nr. 23
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 28 november 1997
In antwoord op uw brief van 25 november 19971
waarbij u mij vragen van het lid Van Gijzel en aanvullende vragen van het
lid Vos over de positie van de werknemers in het kader van de aanbesteding
van het openbaar vervoer toezond, doe ik u hierbij de antwoorden op
deze vragen toekomen.
Vraag 1 Van Gijzel:
Hoe beoordeelt de Minister de te volgen aanbestedingsprocedure in relatie
tot de uitspraak dat de wet pas in 1999 kan worden geïntroduceerd?
Antwoord 1 Van Gijzel
Zie antwoord 4 schriftelijke kamervragen Reitsma.
Vraag 2 Van Gijzel
Kan de Minister antwoorden welke afspraken zij heeft gemaakt met Drenthe
en Groningen?
Antwoord 2 Van Gijzel
Er zijn geen afspraken gemaakt. Omdat de genoemde provincies tenminste
de lijn van de Implementatienota volgen is daar ook geen aanleiding toe.
Vraag 1 Vos
Hoe wil de Minister invulling geven aan de werkgelegenheidsgarantie die
is afgegeven? Ook de Commissie Laan adviseert dat dit punt zal moeten worden
vastgelegd in de Wet Personenvervoer.
Antwoord 1 Vos
In de Implementatienota heb ik aangegeven dat door mij te nemen maatregelen
sociaal aanvaardbaar en praktisch hanteerbaar dienen te zijn en anderzijds
geen onnodige drempels moeten opwerpen tegen marktwerking. Kernpunt voor mij
is verder dat ten tijde van aanbesteding geen concurrentie op
arbeidsvoorwaarden dient plaats te vinden. Op basis van deze overwegingen
en het advies van de Commissie Laan ben ik van oordeel dat de gekozen beleidslijn
om ten aanzien van de overdracht van personeel het BW en de EG-richtlijn 77/187
en de daarop van toepassing zijnde jurisprudentie voldoende waarborgen bieden
voor het bij de concessie betrokken personeel. Ten aanzien van het personeel
van vervoerbedrijven dat de ambtelijke status verliest zal ik voor een bepaalde
periode per wet het BW van toepassing verklaren, totdat de bedrijven verzelfstandigd
zijn.
Vraag 2 Vos
Wat gaat de Minister nu zelf ondernemen om te zorgen dat de stakingsdreiging
wordt afgewend? Treedt zij inderdaad in gesprek met de vakbonden om hier op
een fatsoenlijke wijze uit te komen?
Antwoord 2 Vos
Op 26 november 1997 hebben de bonden via een dagvaarding laten weten een
juridische procedure te starten. Het kort geding zal 4 december 1997 dienen.
Over de resultaten van dit kort geding zal ik u verslag doen.
Ten aanzien van de stakingen hebben de bonden laten weten de stakingen
op te schorten tot na het kort geding.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink