25 097
Structuurverandering elektriciteitssector

28 174
Wijziging van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector in verband met de financiering van de tegemoetkoming aan de elektriciteitsproductiesector uit de algemene middelen en van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet omwille van de correctie van enkele tariefbepalingen alsmede in verband met een tijdelijk verbod van privatisering van netwerkbedrijven

nr. 59
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 17 juni 2003

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 22 mei 2003 overleg gevoerd met staatssecretaris Wijn van Economische Zaken over:

– Evaluatie Elektriciteits- en Gaswet (28 254, nrs. 1 en 2);

– Instellingsbesluit monitorcommissie energieliberalisering (28 174, nr. 56);

– Voortgangsrapportage marktopening 2004 (28 174, nr. 57);

– Handhavingsplan DTe (28 174, nr. 58);

– Ontwikkelingen in de elektriciteitssector (25 097, nrs. 57 en 58);

– Reparatie Elektriciteitswet 1998 (28 600-XIII, nr. 55).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Crone (PvdA) is blij dat de heer Wijn nog bereid is met de commissie over dit onderwerp te debatteren, want anders zou een serieus debat pas kunnen plaatsvinden in september. Hij kan nu namens zijn fractie randvoorwaarden stellen voor de voorzieningszekerheid en de go/no go-beslissing over de liberalisering per 1 januari. De Tweede Kamer heeft zijns inziens juridisch nog alle ruimte om ja of nee te zeggen. Zij zou eventueel nog tot uitstel kunnen beslissen. Dat moet misschien bij AMvB of er moet wellicht een andere juridische procedure worden gevolgd. Het kabinet kan niet in oktober zeggen dat dit niet meer kan. Hij vraagt zich af of er schadeclaims komen als de Kamer alsnog besluit om niet te liberaliseren en of de consument dan nog wel recht op de oude prijs bij de oude leverancier heeft. Hij vindt eigenlijk dat er voor de zomer duidelijkheid moet zijn. Hij vreest nu al dat wetgeving over noodleveranties, unbundling, consumentenvoorwaarden enz. niet op tijd tot stand kan komen.

De bedoeling van marktwerking is dat de klant door keuzevrijheid een betere prijs-kwaliteitverhouding tot stand kan brengen. Daarvoor is de tucht van de markt nodig, maar sociale en milieurandvoorwaarden moeten serieuzer worden genomen dan tot nu toe gebeurt. Bovendien is een bijzonder aspect van elektriciteit dat dit product geen seconde kan worden bewaard. Gas kan wel worden bewaard, maar onderbreking in de levering leidt tot grote veiligheidsproblemen. Er moet dus altijd overcapaciteit zijn. Dat maakt het liberaliseringsproces veel ingewikkelder. De heer Crone vreest dat een markt ontstaat zonder concurrentie, maar met een ongecontroleerd oligopolie. Door horizontale concentratie, verticale integratie en onvoldoende gecoördineerd milieubeleid zullen consumenten, midden- en kleinbedrijf én het milieu er niet op vooruitgaan. Het kan zijns inziens nog goed komen, maar dan moet de staatssecretaris zijn beleid aanscherpen, met een beter en krachtiger toezicht.

Ten eerste is de consumentenbescherming nog niet rond. De commissie-Van Rooy moet er nu op toezien dat er moeiteloos tussen leveranciers geswitcht kan worden. Voor de heer Crone is dat een ontbindende voorwaarde. De Kamer heeft nog steeds geen wet- en regelgeving aangeboden gekregen voor de mogelijkheid dat een energieproducent failliet gaat. Hij vraagt zich af wie dan voor de kosten opdraait. Bij de overgang dient er op z'n minst een prijsmaximum te zijn. Thatcher heeft het destijds ook zo gedaan. Een amendement van zijn fractie hierover is reeds in 2000 aangenomen. Voorts zou een etikettering van de stroomkwaliteit en inhoud tot stand moeten komen en zouden de warmtetarieven van de stadsverwarming moeten worden beschermd, want de betrokkenen hebben geen enkel alternatief. De Consumentenbond heeft een reeks voorwaarden genoemd, zoals transparantie, geen dubbele contracten en geen dubbele rekeningen.

Ten tweede zijn de milieurisico's nog steeds heel groot, want er zijn grote verschillen in de milieueisen in Europa. Dat schaadt het milieubeleid en kan de leveringszekerheid in gevaar brengen. Nederland dreigt steeds meer afhankelijk te worden van import. Het volgend jaar komt er nog 1000 mW importcapaciteit bij. De heer Crone vraagt om een marktanalyse voor half juni, omdat hij wil weten of de Nederlandse productiecapaciteit nog verder kan worden geamoveerd. Hij wil ook weten wat het kabinet denkt van de suggestie van VNO-NCW om een compenserend beleid te voeren.

