Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 25092 nr. 10 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 25092 nr. 10 |
Vastgesteld 4 oktober 2000
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 14 september 2000 overleg gevoerd met minister Vermeend en staatssecretaris Hoogervorst van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:
– de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 10 mei 2000 inzake de consignatieregeling in de Arbeidstijdenwet (25 092, nr. 9);
– het rapport van de arbeidsinspectie over de Arbeidstijdenwet in CAO's en bedrijven in 1997en de antwoorden op schriftelijke vragen van de commissie (25 092, nr. 8);
– het rapport «Werken bij nacht en ontij» en de antwoorden op schriftelijke vragen van de commissie (25 092, nr. 7);
– de brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 21 december 1999 over de Arbowet en vrijwilligersorganisaties (25 879, nr. 49);
– de brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 21 december 1999 over de tweedelijnskennisinfrastructuur (25 883, nr. 8);
– het rapport inzake werk- en rusttijden assistent-geneeskundigen (SOZA-00-589);
– de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 12 september 2000 inzake de consignatieregeling ATW (SOZA-00-767).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Mosterd (CDA) herinnerde eraan dat volgens de oorspronkelijke bedoeling de Arbeidstijdenwet (ATW) in het jaar 2000 zou worden geëvalueerd. Hoe staat het met de voorbereiding hiervan en waar zal de evaluatie op gericht zijn? Ook was hij benieuwd of na aanpassing van de 40-uursnorm en de 2-wekennorm de knelpunten in de ATW werkelijk zijn opgelost. Het creëren van meer flexibiliteit door aanpassing van de 2-wekennorm is een goede zaak, zeker gezien de brede instemming vanuit het veld hiervoor. Daarnaast behoeft flexibeler toepassing van de 40-uursnorm, door werkgevers en werknemers dit in CAO's te laten regelen, niet strijdig met de wet te zijn. Op zich lijkt het een aardige oplossing, maar zal het in de praktijk wel werken, aangezien de sociale partners zo sterk van mening verschillen op dit punt? Zal deze oplossing ook voor kleinere bedrijven werkbaar zijn?
Speciale aandacht vroeg de heer Mosterd voor het belang van waarborging van de zondagsrust, ook in de 21ste eeuw. In dat licht is het positief dat de zondagsarbeid op zich niet blijkt te zijn toegenomen, maar blijft het zorgelijk dat het percentage bedrijven dat hiermee te maken heeft, groot is.
Verontrustend vond de heer Mosterd het dat in veel ziekenhuizen de ATW niet wordt nageleefd. Dit probleem doet zich primair voor onder assistent-geneeskundigen, maar in hoeverre geldt dit ook voor verpleegkundigen? Zowel voor patiënten als voor de werknemers in deze sector is het van belang dat de arbeidsinspectie goed toezicht houdt op de naleving van de wet.
De pogingen van het ministerie van SZW en de Nederlandse organisaties vrijwilligerswerk (NOV) om vrijwilligers te ondersteunen bij toepassing van de Arbowet steunde de heer Mosterd van harte. Een toets van nieuwe beleidsmaatregelen op de effecten voor vrijwilligerswerk kan hierbij van belang zijn. Zou het ministerie meer bekendheid kunnen geven aan de brochures die op dit gebied beschikbaar zijn? Dit is met name belangrijk voor organisaties die niet bij de NOV zijn aangesloten.
In het algemeen pleitte de heer Mosterd ervoor om bij alle nog te nemen maatregelen steeds goed voor ogen te houden wat het oorspronkelijke doel van de Arbowet is. Vooral ook is dit van belang voor de tweedelijnsinfrastructuur. De doelstelling voor deze onderzoeks- en adviesinfrastructuur moet helder en verifieerbaar zijn. Daarnaast wees hij erop dat in sommige gevallen, bijvoorbeeld in kerken, veel te strikte Arbo-eisen worden gesteld. Meer flexibiliteit zou hier op zijn plaats zijn.
De heer Oudkerk (PvdA) opende met het verzoek aan de bewindslieden om initiatieven te ontplooien om zwangerschapsverlof voor politici beter te regelen.
