten slechts een tijdelijke maatregel betreft, veroordeeld. De Regering meent, dat moet worden voorkomen, dat dit hervestigingsbeleid door het verlenen van humanitaire hulp wordt bestendigd. De informele OS-Raad heeft in dit verband besloten geen hulp te verstrekken binnen de kampen. De Regering zal, indien de situatie daartoe noodzaakt, buiten de kampen via NGO's en internationale organisaties, zonodig voedsel- en/of medische hulp verstrekken.

Op verzoek van de Arusha-landen treedt oud-President Nyerere van Tanzania op als onderhandelaar tussen de partijen in Burundi; zijn bemiddelingspogingen hebben tot op heden echter weinig tastbare effecten gehad. Wel vinden er, onder auspiciën van Nyerere, onderhandelingen plaats tussen het Burundese regime en de gewapende oppositie (CNDD) in Sant' Egidio (Italië). Het bekendmaken door President Buyoya van deze – tot voor kort geheime besprekingen leidde vorige maand tot negatieve reacties van de extremistische vleugel binnen de Tutsi-gemeenschap in Burundi. In beide bevolkingsgroepen lijken momenteel de extremisten de overhand te krijgen. Buyoya is, naar verluid, van plan alle politieke partijen te consulteren, alvorens de onderhandelingen in Italië voort te zetten. Nyerere zal later deze maand een «all party consultation» in Tanzania organiseren.

De EU heeft op 21 mei jl. een verklaring uitgegeven, waarin de onderhandelingen in Sant' Egidio worden verwelkomd en waarin de partijen worden opgeroepen deze zonder uitstel voort te zetten.

Rwanda

Over de situatie in Rwanda werd u reeds geïnformeerd naar aanleiding van mijn bezoek aan dat land van begin maart 1997. Het verslag van deze reis treft U aan als bijlage 31.

De veiligheidssituatie, met name in het noord-westen van het land, blijft zorgwekkend. Deze situatie is verslechterd door de massale terugkeer van vluchtelingen uit het voormalige Zaïre, onder wie zich ex-FAR en Interahamwe elementen bevinden. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat door deze gewapende groepen aanvallen worden uitgevoerd, zowel op lokale autoriteiten en op overlevenden van de genocide van 1994, als meer recentelijk ook op eenheden van het Rwandese leger. De Rwandese regering volgt een drieledige strategie om de gewelddadige acties tegen te gaan: militaire actie, het inwinnen van informatie en bewustmaking van de lokale bevolking. Het optreden van het leger treft ook de lokale bevolking. Over het algemeen kan het optreden van het leger, zeker buiten de genoemde spanningsgebieden, echter redelijk gedisciplineerd genoemd worden.

Overigens doen zich ook buiten die gebieden gewelddadige incidenten voor. Deze houden doorgaans verband met de terugkeer van de 1,5 miljoen vluchtelingen uit voormalig Zaïre en Tanzania.

Hoewel de massale terugkeer van vluchtelingen over het algemeen goed verlopen is, betekent deze een zware last voor de Rwandese samenleving en zijn als gevolg hiervan bestaande sociale spanningen toegenomen. Het gebrek aan huisvesting, infrastructuur, sociale voorzieningen en werkgelegenheid zal zich nog geruime tijd doen gelden. Persoonlijke vergeldingsacties tussen burgers vinden plaats en de criminaliteit is toegenomen. Het betreft hier echter geen georganiseerd geweld. Evenmin is er reden om aan te nemen dat de verschillende aanslagen op vertegenwoordigers van de internationale gemeenschap, die hebben plaatsgevonden, deel uitmaken van een georganiseerde, systematische campagne. Bijzondere vermelding verdient de problematiek van de grote aantallen Rwandezen, die onder slechte omstandigheden gevangen worden gehouden op verdenking van betrokkenheid bij de genocide van 1994. Ondanks de problemen waarmee de repatriëring gepaard is gegaan, blijft het Rwandese beleid onverminderd gericht op de terugkeer van alle vluchtelingen naar hun land.

De Nederlandse hulp aan Rwanda richt zich met name op humanitaire assistentie, inclusief de opbouw van het justitieel apparaat, dat nodig is voor berechting van bovengenoemde gevangenen. Voor een overzicht van de Nederlandse humanitaire hulp aan Rwanda in 1996 en 1997 wil ik gaarne verwijzen naar bijlage 3.

Nederland is één van de belangrijkste donoren in de landen van de Grote-Merenregio. De Regering is voornemens nauw betrokken te blijven bij inspanningen van de internationale gemeenschap gericht op het verbeteren van de situatie in het gebied.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

J. P. Pronk

BIJLAGE 1

Aan: de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking

's-Gravenhage, 20 mei 1997

Namens de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken moge ik u verzoeken kort voor het algemeen overleg op 18 juni 1997 over de conflictgebieden in het Grote Merengebied de Kamer over de actuele situatie in het gebied te informeren.