Ten derde is er feitelijk al een Europese oligopolistische markt voor energie. In zo'n markt worden ondernemers niet geprikkeld tot het bieden van een goede prijs-kwaliteitverhouding. Wellicht is het onvermijdelijk dat er onvoldoende concurrentie ontstaat, maar dat moet dan ook worden erkend. In Engeland werd geliberaliseerd met partijen die niet meer dan 15% van de markt hadden, in Nederland zijn er partijen met 30% van de markt in handen. De overheid dient niet alleen als «marktmeester» op afstand te functioneren, maar dient ook een veel actiever mededingingsbeleid te voeren en de consument te beschermen, bijvoorbeeld door een al dan niet tijdelijke maximumprijs te hanteren voor kleinere verbruikers. Tegengegaan moet worden dat grootbedrijven gaan stunten in deelmarkten. De heer Crone wenst harde toezeggingen voor de nationale markt. Het kabinet moet zich niet verschuilen achter Brussel, dat hier natuurlijk had moeten ingrijpen.

Ten vierde is de voorzieningszekerheid niet voldoende. Bedrijven willen niet in een piekcapaciteit investeren, want die is niet rendabel. In een oligopolistische markt is het voor hen niet al te moeilijk om de piekprijs sterk te verhogen, door middel van puur machtsmisbruik, zoals in Amerika is gebleken. De overheid zou de bedrijven moeten verplichten tot het aanhouden van een reservecapaciteit. Dat kan heel marktconform. Gelukkig ziet de Marktcommissie van DTe het gevaar ook. De heer Crone vraagt welke instrumenten de staatssecretaris gaat inzetten. Producenten kunnen worden gebonden aan een vergunning, waarbij DTe eisen kan stellen en boetes kan opleggen. Een semi-concessiesysteem werkt sneller dan een algemeen mededingingsbeleid.

Ten vijfde is het cruciaal dat de netwerken onafhankelijk zijn. Alle leveranciers moeten er gelijkelijk gebruik van kunnen maken. De heer Crone heeft het door minister Heinsbroek aangekondigde wetsontwerp toegejuicht. Hij vindt de brief van Heinsbroek van augustus de beste brief van het nu net nog zittende kabinet. De onafhankelijkheid van netwerken zal tot unbundling leiden. Hij vraagt zich af of het wetsontwerp nog voor 1 januari door de Eerste Kamer zal zijn.

Naar het oordeel van de heer Crone is nog onvoldoende voortgang geboekt om nu al te zeggen dat de markt op 1 januari vrijgelaten kan worden. Hij wil eraan meewerken dat op de vijf punten die hij heeft genoemd nog voor 1 januari oplossingen worden gevonden. Het zou het mooist zijn als DTe een algemene wettelijke bevoegdheid kreeg, zoals Ofgem in Engeland, om ieder jaar opnieuw op basis van een actuele marktanalyse al het nodige te doen om marktwerking te bevorderen.

De heer Blok (VVD) beschouwt het openstellen van de markten als een zeer complexe operatie. Als die wordt belast met een unbundling en eventueel de verkoop van onderdelen wordt het nog complexer. Hij deelt een groot aantal zorgen van de heer Crone over de marktstructuur en het werkelijk tot stand komen van concurrentie. Op een groot aantal punten zijn echter notities toegezegd.

Bij het opengaan van de gasmarkt zullen de piektarieven een groot probleem worden voor de tuinbouw. De heer Blok acht het van belang dat wordt nagegaan of die piektarieven economisch verklaarbaar zijn. De flexibiliteitsdiensten, die de prijspieken voor een groot deel verklaren, vallen niet onder het toezicht van DTe. Wie houdt hier dan wel toezicht? De juridische positie van de kleine consument moet voor het openstellen van de markten echt duidelijk zijn.

In de Elektriciteitswet zijn procedures voor het vastleggen van codes met betrekking tot de toegang van elektriciteitsnetten vastgelegd. Bij de wijziging van die codes worden de netbeheerders wel betrokken, maar de organisaties van gebruikers niet. De heer Blok meent dat ook zij het initiatiefrecht zouden moeten krijgen. Voor het gasnet is dit helemaal niet geregeld.

De heer Blok is het eens met het uitgangspunt dat de markt per 1 januari kan worden opengesteld, tenzij er op dat moment onoverkomelijke problemen zijn. Hij meent dat volgens de Europese richtlijn de gasmarkt zes maanden later in ieder geval open moet. Dat geeft nog enige speling. Uitstel van liberalisering van de energiemarkt kan neerkomen op een beloning op slecht gedrag van bepaalde bedrijven. De installatiebedrijven ondervinden er hinder van dat grote bedrijven met een machtspositie op hun markt aan het werk zijn. Uit de eerste rapporten van de commissie-Van Rooy wordt niet duidelijk of er gesproken wordt over sancties voor bedrijven die nog niet klaar zijn. De commissie-Van Rooy heeft een keurig lijstje gemaakt van voorwaarden waaraan moet worden voldaan voordat de energiemarkt kan worden geliberaliseerd.

De heer Blok vraagt of het reëel is als eind oktober pas een go/no go-beslissing wordt genomen. Hebben alle spelers in de markt dan nog voldoende tijd?