Met instemming nam hij kennis van de compromisregeling inzake de consignatieregeling. Het is te betreuren dat de sociale partners hier onderling niet uit konden komen. Wel zette hij vraagtekens bij het voornemen om een en ander bij AMvB te regelen. Dit kan beter bij wet gebeuren, mede omdat de evaluatie van de ATW toch al voor dit najaar is gepland. Dan kan het samen met enkele andere zaken in één keer geregeld worden. Het in de stukken gehanteerde argument dat andere zaken betreffende consignatie al in de wet geregeld zijn, vond hij niet sterk. Met de inhoud van het compromis inzake de 2-wekennorm kon de heer Oudkerk zich verenigen. Minder gelukkig was hij met de flexibilisering van de 40-uursnorm. Wordt de rustperiode voor werknemers wel voldoende beschermd? Het standpunt van de FNV -maximaal vier consignaties en extra rust moeten niet alternatief, maar cumulatief gelden – leek hem beter. Hoewel veel bedrijfsorganisaties nog maar weinig hebben gedaan om andere werkritmes mogelijk te maken, zijn er wel enkele interessante experimenten op dit punt. In dit verband wees hij op de stimuleringsregeling dagindeling en het onderzoeksrapport «Werken bij nacht en ontij». Waarom doet de minister niet meer om deze experimenten te stimuleren en een breder kader te geven, alvorens het Arbeidstijdenbesluit (ATB) te wijzigen?
De heer Oudkerk bepleitte om bij de evaluatie van de ATW een analyse te voegen van alle rapporten van de arbeidsinspectie over de periode 1996–1999. Hoewel volgens de arbeidsinspectie de werktijden voor assistent-geneeskundigen in 45% van de ziekenhuizen goed geregeld zijn, werkt het in de praktijk natuurlijk anders. Ten dele wordt dit veroorzaakt door personeelstekorten, die opgelost kunnen worden door verhoging van de ziekenhuisbudgetten. Kunnen de bewindslieden hierover overleggen met de minister van VWS en de minister van OCW? Er is een cultuuromslag in ziekenhuizen nodig om arts-assistenten de mogelijkheid te geven een betere balans tussen werk en privé-leven te vinden. Zijn initiatieven daartoe in het Utrechts medisch centrum en in ziekenhuizen in Kerkrade en Twente bruikbaar voor andere instellingen?
In grote lijnen ging de heer Oudkerk akkoord met het voorstel inzake de toepassing van de Arbowet op vrijwilligerswerk. Zijn alle vrijwilligersorganisaties lid van de NOV en zo neen, levert dat geen problemen op bij de informatieverstrekking? Als het vrijwilligerswerk georganiseerd wordt door een stichting of door meerdere organisaties, wie is dan de verantwoordelijke werkgever in de zin van de Arbowet? Is de staatssecretaris bereid vrijwilligersorganisaties financieel tegemoet te komen als de toepassing van de Arbowet voor hen te kostbaar wordt? Heeft de arbeidsinspectie voldoende capaciteit om ook toezicht te houden op vrijwilligersorganisaties?
De tweedelijnsinfrastructuur kan een hoofdrol spelen in de preventie van ziekteverzuim. Moet de overheid niet een grotere rol spelen in de organisatie van deze infrastructuur?
De heer De Wit (SP) vond de argumentatie om de consignatieregeling bij AMvB te wijzigen niet overtuigend. Immers, het betreft een mogelijke wijziging van de gehele consignatieregeling, terwijl bij AMvB alleen over concrete arbeidsomstandigheden besloten kan worden. Is er geen wijziging van de ATW nodig? Zal deze wijziging in de praktijk wel werken? De beoogde flexibilisering is alleen mogelijk in overleg tussen werkgevers en werknemers, maar die zijn onderling verdeeld over de wenselijkheid van de regeling. De 2-wekennorm is een verduidelijking, maar het oprekken van de 40-uursnorm is bezwaarlijk. Is het niet beter om consignaties en extra rust cumulatief te laten gelden?
De heer De Wit herinnerde eraan voor het reces een rapport te hebben gepresenteerd over de arbeidstijden van beeldschermwerkers met daarin voorstellen ter voorkoming van RSI. Het ministerie geeft zelf op zijn website aan dat het beter is om de huidige norm – twee uur werken en dan iets anders doen – aan te passen tot één uur werken. Is een verplichte urenregistratie voor beeldschermwerkers, bijvoorbeeld middels een tachograaf, niet gewenst? Aan de hand daarvan kan de arbeidsinspectie de naleving van het Arbo-besluit beter controleren. Bovendien is het voorkomen van RSI in belang van zowel werknemers als werkgevers.