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Janssen

BIJLAGE 2

Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer

's-Gravenhage, 6 mei 1997

Onder verwijzing naar het verslag van het ordedebat in de Kamer op 29 april 1997 en als vervolg op mijn brief d.d. 25 april 1997 breng ik U, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, gaarne op de hoogte van de humanitaire situatie in Oost-Zaïre.

De toegang tot de gebieden die door de Alliance des Forces Démocratiques pour la Libération du Congo/Zaïre (AFDL) zijn ingenomen is nog immer zeer beperkt. Afgezien van kleine gebieden rond Kisangani en de nabij de Rwandese grens gelegen steden Goma en Bukavu is het gebied nog niet toegankelijk voor buitenlandse hulpverleners. AFDL-leider Kabila heeft diverse malen toegezegd missies van hulporganisaties en mensenrechtenmissies toe te laten, echter zonder hun veiligheid te garanderen. Uit de gebeurtenissen in Oost-Zaïre valt af te leiden dat de greep van Kabila op zijn troepen niet overal even sterk is. UNHCR zou volledige toegang tot de vluchtelingen in het gebied Kisangani-Ubundu krijgen, maar blijkt in de praktijk niet te mogen opereren verder dan een punt op ongeveer 40 kilometer ten zuiden van Kisangani. Het op de trein en in vrachtwagens zetten van vluchtelingen geschiedt verder zuidwaarts en derhalve niet onder controle en bescherming van UNHCR. Dit heeft catastrofale gevolgen gehad.

Wat betreft de overige aspecten van de operatie bestaan geen onoverkomelijke logistieke problemen. Een recente Belgisch-Nederlandse missie concludeerde dat geen directe materiële steun nodig was. Er zijn voldoende boten, vliegtuigen en vrachtwagens voorhanden en ook de transit capaciteit van UNHCR in Kisangani en Rwanda is toereikend. Mede dankzij de Nederlandse voedselluchtbrug voor Zaïre is voldoende voedsel aanwezig; dit jaar voerde de Koninklijke Luchtmacht vier vluchten uit naar Kinshasa en Entebbe, in de laatste twee maanden vonden ook vier door mij gefinancierde vluchten plaats. Nederland onderhoudt bovendien voortdurend contact met UNHCR voor het geval zich alsnog logistieke problemen mochten voordoen.

Per vliegtuig kunnen momenteel dagelijks tot 3000 vluchtelingen van Kisangani naar Rwanda worden vervoerd. Op 5 mei werd een aantal van 2700 vluchtelingen gerepatrieerd, het totaal aantal dat in de periode 24 april tot en met 5 mei is vervoerd is 7600 vluchtelingen, die in 35 vluchten terug naar Rwanda zijn gebracht.

In mijn brief van 25 april jl. noem ik een financiële bijdrage van NLG 10 miljoen aan het Appeal van de VN voor de Grote Merenregio. Vandaag heb ik dit bedrag definitief vastgesteld op NLG 13 600 000. Behalve bijdragen aan de humanitaire hulpverlening door UNHCR en andere VN-organisaties omvat dit bedrag ook een bijdrage van NLG 2 miljoen aan het Internationale Rode Kruis (ICRC). Het programma van de VN-organisaties is vooral gericht op vluchtelingen en spreidt zich ook uit over andere landen in de Grote Merenregio, het ICRC-programma is met name gericht op ontheemden in Oost-Zaïre.

Nederland heeft in EU-verband zowel direct als indirect druk uitgeoefend op AFDL-leider Kabila om te komen tot een oplossing van het vluchtelingenprobleem en zal dit blijven doen. Zo heeft eind april een missie van het Nederlandse voorzitterschap samen met Speciaal Vertegenwoordiger van de EU in de Grote Merenregio, Ajello, gesprekken gehad met Kabila, met de Oegandese president Museveni en met de Rwandese Vice-President Kagame.

De mensenrechtensituatie in de gebieden die door AFDL zijn bezet blijft een bron van zorg. Nadat Kabila mij op 8 maart 1997 had toegezegd een mensenrechtenmissie te verwelkomen heeft de Speciale Rapporteur van de VN op het gebied van mensenrechten, Garreton, vorige maand een korte missie uitgevoerd en zal een uitgebreide mensenrechtenmissie namens de VN op korte termijn in Oost-Zaïre kunnen aanvangen.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

J. P. Pronk


XNoot
1

Deze brief is reeds verschenen onder 25 098, nr. 9 en niet als bijlage afgedrukt.

Naar boven