Nederland behoort qua betrouwbaarheid van de energievoorziening tot de wereldtop, maar er zijn onrustbarende signalen. De voorstellen van de staatssecretaris, met name over de minimumnormen, spreken de heer Blok aan. Hij wijst erop dat een storing van een uur een heel andere waarde heeft dan een heleboel kleine storinkjes. Het verbaast hem dat wel wordt gesproken over openbaarmaking van de storingen bij het centrale meldpunt, maar niet over het type storing. Die kan zijn ontstaan door een verkeerde bedrijfsvoering, maar ook door gebeurtenissen van buiten. Hij kan zich niet zo veel voorstellen bij de bepaling dat de omzet van de netbeheerder alleen mag stijgen wanneer de betrouwbaarheid goed is. Volgens hem hangt de omzet van een netbeheerder sterk af van de activiteiten in het gebied waar hij toevallig gevestigd is. De sanctie van de maatstafconcurrentie is hem onduidelijk.

De heer Blok ziet als een dilemma de prijsdruk die DTe terecht aan netbeheerders oplegt en de noodzaak om investeringen te doen die van belang zijn voor de leveringszekerheid op lange termijn. Misschien moeten de modellen van DTe daarvoor worden aangepast.

De heer Kortenhorst (CDA) maakt zich grote zorgen of het wel mogelijk is de elektriciteitsmarkt per 1 januari vrij te geven. Aan een aantal belangrijke randvoorwaarden voor de bescherming van de kleinverbruiker is nog niet voldaan. Zijn fractie twijfelt sterk aan de bescherming die het Burgerlijk Wetboek op dit punt biedt. De regels over de toepasselijkheid van onder meer consumentenkoop en koop op afstand lijken voor discussie vatbaar. De Staatscommissie privaatrecht zou hiernaar onderzoek moeten doen. DTe zou zijns inziens de bevoegdheid moeten krijgen in te grijpen als een klant na overstap naar een nieuw bedrijf bijvoorbeeld na zeven maanden ineens een hoge rekening krijgt. Die consument zou over een aantal maanden moeten kunnen afbetalen, met een rentesanctie voor het energiebedrijf.

Een ander cruciaal punt is voor de heer Kortenhorst de potentieel grote prijsstijging voor de kleinverbruikers die een liberalisering onder de huidige omstandigheden met zich kan brengen. De ervaringen van de tuinbouwers op de gasmarkt spreken boekdelen. De liberalisatie zou ten voordele van de afnemer moeten zijn. Een belangrijk onderdeel van de aan de kleinverbruikers in rekening te brengen gasprijs is de prijs voor flexibiliteit. Het afnamepatroon van de kleinverbruikers is net als bij de tuinbouwers zeer afhankelijk van de buitentemperatuur en daarmee sterk wisselend. De flexibiliteit kan uitsluitend door het Groninger veld worden geleverd. De staatssecretaris wil dat in handen van commerciële marktpartijen brengen. Voor de flexibiliteit van Groningen zijn er geen alternatieven. Het is in feite een monopolie. De flexibiliteit van het Groninger veld is een publiek belang en dient derhalve te worden gereguleerd, in de Gaswet, onder rechtstreeks toezicht van de bevoegde bewindspersoon. De heer Kortenhorst herinnert aan de motie van zijn collega Ten Hoopen over de publieke belangen, ingediend bij de behandeling van de begroting van Economische Zaken. De uitvoering van publieke belangen vereist beschikbaarheid en flexibiliteit, tegen redelijke prijzen en voorwaarden. Als aan die voorwaarden niet is voldaan, is echte concurrentie niet mogelijk. In een recent door Energie Nederland gepubliceerd artikel is dat sterk verwoord.

De commissie-Van Rooy moet de effectiviteit van de regelingen opgesteld door de energiebedrijven en nodig voor een soepel verloop van de mogelijke liberalisering voor de kleinverbruikers toetsen. De heer Kortenhorst vraagt de toezegging dat onder leiding van de commissie-Van Rooy praktijktesten worden uitgevoerd om, volstrekt onafhankelijk van de belanghebbende organisaties, te verifiëren of de sector gereed is voor een soepel werkende markt.

Regels die niet worden gehandhaafd, missen in de praktijk effect. De heer Kortenhorst wijst ook op de klachten van installateurs over het niet naleven van het verbod op kruissubsidies door energiebedrijven.

Mevrouw Giskes (D66) legt er de nadruk op dat niet meer kan worden afgezien van liberalisering. Het is alleen nog de vraag hoe en wanneer die zal plaatsvinden. Het allerbelangrijkst is dat de afnemers uiteindelijk goed beschermd zullen zijn. De overheid heeft een speciale taak voor de consumenten, die in hun eentje geen grote marktmacht zijn. Zij neemt aan dat DTe ervoor is om de oligopolistische structuur in de hand te houden. Er is heel onlangs een handhavingsplan van DTe gekomen, waarin zij het onderwerp «de kwaliteit van de netten» miste.

Het is nu moeilijk om te beoordelen of 1 januari 2004 wordt gehaald. Mevrouw Giskes vraagt of het in oktober nog mogelijk is van de liberalisering per 1 januari af te zien. Kan de overheid nog worden geringeloord door bedrijven die er belang bij hebben om niet per 1 januari te liberaliseren? Zij vindt het vooral belangrijk dat de overheid zich niet uitlevert aan partijen die vervolgens wild tekeer gaan met de prijzen. Ook moet er na de beslissing om door te gaan nog voldoende tijd zijn om het toezicht goed te organiseren.