Mevrouw Schimmel (D66) vond de voorgestelde consignatieregeling een goede middenweg, maar zet vraagtekens bij het argument van het kabinet dat dit bij AMvB geregeld kan worden, omdat de Raad van State niet heeft aangegeven dat het niet kan. Daarnaast is het gezien de verschillende standpunten van werkgevers en werknemers op dit punt de vraag zij of hierover in CAO's afspraken zullen willen maken.
Ook mevrouw Schimmel pleitte voor meer toezicht van de arbeidsinspectie op naleving van de ATW voor assistent-geneeskundigen in ziekenhuizen en maatschappen. Kan een bestuurlijke boete hierbij een nuttig instrument zijn?
Tot haar spijt concludeerde mevrouw Schimmel dat de concurrentie op het gebied van Arbo-dienstverlening in de afgelopen acht jaar nog niet heeft geleid tot een toename van de kwaliteit ervan en tot een beperking van het ziekteverzuim of een lagere instroom in de WAO. Kan de overheid iets doen om de kwaliteit te verhogen? Twijfel uitte zij over het nut van verplichte aansluiting van werkgevers bij een Arbo-dienst.
Ten slotte vroeg mevrouw Schimmel wanneer de regeling voor havenslepers gereed zal zijn.
De heer Blok (VVD) stemde in met de regeling voor het vrijwilligerswerk en is eveneens tevreden met de voorgestelde consignatieregeling. Uit de vele overtredingen van de ATW in ziekenhuizen en maatschappen met assistent-geneeskundigen, mag niet worden geconcludeerd dat de wet op zich niet toepasbaar is. Immers, 45% van de ziekenhuizen blijkt er wel degelijk mee te kunnen werken. Hij vroeg aandacht voor het verzoek van de Landelijke vereniging van artsen in dienstverband om periodieke tijdregistratie. Dagelijkse tijdregistratie is voor deze groep belastend en bureaucratisch. Bij periodieke registratie kan met gemiddelden worden gewerkt.
Ten slotte vroeg ook hij wanneer er een regeling voor havensleepdiensten komt.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks) keurde wijziging van de consignatieregeling via het ATB af en pleit voor wetswijziging op dit punt. De ATW, met inbegrip van de consignatieregeling, is ingesteld om werknemers wettelijke bescherming te bieden. Die wettelijke bescherming is nu belangrijker dan ooit omdat het huidige tekort op de arbeidsmarkt de druk op werknemers doet toenemen. Artikel 5.12 van de ATW bepaalt dat slechts onder bepaalde omstandigheden van de wettelijke voorschriften aangaande consignatie kan worden afgeweken. Het huidige voorstel maakt het mogelijk om in CAO's afspraken op dit punt te maken. Dat is een ingrijpende verandering met wellicht nadelige consequenties voor werknemers. Bovendien zijn werkgevers en werknemers het onderling nog totaal niet eens over versoepeling van de consignatieregeling. Oprekking van de 40-urennorm is te voorkomen als werkgevers maatregelen nemen, zoals het instellen van ploegendiensten. Volgens de minister is de consignatieregeling hier te gecompliceerd voor, maar het huidige voorstel maakt dit niet eenvoudiger. Vraagtekens zette mevrouw Van Gent bij de door de arbeidsinspectie geconstateerde verbeteringen in de werktijden van assistent-geneeskundigen. Heeft de arbeidsinspectie wel voldoende capaciteit om goed toezicht te houden op naleving van de ATW? Zeker bij ingewikkelde regelgeving moet het toezicht op naleving goed georganiseerd zijn.
Met de aan vrijwilligersorganisaties verleende vrijstelling voor de bijstand van een gecertificeerde Arbo-dienst stemde mevrouw Van Gent in. Dit mag echter niet langer duren dan tot januari 2002. Organisaties moeten door de eisen niet in de problemen komen, maar ook voor vrijwilligers moeten de arbeidsomstandigheden goed geregeld zijn. Een financiële tegemoetkoming kan vrijwilligersorganisaties wellicht helpen.
De heer Van Dijke (RPF/GPV) vroeg of evaluatie van de ATW dit najaar haalbaar is of dat met uitstel rekening gehouden moet worden. Oprekking van de 40-uursnorm bij CAO mag alleen onder voorwaarden. Hoe oordeelt de minister over het standpunt van de vakbonden dat de door de minister gestelde twee voorwaarden cumulatief moeten gelden? De vakbonden hebben erop gewezen dat de voorgestelde opsplitsing van de nacht leidt tot een nachtrust van slechts vijf uur. Moet in dit verband het compensatievoorstel van de FNV niet worden overgenomen? Benieuwd was hij naar de reactie van de minister op de brief van het platform van liftenfabrikanten over hantering van een maximum van tien dagen in vier weken.
