25 086
Goedkeuring van de op 28 november 1994 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, met Bijlagen en Protocol (Trb. 1995, 71), de op 23 januari 1995 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds en de Republiek Kazachstan, anderzijds, met Bijlagen en Protocol (Trb. 1995, 144), de op 9 februari 1995 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds en de Republiek Kirgizstan, anderzijds, met Bijlagen en Protocol (Trb. 1995, 145) en de op 6 maart 1995 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Wit-Rusland, anderzijds, met Bijlagen en Protocol (Trb. 1995, 143)

nr. 5
MEMORIE VAN TOELICHTING

Op 27 november 1996 gaven 37 leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, overeenkomstig artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de wens te kennen dat de op 28 november 1994 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, de op 23 januari 1995 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds en de Republiek Kazachstan, anderzijds, de op 9 februari 1995 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds en de Republiek Kirgizstan, anderzijds, en de op 6 maart 1995 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Wit-Rusland, anderzijds, overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal bij brieven van 1 november 1996, Kamerstukken I/II 96/97, 25 086, aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal zullen worden onderworpen. Het onderhavige voorstel strekt daartoe.

Ter toelichting verwijzen wij naar de toelichtende nota die bij bovengenoemde brieven was genoemd.

De Minister van Buitenlandse Zaken a.i.,

J. P. Pronk

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

M. Patijn

Naar boven