De situatie rond de leveringszekerheid is nog onvoldoende helder. Mevrouw Giskes hoort daar heel verschillende geluiden over. Zij is er nog niet van overtuigd dat de overheid daar niet meer op behoeft te letten. Zij beseft dat ook het Europese kader belangrijk is. Zullen er tussen de private partijen duidelijke afspraken worden gemaakt?

Er zijn verschillen tussen de liberalisering van de elektriciteitsmarkt en die van de gasmarkt. De staatssecretaris schrijft dat eigenlijk alleen heel grote partijen voldoende voor opslag van gas kunnen zorgen, vanwege de hoge kosten. Mevrouw Giskes vraagt of de overheid zich daarmee niet nog meer uitlevert aan een beperkt aantal grote spelers op de gasmarkt.

De heer Vendrik (GroenLinks) is opgeschrikt door het rapport van de Algemene Energieraad (AER) van april. De huidige structuur van de energiemarkten wordt erin gedefinieerd als een oligopolie. Het milieu is het kind van de rekening. De vuile import neemt toe. Investeringen in duurzame energie nemen af. Er zijn grote vragen over voorzieningsen leveringszekerheid. Eigenlijk roept de AER op tot bezinning. Hij is benieuwd wat de staatssecretaris gaat doen met de conclusies van de AER.

In de publiciteit komt de laatste tijd naar voren dat het investeringsniveau wat betreft de netten onvoldoende is. De komende jaren zullen de netten niet alleen financieel, maar ook in technische zin, afgeschreven zijn. Dat hangt als een soort doembeeld boven de geliberaliseerde energiemarkt. De verschillende Europese landen houden er een verschillend type milieubeleid op na. In een sterk door de kosten gedomineerde markt wordt het steeds aantrekkelijker om vuile stroom te betrekken van Franse kerncentrales en Duitse bruinkoolcentrales.

De heer Vendrik is erg benieuwd wanneer het definitieve besluit over het tijdstip van de liberalisering wordt genomen. Volgens het staatje van de staatssecretaris gebeurt dat half oktober. Zijn tot op dat moment alle opties nog open? Hij vreest dat er bij Economische Zaken een tamelijk onbekommerd geloof in de liberalisering bestaat. Hij neemt echter aan dat de commissie-Van Rooy niet voor niets aan het werk is. Het lijkt hem legitiem dat de marktpartijen enige tijd claimen om zich goed voor te bereiden. Het lijkt hem uit zorgvuldigheidsoverwegingen gewenst dat het besluit enkele maanden voor de ingang wordt genomen. Hij neemt niet aan dat er begin juli, wanneer de Kamer met reces is, ineens een besluit komt. Desnoods zou de Kamer dan maar van reces moeten terugkomen. Zijns inziens lukt het niet eerder dan 1 oktober. Veel later kan het ook niet, want dan zullen de marktpartijen terecht aanvoeren dat zij in problemen zijn gebracht.

Een berucht probleem op het deel van de markt dat al vrij is, is dat van de facturering. De kleinverbruikersmarkt is wat het aantal deelnemers betreft veel groter. Het probleem van de facturering wordt dus als het niet tijdig is opgelost ook veel groter.

Consumentenrechten moeten voor 1 januari 2004 zeker worden gesteld. De staatssecretaris verwijst naar een nieuwe Europese richtlijn, die nu in concept wordt gemaakt, dus voordat die in de Nederlandse wetgeving is vertaald is het 2007 of misschien nog later. De heer Vendrik begrijpt ook niet waarom het via die richtlijn zou moeten.

Mevrouw Vos heeft destijds forse debatten gevoerd met mevrouw Jorritsma over de etikettering van stroom. Het criterium is nog steeds niet geregeld. De consument moet kunnen weten uit welke componenten de stroom die hij betrekt is opgebouwd. De unbundling van de netwerkbedrijven moet op tijd geregeld zijn. De heer Vendrik verwijst naar de voortdurende strijd tussen OPTA en KPN. Kennelijk zijn zulke zaken ontzettend lastig voor een toezichthouder. Er moet een brandscherm opgetrokken worden tussen de netwerkbedrijven. Wat de heer Vendrik betreft, worden zij niet geprivatiseerd na de liberalisering.

Mevrouw Gerkens (SP) is tegenstander van marktwerking op het gebied van gas en elektra en wil de markt voor kleinverbruikers niet daarvoor openstellen. Als het go/no go-moment daar is, komt haar fractie er zeker op terug. Zij is nu vooral benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris op de eisen van de Consumentenbond. Zij erkent overigens dat door het werk van trage en logge overheidsbedrijven het voor de privatisering zeker geen rozengeur en maneschijn was op de elektriciteitsmarkt, maar de nadelen van marktwerking wegen voor haar even zwaar.

De netbeheerder is verantwoordelijk voor een goede afwikkeling van de wisseling van partijen, maar hij moet de meterstanden betrekken van private meetbedrijven. Hierbij ontstaan discussies over de opzegtermijn van het oude meetcontract, het resterende huurbedrag en de wijze van aanlevering van de meetdata. Door een certificering van meetbedrijven, met behulp van meetcodes die er nu nog niet zijn, zouden problemen in de toekomst kunnen worden voorkomen. Mevrouw Gerkens verzoekt de staatssecretaris om het meetbedrijf tot onderdeel van de netbeheerder te maken.