Gezien het grote aantal werkgevers waarbij een deugdelijke registratie van de arbeids- en rusttijden blijkt te ontbreken, vroeg de heer Van Dijke of toezicht op de ATW door de arbeidsinspectie niet kan worden verbeterd door voor deze dienst een taakstelling te kwantificeren, eventueel met terbeschikkingstelling van extra middelen. Medio 1998 beschikte de helft van de bedrijven niet over een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). Is het niet de taak van de arbeidsinspectie om hier alert op te zijn?
Omdat niet alle vrijwilligersorganisaties zijn aangesloten bij de NOV, komen brochures met informatie over Arbo-voorwaarden niet altijd op de juiste plek. Kan de minister te bevorderen dat organisaties die niet bij de NOV zijn aangesloten, alsnog informatie ontvangen?
Benieuwd was de heer Van Dijke naar de mate van afstemming binnen de tweedelijnsinfrastructuur en de mogelijkheden van deze infrastructuur om steun te geven aan de eerstelijnsinfrastructuur. De staatssecretaris staat bij het sluiten van Arbo-convenanten cofinanciering van projecten voor. Kan hij hiervan voorbeelden geven? Zijn er ook voorbeelden van gezamenlijke fondsen? Stopt de overheid haar bijdrage als fondsvorming niet effectief blijkt te zijn?
De heer Van der Staaij (SGP) benadrukte het belang van handhaving van de ATW gezien de toenemende druk om flexibel te werken en het tekort op de arbeidsmarkt. Ook bij veranderende omstandigheden moet de overheid de regie in handen houden. Niettemin moet de structuur flexibel genoeg zijn om knelpunten in de praktijk weg te nemen, alleen al om het draagvlak voor de wet te bewaren. Tegen deze achtergrond bepleitte hij een tijdige, grondige evaluatie van de ATW. Wanneer kan die verwacht worden? Hij onderstreepte zijn principiële bezwaar tegen werken op zondag en kondigde aan hierop nader terug te komen bij de behandeling van de inmiddels voorbereide initiatiefwetsvoorstellen op dit punt. Bezorgd was hij over de uitvoering van de ATW bij de politie, met name waar het gaat om de inzet van vrijwilligers. Het gevaar bestaat dat de ministers van BZK en van SZW elkaar de verantwoordelijkheid op dit punt toeschuiven. Kan de minister ervoor zorgen dat dit knelpunt wordt opgelost?
Met instemming nam de heer Van der Staaij kennis van de aanpassing van de 2-wekennorm in de consignatieregeling. De aanpassing van de 40-uursnorm vond hij evenwichtig en verantwoord. Dat de regeling er niet eenvoudiger op is geworden, nam hij voor lief; dat is inherent aan het sluiten van compromissen. Vraagtekens zette hij wel bij het voornemen om de wijziging van de consignatieregeling niet bij wet te regelen. De verwijzing naar de Raad van State, die niet aangegeven heeft dat de aanpassing niet bij AMvB geregeld kan worden, is minder gelukkig. De Raad van State heeft immers ook niet gezegd dat het prima kan. In de wet is vastgelegd dat in een aantal gevallen kan worden afgeweken van de regels ten aanzien van consignatie. In de betrokken artikelen gaat het echter niet om een wijziging van de consignatie zelf, zoals dit nu in het voorstel van de regering schijnt te gebeuren. Biedt de huidige wet wel een goed uitgangspunt voor dit voorstel?
De heer Van der Staaij bepleitte intensivering van het toezicht van de arbeidsinspectie in de gezondheidszorg. Sociaal beleid en gezondheidszorg raken elkaar in de positie van assistent-geneeskundigen. De patiënt wil snel worden geholpen, maar heeft ook belang bij voldoende rusttijd voor assistent-geneeskundigen.
