nr. 3
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
goedkeuring van de op 28 november 1994 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps-
en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten,
enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, met Bijlagen en Protocol
(Trb. 1995, 71), de op 23 januari 1995 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps-
en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten,
enerzijds en de Republiek Kazachstan, anderzijds, met Bijlagen en Protocol
(Trb. 1995, 144), de op 9 februari 1995 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps-
en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten,
enerzijds en de Republiek Kirgizstan, anderzijds, met Bijlagen en Protocol
(Trb. 1995, 145) en de op 6 maart 1995 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps-
en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun
Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Wit-Rusland, anderzijds, met Bijlagen
en Protocol (Trb. 1995, 143).
De memorie van toelichting (en bijlagen), die het wetsvoorstel vergezelt,
bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage,
16 januari 1997
Beatrix
nr. 4
Voorstel van Wet
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de op 28 november 1994 te Brussel
tot stand gekomen Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese
Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Moldavië,
anderzijds, de op 23 januari 1995 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps-
en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten,
enerzijds, en de Republiek Kazachstan, anderzijds, de op 9 februari 1995 te
Brussel tot stand gekomen Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen
de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Kirgizstan,
anderzijds, en de op 6 maart 1995 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps-
en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten,
enerzijds, en de Republiek Wit-Rusland, anderzijds, ingevolge artikel 91,
eerste lid, van de Grondwet goedkeuring van de Staten-Generaal behoeven, alvorens
het Koninkrijk daaraan kan worden gebonden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
Artikel 1
De op 28 november 1994 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps- en
Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten,
enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, waarvan de Nederlandse
tekst is geplaatst in Tractatenblad 1995, 71, wordt goedgekeurd voor Nederland.
Artikel 2
De op 23 januari 1995 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst
tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek
Kazachstan, anderzijds, waarvan de Nederlandse tekst is geplaatst in Tractatenblad
1995, 144, wordt goedgekeurd voor Nederland.
Artikel 3
De op 9 februari 1995 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst
tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek
Kirgizstan, anderzijds, waarvan de Nederlandse tekst is geplaatst in Tractatenblad
1995, 145, wordt goedgekeurd voor Nederland.
Artikel 4
De op 6 maart 1995 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst
tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek
Wit-Rusland, anderzijds, waarvan de Nederlandse tekst is geplaatst in Tractatenblad
1995, 143, wordt goedgekeurd voor Nederland.
Artikel 5
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Buitenlandse Zaken,
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,