In veel woningen is de meter geplaatst door het voormalige gemeentelijke energiebedrijf, dat later is opgegaan in een groter bedrijf. Als consumenten na de marktopening willen wisselen van leverancier, zullen de bedrijven hun investering terug willen. Mevrouw Gerkens vraagt wie dan de nieuwe meter koopt, de consument, de leverancier of de woningbouwvereniging. Als de consument dat moet doen, is dat een belemmering voor de marktwerking. Staat de meter op de balans van de netbeheerder, dan is er geen probleem, want men wisselt niet van netbeheerder.

De netbeheerder behoeft alleen expertise in huis te hebben om goed leiding te geven aan het netbeheer. Of hij voldoende kennis in huis heeft is echter moeilijk controleerbaar. Wellicht kan hij zodanig gemanipuleerd worden dat hij op bepaalde punten toch afhankelijk is van de leverancier. Er zijn bovendien berichten over slecht onderhouden netten.

Als er meer in piekcapaciteit in eigen land wordt geïnvesteerd, gebeurt dit naar mevrouw Gerkens aanneemt in gasgestookte centrales, want die kunnen snel worden opgestart. Omdat dergelijke centrales vaak kort in bedrijf zijn, moeten de investeringen door middel van hoge prijzen worden terugverdiend. Speculatie op de stroommarkt wordt aantrekkelijk, maar dat geeft risico's voor de voorzieningszekerheid.

Mevrouw Gerkens is van oordeel dat het voordeel dat ongelijk over het jaar verdeelde energiebesparing tuinders oplevert kleiner is geworden. Zij bestrijdt niet dat er een absoluut voordeel te halen is door energiebesparende maatregelen, maar de prikkel is kleiner geworden. Zij heeft zelfs tuinders gesproken die in de wintermaanden overstappen op oliestook, hetgeen zeer onwenselijk is. Zij vindt de afname van de relatieve prikkel tot energiebesparing een ongewenste uitkomst van de liberalisering van de gasmarkt voor grootverbruikers.

De heer Van den Brink (LPF) vraagt of bij liberalisering de garantie kan worden gegeven dat eenieder die koopt ook geleverd krijgt. Welke sanctie wordt opgelegd als er niet geleverd wordt, zonder dat het individu daar achteraan moet? Welke rol zal de overheid hier spelen? Zijn fractie is voorstander van liberalisering, maar naarmate het aantal spelers op de markt kleiner wordt, vraagt zij zich af wat de voordelen nog zijn. Als er dan nog een groot voordeel is, is de vroegere constructie wel akelig verkeerd geweest. Of er nu sprake zal zijn van een monopolie of dat het een andere naam heeft, het mag niet voorkomen dat bedrijven zich tot in het oneindige kunnen verrijken. Voordat de liberalisering plaatsvindt moet de positie van de consument zeker worden gesteld.

De heer Van den Brink moet glimlachen als hij andere partijen hoort zeggen dat de liberalisering ongunstig uitpakt voor het milieu. Dat is wel zo, maar het kan ook anders worden gezegd. Door de liberalisering wordt het mogelijk van overdreven milieuprincipes af te komen. Dat stroom die men in Nederland niet wenst te produceren nu uit andere landen komt is een verschijnsel dat zich op andere markten ook al heeft voorgedaan.

Voor zover de heer Van den Brink het kan beoordelen verloopt de liberalisering van de elektriciteitsmarkt thans goed, maar die van de gasmarkt niet. In de tuinbouw deugden van de 2000 gasmeters er 1300 niet. Er zijn tuinbouwbedrijven die weinig gas gebruiken en tuinbouwbedrijven die veel gas gebruiken. Door de piekbelasting gaan de gasarme tuinbouwbedrijven echter 66% meer betalen. Dat kan toch nooit de bedoeling van de liberalisering zijn? Als het wel de bedoeling is, krijgt de staatssecretaris nog een zware dobber aan de fractie van de LPF. Voorts vraagt hij zich af of het niet onbehoorlijk bestuur is als er lang wordt gewacht met de definitieve beslissing over liberalisering.

Het antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris zal vooral de actuele punten behandelen. Vragen waar hij nu niet op kan ingaan zullen nog schriftelijk worden afgedaan.

Mocht de staatssecretaris in het nieuwe kabinet niet langer belast zijn met het dossier van de liberalisering van de energiemarkt, dan zal hij integraal de aandacht van zijn opvolger vestigen op alle zorgen van de Kamer. Hij zal vooral doorgeven dat zijn opvolger niet te naïef zal moeten zijn in het verdere proces. De bedrijven zullen zich zeker aan de wet houden, maar hun primaire doel is het maken van winst. Hij wijst erop dat bij de behandeling van de Wet OEPS inmiddels al een groot aantal elementen uit de eerste evaluatie indirect is betrokken.