De minister was verheugd over de instemming van een meerderheid van de Kamer met de voorgestelde consignatieregeling. Ervan uitgaande dat de Raad van State altijd een zeer zorgvuldig en gewogen oordeel geeft over plannen van de regering, mag worden aangenomen dat er geen bezwaren zijn als dit orgaan op dit punt geen negatieve aantekening maakt bij wijzigingen die vergelijkbaar zijn met de wijziging van de consignatieregeling via het ATB. Daarnaast behoudt de Kamer volledig het recht om over een AMvB te debatteren en er kritiek op te leveren. De Kamer wordt derhalve niet buitenspel gezet als het ATB gewijzigd wordt. De huidige wet biedt bovendien de ruimte om de consignatieregeling bij AMvB te wijzigen. Snelheid is een belangrijk voordeel van een wijziging bij AMvB. Wijziging van de wet duurt langer dan gewenst is met het oog op de bestaande problematiek. Om de Kamer in haar bezwaren tegemoet te komen suggereerde hij, na instemming met de voorgestelde wijziging van het ATB, een wetswijziging op dit punt voor te bereiden. Het is thans van belang snel het bereikte compromis in werking te laten treden, zodat de knelpunten in de praktijk weggenomen kunnen worden. Daarbij mag ervan worden uitgegaan dat tegenstellingen tussen werkgevers en werknemers op dit punt kunnen worden overbrugd in de CAO-onderhandelingen. Het voorstel om de consignaties en de rust cumulatief te laten gelden is niet verstandig, omdat dit het evenwichtige compromis in gevaar zou brengen. De verruiming van de normen zou dan in de praktijk bijna niet merkbaar zijn. Een beperking van de wijziging van de consignatieregeling tot enkele sectoren is minder gewenst, omdat dan onvermijdelijk toch bepaalde sectoren over het hoofd worden gezien.
Er zijn geen aanwijzingen dat de ATW-normen voor verpleegkundigen vaak worden overtreden. De minister zegde toe over de problemen met handhaving van normen voor assistent-geneeskundigen te overleggen met zijn collega's van OCW en VWS. Hoewel hij de noodzaak voor artsen in dienstverband om arbeidstijden dagelijks te registreren onderstreepte – het is immers de enige goede basis voor controle – zegde hij toe te bezien of er mogelijkheden zijn om een en ander minder bureaucratisch te regelen.
Er is een brief aan de Kamer gestuurd over de regeling voor havenslepers. Inmiddels is er een Europese richtlijn verschenen, volgens welke er medio 2003 een regeling moet zijn getroffen. Werkgevers en werknemers hebben op dit moment bezwaren tegen de voorgestelde regeling. Op aangeven van de minister zullen beide partijen met elkaar overleggen en, binnen een bepaalde termijn, met een voorstel komen. Komen zij er onderling niet uit, dan zal het huidige voorstel gebruikt worden.
De vraag met betrekking tot de capaciteit van de arbeidsinspectie, speelt bij elke overheidsdienst in Nederland. De inspectie zal op basis van steekproeven en risico-analyses haar prioriteiten moeten stellen. De minister ging ervan uit dat zij haar werk dan naar behoren kan doen. Als de Kamer op basis van het jaarverslag van de arbeidsinspectie meent dat er iets aan het functioneren van de dienst verbeterd moet worden, kan zij dat aangeven.
Een wetswijziging strekkende tot introductie van een bestuurlijke boete bij de handhaving van de ATW is in voorbereiding. In de praktijk kan het OM bij vervolging overigens al transacties aanbieden. Vaak werken die afdoende. De evaluatie van de ATW zal waarschijnlijk aan het einde van het jaar (december) naar de Kamer gestuurd worden. Daarmee wordt voldaan aan de wettelijke plicht om de ATW voor het einde van 2000 te evalueren. De behandeling van de aangekondigde initiatiefwetsvoorstellen inzake de handhaving van de zondagsrust wachtte de minister met belangstelling af.
De staatssecretaris bevestigde dat niet alle vrijwilligersorganisaties zijn aangesloten bij de NOV. Er is echter voldoende aandacht voor de Arbo-normen in de vakpers voor vrijwilligersorganisaties en de indruk bestaat dan ook dat vrijwel iedereen hiervan op de hoogte is. Daarnaast wordt de website van het ministerie van SZW veelvuldig geraadpleegd en bovendien zijn 65 000 folders op aanvraag verstrekt. De informatievoorziening wordt overigens nog geëvalueerd. Hij onderschreef dat soms, bijvoorbeeld in kerken, de Arbo-normen te strikt worden toegepast en dat zij daarmee hun doel voorbijschieten. In antwoord op Kamervragen zal hij hier nader op ingaan. Overigens wees hij er nog op dat volgens de Arbowet de werkgever degene is onder wiens gezag arbeid wordt verricht. Dat is altijd een persoon; een stichting kan nooit als werkgever worden gezien. Derhalve hebben vrijwilligersorganisaties altijd onder controle van de arbeidsinspectie gestaan. Er is dan ook geen sprake van intensivering van werkzaamheden voor de inspectie door de introductie van de Arbowet.
