25 087 Internationaal fiscaal (verdrags)beleid

Nr. 291 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 maart 2022

In het wetgevingsoverleg bij de behandeling van het Belastingplan 20221 is toegezegd dat een analyse zal worden gemaakt van de nationale impact van de afspraken die door het Inclusive Framework (IF) georganiseerd door de OESO zijn gemaakt over de herziening van het internationale belastingstelsel. In deze brief geef ik een toelichting op de stand van zaken ten aanzien van deze toezegging.

Het akkoord in het IF steunt op twee pijlers. De eerste pijler van het akkoord regelt een andere verdeling van winsten en heffingsrechten tussen landen voor de grootste en meest winstgevende multinationals, waaronder grote digitale bedrijven. De tweede pijler van het akkoord bevat afspraken over een wereldwijd minimumniveau van belastingheffing bij multinationals.

Op dit moment vindt de verdere uitwerking van Pijler 1 plaats in het IF. Op basis hiervan zal de Europese Commissie naar verwachting voor de zomer van 2022 een richtlijnvoorstel ter implementatie van het beleidsvoorstel Pijler 1 presenteren. In de Kamerbrief van 30 september 20212 heb ik een eerste inschatting van de budgettaire gevolgen gedeeld. Een verdere uitwerking van de budgettaire gevolgen van Pijler 1 en de analyse voor het bedrijfsleven ontvangt u op basis van de uiteindelijke uitkomsten van deze onderhandelingen in het IF en het richtlijnvoorstel van de Europese Commissie, via het BNC-fiche bij het richtlijnvoorstel voor de implementatie van Pijler 1.

Ten aanzien van Pijler 2 zijn we enkele stappen verder. Op basis van de modelregels waar in het IF een akkoord over is bereikt heeft de Europese Commissie op 22 december 2021 een richtlijnvoorstel gepubliceerd. In de geannoteerde agenda bij de Eurogroep en Ecofinraad van 14 en 15 maart 2022 heb ik u reeds geïnformeerd dat het Franse voorzitterschap ernaar streeft om tijdens deze Ecofinraad overeenstemming te bereiken over het richtlijnvoorstel (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1819).

Vaak stelt de Europese Commissie bij haar richtlijnvoorstellen een impactanalyse op. Dat is in dit geval niet gebeurd. De Europese Commissie geeft aan dat het richtlijnvoorstel een uitwerking is van de regels waar al een akkoord over is bereikt in het IF en dat er geen beleidsruimte meer is op de belangrijkste onderdelen van Pijler 2. Ook wijst zij op het belang van een snelle voortgang om tot een akkoord te komen in verband met de inwerkingtreding per 2023. Daarnaast wijst de Europese Commissie op de impactanalyse die op 10 oktober 2020 door de OESO is gepubliceerd. Deze is onder meer opgesteld in consultatie met de deelnemende landen in het IF, internationale organisaties, de academische wereld en diverse andere stakeholders3.

In aanvulling daarop heeft het kabinet in het BNC-fiche4 een inschatting gemaakt van de financiële consequenties en de regeldrukeffecten voor het Nederlandse bedrijfsleven.