De staatssecretaris maakt onderscheid tussen het oligopolie van de producenten in de Europese context, het oligopolie van de producenten binnen de Nederlandse context en het vermeende oligopolie van leveranciers in de straks geliberaliseerde markt. Het rapport van de Algemene Energieraad gaat vooral over de Europese ontwikkelingen. Hij vindt dat het wel wat somber is en eraan voorbijgaat dat een aantal marktpartijen intelligent op bepaalde ontwikkelingen reageren, waardoor een actief tegenwicht ontstaat. Energieafnemers voeren steeds bewuster een energiebeleid en ontwikkelen eigen vormen van risicomanagement, zodat er druk is op energiebedrijven om scherp op prijzen en leveringszekerheid te letten. Grote afnemers bekijken de mogelijkheid om af te schakelen tijdens prijspieken in de markt. Er ontstaan future markten en andere instrumenten. Door verhandelbare emissierechten kunnen de marktpartijen de kosten van hun milieubeleid in hun beslissingen meewegen. Dit laat onverlet dat de staatssecretaris zich zorgen maakt om de fusiegolven in een aantal buurlanden. Oligopolies mogen de voordelen van meer marktwerking niet frustreren. Dit thema moet met zaken van consumentenbescherming in Europa op de agenda worden gezet. In Nederland kan al het een en ander worden gedaan. De verticale integratie kan gunstige ontwikkelingen weer verstoren. In juni wordt in Nederland een workshop over de fusiegolf georganiseerd. Nederland wil een verscherpt fusietoezicht in Brussel, maar ook dat de Europese markt meer één wordt, waardoor de concurrentie op Europese schaal effectief gaat toenemen. Het wegnemen van barrières voor handel tussen lidstaten en uitbreiding van de markt in de richting van Oost-Europa is daarbij belangrijk.

In Nederland toetst de NMa de ontwikkelingen, onder andere met het begrip «relevante markt». In Nederland is nog sprake van voldoende mededinging. Daarvan is niet langer sprake bij een aanmerkelijke marktmacht in een relevante markt dan wel het misbruik van marktmacht. Het eerste is aan de orde bij het beoordelen van een fusie vooraf, het tweede bij het beoordelen van een feitelijke situatie, waarna het mededingingsrechtelijke instrumentarium ter beschikking staat. In markten met een dominante prijsbepalende partij en een aantal zeer kleine partijen kan nog steeds sprake zijn van een goed werkende markt, bijvoorbeeld de koffiemarkt. Er moet van geval tot geval beoordeeld worden. Op dit moment is er voor de gebruiker van energie wat de levering betreft een monopolie. Straks moet hij tussen leveranciers kunnen kiezen. Dan mag niet door kartelvorming opnieuw per saldo een monopolie ontstaan. De netbeheerder blijft per definitie voor de gebruiker een monopolist, want er kan niet zomaar een alternatieve infrastructuur tot stand worden gebracht.

De staatssecretaris streeft er nog steeds naar dat de markt per 1 januari 2004 wordt geliberaliseerd. Het is op dit moment nog te vroeg om daarover een definitief oordeel te vellen. Het precieze moment daarvoor laat hij ter beoordeling over aan zijn opvolger. Eind juni, begin juli komt de rapportage van het PVE (Platform Versnelling Energieliberalisering). Dan komt er een aanvullende brief van de commissie-Van Rooy, die min of meer mag worden beschouwd als een precisering van de tweede rapportage. De adviezen van het PVE waren tot nu toe altijd van een hoge kwaliteit. Er zijn ook marktpartijen in vertegenwoordigd. De commissie-Van Rooy moet het werk van het platform niet overdoen, maar doet een soort metatoets. Misschien wil de opvolger dan een beslissing nemen. Misschien wil die pas begin oktober beslissen, na de derde rapportage Van Rooy en na de afronding van de testen van EnergieNed. Er kan worden gekozen voor een model met een beginselbeslissing in juli en een definitieve go/no go in oktober. Zelfs is het denkbaar dat pas op 31 december wordt beslist. De staatssecretaris is niet bereid om in zijn laatste week te zeggen wat zijn opvolger moet doen. Als de regering een datum heeft vastgesteld, kan de Kamer daarop reageren. Hij zal aan zijn voorganger doorgeven dat er Kamerleden zijn die desnoods van reces willen terugkomen.

De staatssecretaris is het eens met mevrouw Giskes dat het belang van de consument bij de go/no go-beslissing leidend moet zijn. De Kamer kan wel een definitief besluit in juli wensen, maar dan kan begin september bijvoorbeeld blijken dat het tijdpad voor de verbetering van de facturering onvoldoende is om per 1 januari tot afronding te komen. De Kamer kan beter met zijn opvolger bespreken wat in alle redelijkheid het beste moment is voor definitieve besluitvorming en of daaraan voorafgaand al voorwaardelijke besluitvorming kan plaatsvinden. De lijn die nu wordt aangehouden is die van liberalisering per 1 januari tenzij blijkt dat het echt niet kan. Marktpartijen zullen zich moeten realiseren dat er totdat een definitief besluit is genomen bij het doen van investeringen bepaalde onzekerheden bestaan. Daarmee zullen zij moeten leven. Er is geen sprake van onbehoorlijk bestuur, want dit is meermalen in de openbaarheid naar voren gekomen.