Het Arbo-platform onder leiding van de heer Dees tracht de effectiviteit van de tweedelijnsinfrastructuur te stimuleren. Het functioneren ervan zal worden geëvalueerd. Ook tracht het platform de afstemming tussen de eerste lijn en de tweede lijn in de Arbo-kennisinfrastructuur te verbeteren. De betrokkenheid van het rijk bij de tweedelijnsinfrastructuur komt tot uitdrukking in forse subsidies. Deze steun is uiteraard gekoppeld aan een inhoudelijke beoordeling van de kwaliteit. Daarnaast wordt bewust aangestuurd op cofinanciering uit de sector.
De staatssecretaris erkende dat de verwachtingen omtrent verbetering van de kwaliteit van Arbo-dienstverlening wellicht te hooggespannen zijn geweest. Als deze diensten elkaar op kwaliteit moeten beconcurreren, is samenwerking op dat punt te veel gevraagd. Ook speelt mee dat sociale partners zich nog niet goed bewust zijn van het belang van Arbo-dienstverlening; werkgevers besteden er weinig geld aan. Ook mag niet uit het oog worden verloren dat Arbo-diensten nog maar relatief kort functioneren in een nieuwe markt. Desondanks wordt op basis van opgedane ervaring gewerkt aan verdergaande professionalisering. Zo wordt krachtig gestreefd naar integrale dienstverlening van Arbo-diensten, reïntegratiebedrijven en management consultancy. Het kabinet heeft recent besloten meer geld te investeren in de zorg en het onderwijs ten behoeve van betere Arbo-dienstverlening en ziekteverzuimbegeleiding. Er gebeurt dus veel om de kwaliteit van Arbo-dienstverlening te verbeteren. Zelfs in het MKB, waar relatief weinig geld en aandacht voor ziekteverzuimpreventie is, valt momenteel een verbetering in de Arbo-dienstverlening te bespeuren. Dit is van des te groter belang daar er geen reëel alternatief is voor het inzetten op de verbetering van de kwaliteit van de huidige Arbo-diensten. Tegen deze achtergrond waarschuwde de staatssecretaris tegen het loslaten van de wettelijke verplichting voor werkgevers om zich aan te sluiten bij een Arbo-dienst. Dat komt de kwaliteitsbevordering niet ten goede. Verplichte aansluiting is bovendien nodig zolang er een relatie is met ziekteverzuimbegeleiding en met het eigen risico voor de werkgever van doorbetaling van loon.
In de Arbo-convenanten, die momenteel ongeveer 3,5 miljoen werknemers raken, wordt veel aandacht besteed aan de preventie van RSI. Het voordeel hiervan is dat er per branche beleidsregels op maat kunnen worden ontworpen. De staatssecretaris voelde dan ook niets voor een van bovenaf, door de overheid opgelegde verplichte urenregistratie voor beeldschermwerkers. Dit zou weerzin in de verschillende branches kunnen wekken.
De heer Mosterd (CDA) reageerde positief op de suggestie van de minister om knelpunten in de ATW nu bij AMvB op te lossen en later te voorzien in een wettelijke regeling. De opstelling van de regering tegenover initiatiefvoorstellen inzake de zondagsrust vond hij elegant. Met tevredenheid nam hij kennis van mededelingen over de informatievoorziening over Arbo-normen ten behoeve van vrijwilligersorganisaties. De evaluatie van de verbetering van de effectiviteit in de tweedelijnsinfrastructuur wachtte hij met belangstelling af.
De heer Oudkerk (PvdA) stemde eveneens in met de suggestie om de consignatieregeling eerst bij AMvB te regelen en later bij wetswijziging. Hij geloofde niet dat het evenwicht in het compromis verstoord wordt als de consignaties en rusttijden cumulatief gelden, maar wenste de discussie hierover uit te stellen tot een later tijdstip.
