25 098
Crisissituatie Grote Meren Gebied

nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 1 november 1996

Naar aanleiding van de vragen inzake de crisissituatie in Kivu (Zaïre) van de kamerleden Verspaget (PvdA), mede namens de fracties van D66 en GroenLinks, alsmede de kamerleden Verhagen (CDA) en Van der Stoel (VVD) tijdens het ordedebat van 29 oktober jl.,1 moge ik U mede namens mijn collega voor Ontwikkelingssamenwerking als volgt informeren.

De situatie in Kivu (oosten van Zaïre) is al langere tijd zorgwekkend. Lang bestaande spanningen tussen de Zaïrese Banyamulenge (Tutsi) bevolkingsgroep, welke rond het jaar 1800 vanuit Rwanda naar dit gebied trok, en de overige bewoners van het gebied, liepen de laatste jaren hoog op, vooral door de komst naar Zaïre van meer dan een miljoen Hutuvluchtelingen ten gevolge van de genocide in Rwanda (april 1994) en het etnisch conflict in Burundi, alsmede de steeds verdergaande marginalisering van de Banyamulenge door de Zaïrese regering.

Mede om een verder oplopen van de spanning in het gebied te voorkomen drong de VN er sinds 1995 tevergeefs bij de Regering van Zaïre op aan om mee te werken aan plannen om de vluchtelingen naar hun landen van herkomst te repatriëren. De situatie escaleerde toen Hutu's (leden van het voormalige Rwandese regeringsleger en doodseskaders, zg. interahamwe) guerrillagroepen formeerden en samen met het Zaïrese leger de Zaïrese Tutsi's die zij als een gevaar beschouwden gewapenderhand te lijf gingen. De Zaïrese Tutsi's, waarvan een aantal inmiddels militaire training in Rwanda had ontvangen, namen op hun beurt de wapens op tegen hun belagers. Zij worden daar mogelijk bij geholpen door andere etnische minderheidsgroepen in Zaïre.

Het ultimatum op 8 oktober jl. van de lokale autoriteiten in Zuid-Kivu aan de Banyamulenge om zich binnen zes dagen te vestigen in legerkampen vormde het begin van de huidige crisis.

Het moge duidelijk zijn dat de honderdduizenden vluchtelingen die zich op dit moment in het gebied verplaatsen in feite klem zijn komen te zitten tussen gewapende Banyamulengerebellen enerzijds en de Hutu-vluchtelingenmilities en Zaïrese troepen anderzijds. Betrokkenheid van (elementen van) de strijdkrachten van Rwanda en Burundi op kleine schaal bij het geweld op Zaïrees grondgebied werd inmiddels bevestigd. Voor een verdere escalatie van de vijandelijkheden en derhalve een verder op drift raken van de vluchtelingen en de dreiging van een zeer ernstige humanitaire crisis moet worden gevreesd.

Tengevolge van de gewapende strijd is de humanitaire hulp die o.a. Nederland tot dusverre aan de vluchtelingen in het oosten van Zaïre verschafte via organisaties als Artsen zonder Grenzen, Internationaal Comité van het Rode Kruis, UNHCR en het World Food Programme onmogelijk geworden. Hulporganisaties bereiden zich echter voor om zodra de veiligheidsituatie dit weer toelaat de eerste noden te lenigen. Momenteel wordt aan de voorbereidingen daartoe op verschillende manieren invulling gegeven, zoals het aanleggen van voorraden (voedsel, medicijnen enz.) en het gereedmaken van logistieke voorzieningen in de regio. Voor nieuw te ondernemen activiteiten heeft Nederland fl 5 mln voor UNHCR en ca. fl 6 mln voor WFP (restfondsen) ter beschikking gesteld.

Om de humanitaire crisis te bestrijden heeft echter het zoeken van een politieke oplossing voor de zeer complexe problematiek in de Grote Meren-regio de hoogste prioriteit. Nederland is voorstander van het op korte termijn organiseren van een regionale conferentie van betrokken partijen die zich zal moeten richten op het bereiken van een staakt-het-vuren en het direct aangaan van een dialoog. Eerst dan lijkt het mogelijk een situatie te creëren waarin de vluchtelingen een goed heenkomen kan worden geboden en de voedselvoorziening kan worden hersteld.

Het spreekt voor zich dat Nederland aan pogingen tot het vinden van een duurzame oplossing van de problemen in de Grote Meren-regio zal bijdragen. Belangrijker is dat de betrokken partijen zélf aangeven hoe zij de conflictoplossing willen aanpakken. Plannen om een regionale conferentie te organiseren bestaan al langer. Een bijeenkomst van regionale staatshoofden is nu voor 5 november a.s. voorzien. Aanwezigheid van Zaïre bij deze conferentie is nog onzeker.

De Speciaal Afgezant van de EU voor het Grote Meren gebied Aldo Ajello keerde inmiddels op verzoek van de lidstaten terug naar de regio met de opdracht de dialoog tussen Rwanda en Zaïre ter plekke tot stand te brengen, e.e.a. in nauwe samenwerking met de VN, OAE, regionale leiders en geïnteresseerde landen. De regionale bijeenkomst zal mede door zijn inspanningen tot stand komen.

Terzake van een EU-bijdrage aan de leverantie van hulpgoederen worden momenteel voorstellen opgesteld. Ook riep de EU de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid op tot het tot stand brengen van een dialoog tussen de bij het conflict betrokken partijen en om bij te dragen aan een vermindering van de spanning in Kivu. Voorts werd besloten tot nauwe afstemming en coördinatie van alle te ondernemen hulpinspanningen, zowel van individuele lidstaten als van de EU en tot het houden van een buitengewone vergadering van Ministers belast met Humanitaire Hulp. Deze vergadering is voorzien voor 7 november a.s. te Brussel. Ook VN-organisaties zullen hiervoor worden uitgenodigd.

In september en ook in oktober jl. zond Secretaris-Generaal Boutros Ghali speciale vertegenwoordiger Fall naar het gebied om een bemiddelingspoging te ondernemen. De Regering van Zaïre bood hij zijn goede diensten aan bij het oplossen van de politieke en veiligheidsaspecten van de problemen in het oosten van Zaïre. Inmiddels benoemde de Secretaris-Generaal deze week een Speciaal Afgezant voor het Grote Meren Gebied. Deze zal zo spoedig mogelijk naar het gebied afreizen om een staakt-het-vuren te bewerkstelligen en de mogelijkheden voor het spoedig organiseren van een regionale conferentie te onderzoeken.

Op een standpunt inzake het Amerikaanse initiatief voor het opzetten van een Afrikaanse Crisis Reactie Macht (African Crisis Response Force) vindt nog nader beraad plaats. U zult hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd worden.

Tenslotte vraag ik Uw aandacht voor de zeer benarde situatie van de ongeveer honderd buitenlandse hulpverleners in Goma. Wat Nederlanders betreft is hier voor zover mij bekend sprake van twee liaison officers en twee stafleden van Artsen Zonder Grenzen.

Volgens de laatste berichten van zowel Artsen zonder Grenzen als UNHCR bevinden zij zich allen in goede gezondheid. Zij worden niet meer beschermd door de troepen van het Zaïrese Contingent. UNHCR zou nu rechtstreeks met Rwandese troepen onderhandelen over evacuatie.

De laatstgenoemde gegevens zijn van vrijdagmiddag 17.00 uur. Dinsdag 5 november a.s. zal ik u een nieuwe brief doen toekomen met de meest actuele informatie.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo


XNoot
1

Zie Handelingen II nr. 7, vergaderjaar 1996–1997.

Naar boven