In de aanloop naar het besluit hebben kabinet en Kamer al vele teksten gewisseld. De staatssecretaris wil erop toezien dat niet gaande het traject de spelregels worden veranderd. Hij herinnert zich bijvoorbeeld dat door middel van een amendement-Crone/Voûte is besloten tot juridische unbundling. Dan kan niet nu, middenin het proces, een eis tot feitelijke unbundling worden toegevoegd. De heer Crone lijkt daarop aan te sturen. De staatssecretaris roept de Kamer op om consistent te zijn met de criteria op basis waarvan de liberalisering strak wordt beoordeeld. Als dat niet gebeurt, ontstaat er extra onzekerheid in de markt.

Er zijn thans bedrijven die zeggen zelf klaar te zijn voor liberalisering, maar andere bedrijven ervan beschuldigen nog niet klaar te zijn. Harde informatie daarover wordt echter niet gegeven. Het mag niet voorkomen dat een bedrijf dat zelf niet klaar is voor liberalisering daarmee de facto de liberalisering tegenhoudt. Liberalisering moet in het voordeel van de consument zijn en kan in het voordeel van bedrijven zijn. De sector kan zijn imago oppeppen door collectief con amore toe te werken naar de liberalisering. DTe kan sanctioneren door middel van naming en shaming. Dat kan ook van regeringswege worden gedaan. Op langere termijn zouden bedrijven die niet meewerken zichzelf in de vingers snijden, want per 1 juli 2004 moet volgens de Europese richtlijn de zakelijke kleinverbruikersmarkt voor gas geliberaliseerd worden. De bedrijven zullen onderling druk op elkaar uitoefenen. DTe komt in juli met een rapportage over onder andere netbeheer, die aan de Kamer zal worden gestuurd. DTe kan bindende aanwijzingen geven als energiebedrijven niet doen wat zij moeten doen. De staatssecretaris zal de Kamer schriftelijk laten weten wat precies in de richtlijn staat, omdat discussie mogelijk is over de definitie van zakelijke kleinverbruikers.

Er vindt een aantal acties plaats ter verbetering van de mogelijkheden van DTe, bijvoorbeeld over de capaciteit en met betrekking tot het Handhavingsplan. Op het moment van het definitieve besluit tot liberalisering moet nog heel goed gekeken worden of het toezicht afdoende geregeld is. Problemen tussen energiebedrijven en kleine consumenten over rekeningen zullen vermoedelijk via de geschillencommissie moeten worden opgelost. In een later stadium wil de staatssecretaris terugkomen op consumentenkoop en koop op afstand, omdat de juridische situatie niet eenvoudig is. De consument moet goed beschermd zijn, door middel van een vergunningstelsel met essentiële voorwaarden aan leveranciers. De naleving daarvan wordt getoetst door DTe. De implementatie van de nieuwe EU-richtlijn wordt thans voorbereid. Bij de tweede rapportage, in juli, wordt de Kamer hierover nader geïnformeerd. Transparantie is daarbij essentieel. De commissie-Van Rooy kijkt hierbij ook naar de positie van de consument. De staatssecretaris voelt er vooralsnog niet voor om de Staatscommissie privaatrecht hiernaar onderzoek te laten doen. De Kamer krijgt nog een brief over de verhouding tot het Burgerlijk Wetboek. Hij verschilt niet van mening met de heer Crone over een aantal belangrijke punten van consumentenbescherming.

Voor een regeling in geval van faillissement wordt een wettelijke basis gegeven in de Wet OEPS. In de wetgeving is er de mogelijkheid tot prijsbescherming na de openstelling van de markt. De staatssecretaris wil die niet meteen in werking stellen, maar ziet het als een effectieve stok achter de deur. Het Europees Parlement vergadert momenteel over de Europese richtlijnen voor etikettering. Zodra die vaststaan worden ze in Nederland geïmplementeerd. Dat moet binnen een jaar kunnen gebeuren.

De tien punten waarmee de Consumentenbond gisteren kwam zijn nog te vers voor de staatssecretaris om er nu op te reageren. Dat komt in de volgende rapportage. In een vorig AO heeft hij de percentages van de overcapaciteit ten opzichte van het huidige verbruik genoemd. Voor de zomer kan zijn opvolger een brief over de leveringszekerheid sturen, want die ligt in concept klaar. Met de Wet Milieukwaliteit elektriciteitsproductie (MEP) wordt de productie van groene stroom in Nederland fors gestimuleerd. De voorzieningszekerheid moet nationaal en internationaal speerpunt van het energiebeleid worden. Nederland moet daarbij uiteraard niet afhankelijk worden van de import.

De staatssecretaris zal een brief schrijven over de prijzen in de tuinbouw, onder meer in antwoord op een stuk dat de heer Van den Brink hem informeel heeft doen toekomen. Afsluiting van elektriciteit vindt alleen plaats in gevallen van wanbetaling en moet gebeuren door de netbeheerder en niet door de leverancier. In de geliberaliseerde situatie zullen dat twee verschillende partijen zijn.