Verder suggereerde hij nog om in de integrale analyse van de ATW naast alle rapporten van de arbeidsinspectie, ook «best practices» te vermelden. Aan de basis ontstaan immers vaak goede initiatieven die niet wettelijk vastgelegd kunnen worden, maar die wel navolging verdienen.
Het overleg van de minister met zijn collega's van OCW en van VWS over de assistent-geneeskundigen achtte de heer Oudkerk van groot belang. Indat verband benadrukte hij de bijdrage, die het beschikbaar stellen van meer opleidingsplaatsen en het opleggen van hoge bestuurlijke boetes voor maatschappen die de ATW overtreden kunnen hebben bij het oplossen van problemen met de arbeidstijden en de wachtlijsten in de zorg.
Benieuwd was de heer Oudkerk of de staatssecretaris bereid is financieel bij te springen voor vrijwilligersorganisaties die de middelen niet hebben om de Arbo-normen toe te passen. Hij sprak zich uit voor het opleggen van kwaliteitseisen aan Arbo-diensten. Hierbij kan lering getrokken uit voorbeelden in het buitenland. Zo spelen Duitse huisartsen een grote rol in preventie en begeleiding van ziekteverzuim. Ten slotte bleef hij benieuwd naar initiatieven van het kabinet ten aanzien van zwangerschapsverlof en consignatie voor politici.
De heer De Wit (SP) vond het slordig om de consignatieregeling eerst bij AMvB en later bij wetswijziging te regelen. Dit precedent kan leiden tot een procedure waarin wetswijziging, die voor bepaalde waarborgen zorgt, naar de achtergrond verdwijnt ten gunste van AMvB's. Het verdient voorkeur om de consignatieregeling slechts voor enkele specifieke sectoren aan te passen. Dat kan prima bij AMvB worden geregeld.
Verwijzend naar de uitspraak van de minister dat urenregistratie de beste basis is voor een goede controle op arbeidstijden vroeg hij waarom de staatssecretaris dit dan niet toepast voor beeldschermwerkers. Uit NIPO-onderzoek is ook gebleken dat invoering van urenregistratie op een breed draagvlak in de samenleving kan rekenen.
Mevrouw Schimmel (D66) vroeg of de minister via de AMvB gaat anticiperen op wetswijziging. Zo ja, dan verdient de langere weg van de wetswijziging conform artikel 5.12 in de wet de voorkeur. Verder wees zij erop dat Arbo-diensten niet slechts in het leven zijn geroepen om ziekmeldingen te registreren. Begeleiding en reïntegratie zijn van wezenlijk belang. Daar moet Arbo-dienstverlening vooral op gericht zijn.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks) bleef bij haar verzet tegen het wijzigen van de consignatieregeling bij AMvB en de suggestie om een en ander later in wetswijziging vast te leggen. Wanneer zou deze wetswijziging plaatsvinden? Beter is het de consignatieregeling overeenkomstig de bepalingen van de wet per sector te wijzigen. Zij onderschreef dat urenregistratie de basis is voor goede controle op naleving van de ATW, maar benadrukte het belang van een werknemersvriendelijke regeling op dit punt. Ook vroeg zij de staatssecretaris vrijwilligersorganisaties financieel te compenseren voor de extra ondersteuning die zij waarschijnlijk behoeven voor het gebruik van RI&E-instrumenten. Zij betreurde het verder dat werkgevers zo weinig geld besteden aan Arbo-dienstverlening en dat geprivatiseerde Arbo-diensten kennelijk niet in staat zijn om marktgericht te opereren. Ten slotte gaf zij aan voor een verlofregeling voor politici bij zwangerschap te zijn, mits gecombineerd met een ziekteverlofregeling.
De heer Van Dijke (RPF/GPV) vroeg of er taakstellende en kwantificeerbare normen kunnen worden opgelegd met betrekking tot de RI&E en een deugdelijke registratie van arbeids- en rusttijden door werkgevers. Dit zal de effectiviteit van de controle ten goede komen. Hij vroeg er aandacht voor dat de jaarverslagen van de arbeidsinspectie niet altijd een goed idee geven van het functioneren van de dienst. Er moeten andere vormen gevonden worden om de politiek meer betrokken te krijgen bij het reilen en zeilen van de arbeidsinspectie, met name als het gaat om de politieke verantwoordelijkheid voor de financiering ervan. Verder signaleerde hij dat de Arbo-dienstverlening in het verleden te veel prijsgericht is geweest. Het zou goed zijn om werkgevers duidelijk te maken dat Arbo-diensten echt kunnen helpen bij het voorkomen van uitval en de daaraan gekoppelde hoge kosten.