Budgettaire gevolgen

Ten aanzien van de budgettaire consequenties van Pijler 2 zou Nederland naar huidig inzicht ongeveer € 100 miljoen bijheffen bij multinationals met een Nederlandse moedervennootschap over winsten van dochtervennootschappen in niet-EU-landen. Dit geldt indien geen rekening zou worden gehouden met gedragseffecten. In het richtlijnvoorstel wordt ook vereist dat alle EU-lidstaten ten minste bijheffen tot het effectieve minimumtarief van 15% over de laagbelaste winsten van dochtervennootschappen met een moedervennootschap in hetzelfde land, zal Nederland niet hoeven bij te heffen over de winsten van die dochtervennootschappen in andere EU-lidstaten. Deze bijheffing zou anders ongeveer € 40 miljoen bedragen. Gedragseffecten zullen zich naar verwachting echter wel voordoen. Naar verwachting zullen multinationals minder structureren. Het belastingvoordeel door winstverplaatsing wordt door het richtlijnvoorstel immers kleiner. De afname in winstverplaatsing zal met name het geval zijn bij activiteiten die om fiscale redenen in de landen met een laag effectief tarief plaatsvinden. Per saldo zal naar verwachting een deel van de winst door multinationals verplaatst worden vanuit deze landen naar landen met een hoger effectief belastingtarief, zoals Nederland. In het BNC-fiche is dan ook aangegeven dat de verwachting is dat pijler 2 een budgettaire opbrengst van ongeveer € 0,5 miljard heeft. Voor een uitgebreidere toelichting bij de mogelijke gedragseffecten verwijs ik naar het BNC-fiche. Bij de indiening van het wetsvoorstel met betrekking tot Pijler 2 zal een definitieve inschatting van het budgettaire effect van Pijler 2 worden gegeven. Voor een uitgebreidere toelichting bij de mogelijke gedragseffecten verwijs ik naar het BNC-fiche.

Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger

Pijler 2 leidt naar verwachting tot extra regeldruk. Het richtlijnvoorstel raakt, kort gezegd, dezelfde multinationals, die onder de meldingsplicht van de Country-by-Country Reporting (CbC) vallen. Dit zijn multinationale ondernemingen met een omzet vanaf € 750 miljoen. Volgens CbC-reporting moet de rapporterende entiteit van de multinationale onderneming jaarlijks een landenrapport aanleveren bij de Belastingdienst in het land waarvan de entiteit fiscaal inwoner is. Voor Nederland betekent dit dat er zo’n 3.000 multinationals onder de reikwijdte gaan vallen. Het richtlijnvoorstel zal tot regeldruk leiden bij bedrijven die jaarlijks moeten controleren of zij onder de reikwijdte van Pijler 2 vallen. Verder zullen de administratieve lasten voor bedrijven die binnen de reikwijdte vallen toenemen, omdat zij moeten voldoen aan verplichtingen uit het voorstel. Om tegemoet te komen aan de administratieve lasten is de zogenoemde «de minimis income exclusion» geïntroduceerd. Als de winst in een land niet uitstijgt boven € 1 miljoen en de omzet niet boven € 10 miljoen, vindt er – indien daarvoor wordt gekozen – geen bijheffing plaats in het betreffende land.

Zoals toegezegd in de informatieafspraken die ik met de Tweede Kamer heb gemaakt inzake het onderliggende richtlijnvoorstel5 zal ik bij het implementatiewetsvoorstel van Pijler 2 nog nader stilstaan bij de impact. Dan zullen onder meer alle uitgangspunten en assumpties beschreven worden in een ramingstoelichting. Het Centraal Planbureau zal bij zijn certificering deze uitgangspunten en assumpties toetsen op redelijkheid en neutraliteit.

Tot slot, zoals vermeld in het coalitieakkoord wil het kabinet een leidende rol innemen in de EU op het thema belastingontwijking. Omdat belastingontwijking niet stopt bij de grens, is internationale en Europese samenwerking daarbij essentieel. Ik ben blij met de voortgang die wordt geboekt op beide pijlers. Nederland steunt de voortvarende implementatie zoals we in oktober in het IF met 137 landen hebben afgesproken. Hiermee wordt een belangrijke stap gezet richting een moderner internationaal belastingsysteem en een wereldwijde minimumbelasting.

De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij


X Noot
1

Kamerstuk 35 927, nr. 52.

X Noot
2

Kamerstuk 25 087, nr. 285.

X Noot
3

OECD (2020), Tax Challenges Arising from Digitalisation – Economic Impact Assessment: Inclusive Framework on BEPS, OECD/G20 Base Erosion and Profit Shifting Project, OECD Publishing, Paris. Te raadplegen via: http://www.oecd.org/tax/beps/tax-challenges-arising-fromdigitalisation-economic-impact-assessment-0e3cc2d4-en.htm.

X Noot
4

Kamerstuk 22 112, nr. 3278.

X Noot
5

Kamerstukken 36 019 en 36 020, nr. 20.

Naar boven