De staatssecretaris is het eens met de heer Blok dat bij het centrale meldpunt ook aangegeven zou moeten worden wat voor een soort storingen hebben plaatsgevonden. Andere vragen van de heer Blok worden nog schriftelijk behandeld.

Nadere gedachtewisseling

De heer Crone (PvdA) ontkent ten zeerste dat hij nu met nieuwe criteria komt. Er moet worden voldaan aan de criteria van betrouwbaarheid, betaalbaarheid en duurzaamheid van de energievoorziening, evenwichtige mededinging, Europese regelgeving over mededinging, een evenwichtige verdeling van de krachten op de energiemarkt en voldoende inzicht in de gevolgen voor de inkomsten van de Staat. Die criteria zijn in 2000 al in de wet vastgelegd. Overigens kunnen op basis van nieuwe inzichten en vooral ervaringen met de markt nieuwe criteria naar voren komen.

De heer Crone meent dat kabinet en Kamer nu binnenkort maar moeten beslissen wanneer de definitieve beslissing kan vallen. Hij vreest dat oligopolisten niet beducht zijn voor naming and shaming, want er zijn toch geen concurrenten. Hij vindt dat het toezicht van DTe op de mededinging proactief zal moeten zijn.

De heer Kortenhorst (CDA) is het duidelijk dat de commissie-Van Rooy het werk van het PVE niet moet overdoen. Hij vraagt of dit inhoudt dat de staatssecretaris praktijktoetsen onder leiding van de commissie ook niet gewenst acht. Hij hecht eraan dat dergelijke toetsen volstrekt onafhankelijk plaatsvinden. Hij vindt het cruciaal dat er voor de liberalisering plaatsvindt volstrekte duidelijkheid is over de juridische positie van de consument. Hij kondigt aan dat hij desnoods een Kameruitspraak zal vragen indien hij het gevoel heeft dat er voor januari onvoldoende tijd is om volstrekte duidelijkheid te verkrijgen.

De heer Vendrik (GroenLinks) heeft, waar de staatssecretaris meent dat de AER een sombere blik op de feiten heeft, het idee dat het ministerie van EZ een roze bril op heeft. Hij vreest dat het besluitvormingstraject voor de liberalisering vooral bestuurlijke bezigheidstherapie is, omdat al lang vaststaat dat het doorgaat. Het spijt hem dat daarbij wordt voorbijgegaan aan het fundamentele probleem waar de AER op wijst.

Het lijkt de heer Vendrik noodzakelijk dat de staatssecretaris diens opvolger met kracht verzoekt om de Kamer uiterlijk voor half juni te informeren over het besluitvormingstraject. Als het moet komt hij terug voor een debat in het zomerreces, maar liever niet.

Mevrouw Gerkens (SP) is ermee akkoord als haar nog niet beantwoorde vragen schriftelijk worden beantwoord, met uitzondering van de vraag of een nieuwe meter aan de particulier in rekening kan worden gebracht. Zij zou het daarmee oneens zijn.

De heer Van den Brink (LPF) beklemtoont dat de gasarme tuinbouw niet via de piekbelasting de dupe mag worden van de liberalisering.

De staatssecretaris is blij dat de heer Crone duidelijk uitspreekt dat de oorspronkelijke criteria aangehouden worden. Daarover bestaat bij hem thans geen misverstand meer. Hij verzoekt de heer Crone in elk geval de constructiviteit waarvan hij altijd blijk heeft gegeven vast te houden.

De regering heeft de motie-Ten Hoopen niet naast zich neergelegd en die zal dus worden uitgevoerd. De staatssecretaris wijst erop dat ook landen die geen gasvoorraad hebben moeten liberaliseren. De commissie-Van Rooy gaat niet zelf testen, maar zal wel contra-expertises doen om te zien of de testen adequaat zijn geweest. Mochten zij dat niet zijn, dan wordt naar bevind van zaken gehandeld.

De staatssecretaris zal het verzoek van de heer Vendrik met kracht overbrengen aan zijn opvolger.

De in particuliere woningen aanwezige meters blijven volgens artikel 16 van de Elektriciteitswet eigendom van de netbeheerder. Zij moeten door de netbeheerder ook ter beschikking worden gesteld. Bij een wisseling van leverancier behoeft geen nieuwe meter te worden gekocht.

In het algemeen vindt de staatssecretaris dat liberalisering tot verbetering voor de klanten moet leiden, zeker voor de klanten die zich heel bewust gedragen op de energiemarkt. In de toegezegde brief wordt nader ingegaan op eventuele neveneffecten voor de tuinbouw.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

De Grave

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Tielens-Tripels


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Crone (PvdA), De Grave (VVD), voorzitter, De Haan (CDA), Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), Slob (ChristenUnie), Van den Brink (LPF), Duyvendak (GroenLinks), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Van der Laan (D66), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA) en Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD). Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Örgü (VVD), Mastwijk (CDA), Koenders (PvdA), Vos (GroenLinks), Weekers (VVD), Jan de Vries (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van den Brand (GroenLinks), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Lazrak (SP), De Ruiter (SP), Eerdmans (LPF), De Pater-van der Meer (CDA), Hofstra (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Giskes (D66), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA) en Szabó (VVD).

Naar boven