De heer Van der Staaij (SGP) vroeg of bewindslieden onderschrijven dat de druk op de arbeidstijden toeneemt als gevolg van flexibilisering en personeelstekorten. Vinden ook zij dat hierdoor de handhaving van de ATW extra nadruk verdient? Positief oordeelde hij over suggestie om de wijziging van de consignatieregeling alsnog in de wet vast te leggen. De Raad van State heeft in 1998 immers aangegeven dat het niet goed is om met vergaande delegatiebepalingen in te springen op maatschappelijke veranderingen. Dit zou principieel de waarborgfunctie van de wet miskennen. AMvB's mogen alleen gericht zijn op duidelijk omlijnde uitzonderingen. Het is dan ook goed om bij de voorgestelde wijziging van het ATB zoveel mogelijk beperkingen aan te brengen en duidelijk te omschrijven in welke gevallen van de afwijkende regeling gebruik mag worden gemaakt.
De minister zegde toe dit laatste in overweging te zullen nemen. In het licht van de duidelijke uitspraken die de Raad van State in 1998 deed over het gebruik van AMvB's, hield hij vast aan zijn conclusie dat de voorgestelde wijziging van het ATB niet op principiële bezwaren stuit. Desondanks zegt hij toe een en ander ook nog in een wetswijziging vast te leggen. Dat er thans sprake zou zijn van een slordige procedure bestrijdt hij. De meerderheid van de Kamer is het immers inhoudelijk eens met de voorgestelde consignatieregeling.
De minister onderschreef dat de druk op de arbeidstijden toeneemt door flexibilisering en personeelstekort. Daarom is een goede prioriteitenstelling van de arbeidsinspectie van des te groter belang. Hoewel hij een andere opzet van het jaarverslag van de arbeidsinspectie in overweging zou willen nemen, was hij vooralsnog van mening dat de Kamer via dit verslag de verrichtingen van deze dienst goed kan volgen. Bovendien kan de Kamer extra schriftelijke informatie vragen naar aanleiding van het verslag. Pas als blijkt dat het verslag niet voldoende informatie biedt, kan worden bezien of aanvullende taakstellende en kwantificeerbare normen nodig zijn.
De staatssecretaris vond de overheid niet de eerst aangewezen partij om vrijwilligersorganisaties te subsidiëren voor de toepassing van RI&E-instrumenten. Er zijn al maatregelen genomen om de administratievelastendruk voor deze organisaties laag te houden. De evaluatie zal hieraan aandacht besteden.
Met interesse nam de staatssecretaris kennis van suggesties om op het punt van Arbo-dienstverlening ook te kijken naar buitenlandse voorbeelden. Het belang van urenregistratie en introductie van een tachograaf voor beeldschermwerkers zal nog eens onder de aandacht van de sociale partners worden gebracht. Regels op dit punt zullen door de arbeidsinspectie worden gecontroleerd. De belangrijkste risicogroepen worden overigens al goed bereikt. De naleving van de RI&E-regels is nog steeds een probleem. Op dit punt worden veel bestuurlijke boetes opgelegd.
Samenstelling:
Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Biesheuvel (CDA), Schimmel (D66), Kalsbeek (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), ondervoorzitter, Kamp (VVD), Essers (VVD), Van Dijke (RPF/GPV), Bakker (D66), Visser-van Doorn (CDA), De Wit (SP), Harrewijn (GroenLinks), Balkenende (CDA), Van Gent (GroenLinks), Smits (PvdA), Verburg (CDA), Bussemaker (PvdA), Spoelman (PvdA), Örgü (VVD), Van der Staaij (SGP), Santi (PvdA), Wilders (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD).
Plv. leden: E. Meijer (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Giskes (D66), Hamer (PvdA), Dankers (CDA), Kortram (PvdA), Blok (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Van Middelkoop (RPF/GPV), Van Vliet (D66), Stroeken (CDA), Marijnissen (SP), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Schoenmakers (PvdA), Eisses-Timmerman (CDA), Wagenaar (PvdA), Middel (PvdA), Weekers (VVD), Van Walsem (D66), Oudkerk (PvdA), De Vries (VVD), Klein Molekamp (VVD), Van der Hoek (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25092-10.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.