Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 25086 nr. 1;66 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 25086 nr. 1;66 |
's-Gravenhage, 1 november 1996
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 5 november 1996. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 5 december 1996.Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 28 november 1994, respectievelijk 23 januari 1995, 9 februari 1995 en 6 maart 1995 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomsten inzake Partnerschap en Samenwerking tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en, respectievelijk, de Republiek Moldavië, de Republiek Kazachstan, de Republiek Kirgizstan en de Republiek Wit-Rusland, anderzijds, met bijlagen en Protocollen (Trb. 1995, 71, 144, 145 en 143).1
Een toelichtende nota bij deze verdragen treft U eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.
I | ALGEMENE INLEIDING | 4 |
II | ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING | 6 |
Preambule | 6 | |
Artikel 1 | 7 | |
TITEL I | ALGEMENE BEGINSELEN | 7 |
Artikel 2 | 7 | |
Artikel 3 | 7 | |
Artikel 4 | 7 | |
TITEL II | POLITIEKE DIALOOG | 8 |
TITEL III | GOEDERENVERKEER | 9 |
Artikel 10 | 9 | |
Artikel 11 | 9 | |
Artikel 13 | 9 | |
Artikel 14 | 10 | |
Artikel 14 Kazachstan en Kirgizstan | 10 | |
Artikel 15 | 10 | |
Artikel 16 | 10 | |
Artikelen 17–18 | 11 | |
Artikel 19 | 11 | |
Artikel 20 | 11 | |
Artikel 21 | 12 | |
Artikel 22 | 12 | |
TITEL IV | BEPALINGEN INZAKE HET HANDELSVERKEER EN DE INVESTERINGEN | 12 |
Hoofdstuk I | Arbeidsvoorwaarden | 12 |
Artikel 26 | 12 | |
Hoofdstuk II | Bepalingen inzake de vestiging en de werking van vennootschappen | 13 |
Artikel 29 | 13 | |
Artikel 30 | 13 | |
Artikel 31 | 13 | |
Artikel 32 | 14 | |
Artikel 33 | 14 | |
Artikel 34 | 14 | |
Artikel 29 Kirgizstan | 14 | |
Artikel 35 | 14 | |
Hoofdstuk III | Grensoverschrijdend dienstenverkeer | 15 |
Artikelen 36–37 | 15 | |
Artikel 37 Wit-Rusland | 15 | |
Artikel 38 Wit-Rusland | 15 | |
Artikel 39 Wit-Rusland | 15 | |
Artikel 38 | 16 | |
Artikel 39 | 16 | |
Hoofdstuk IV | Algemene bepalingen | 16 |
Artikel 40 | 16 | |
Artikel 41 | 17 | |
Artikel 42 | 17 | |
Artikelen 43–44 | 17 | |
Artikel 45 | 17 | |
Artikel 46 | 17 | |
TITEL V | BETALINGS- EN KAPITAALVERKEER | 18 |
TITEL VI | MEDEDINGING, BESCHERMING VAN INTELLECTUELE, INDUSTRIËLE EN COMMERCIËLE EIGENDOM, SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN DE WETGEVING | 18 |
Artikel 48 | 18 | |
Artikel 49 | 19 | |
Artikel 50 | 19 | |
TITEL VII | ECONOMISCHE SAMENWERKING | 19 |
Artikel 51 | 19 | |
Artikel 53 (Bevordering en bescherming van investeringen) | 20 | |
Artikel 61 (Milieu) | 20 | |
Artikel 62 (Vervoer) | 21 | |
Artikel 56 Kazachstan (Ruimte) | 21 | |
Artikel 63 (Post en telecommunicatie) | 21 | |
Artikel 64 (Financiële diensten) | 21 | |
Artikel 65 (Monetair beleid) | 22 | |
Artikel 66 (Witwassen van geld) | 22 | |
Artikel 73 (Douane) | 22 | |
Protocol 2 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten in douanezaken | 22 | |
Artikel 76 | 23 | |
Artikel 70 Kazachstan | 23 | |
TITEL VIII | CULTURELE SAMENWERKING | 23 |
TITEL IX | FINANCIËLE SAMENWERKING | 23 |
TITEL X | INSTITUTIONELE, ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN | 24 |
III | KONINKRIJKSPOSITIE | 24 |
Op respectievelijk 28 november 1994, 23 januari 1995, 9 februari 1995 en 6 maart 1995 sloten de Europese Gemeenschap, de EGKS, Euratom en hun lid-staten verdragen inzake Partnerschap en Samenwerking met respectievelijk Moldavië, Kazachstan, Kirgizstan en Wit-Rusland, de zogenaamde partnerschapsakkoorden (deze laatste term zal in deze toelichtende nota gebezigd worden). Het betreft verdragen met een gemengd karakter, die voor een eerste periode van tien jaar zijn gesloten. Zij zullen telkens automatisch worden verlengd met een jaar. Vooruitlopend op de inwerkingtreding ervan, zullen tijdelijk communautaire voorzieningen getroffen worden (de zogenaamde interim-akkoorden) die de voorlopige toepassing van een deel van deze akkoorden, voornamelijk aangaande handel in goederen, mogelijk maken.
De partnerschapsakkoorden zijn voor het communautaire gedeelte gebaseerd op de artikelen 54, tweede lid, 57, tweede lid, laatste volzin, 66, 73 C, tweede lid, 75, 84, tweede lid, 99, 100, 113, 235 en 228, tweede en derde lid, van het EG-verdrag. Ingevolge laatstgenoemd artikel zal het Europees Parlement met de onderhavige partnerschapsakkoorden dienen in te stemmen. De materie, die door de akkoorden wordt bestreken, is evenwel breder dan de bevoegdheden van de Gemeenschap (onder meer politieke dialoog en cultuur), reden waarom ook de lid-staten partij dienen te worden en daartoe de constitutioneel vereiste procedure dienen te doorlopen.
Voor de op 1 januari 1995 toegetreden lid-staten van de Europese Unie, Oostenrijk, Finland en Zweden, vormt het partnerschapsakkoord met Moldavië onderdeel van het acquis communautaire, daar dit akkoord voor de datum van toetreding van genoemde landen reeds was ondertekend. De overige drie akkoorden zijn mede-ondertekend door de drie nieuwe lid-staten en behoeven derhalve ook in die landen nationale parlementaire goedkeuring.
Met de formule van de partnerschaps- en samenwerkingsakkoorden worden van Unie-zijde de volgende doelstellingen nagestreefd:
– het scheppen van een passend kader voor een politieke dialoog met het oog op de bevordering van nauwe politieke betrekkingen;
– het bevorderen van handel en investeringen en harmonische economische betrekkingen op grond van de beginselen van de markteconomie teneinde een duurzame ontwikkeling te stimuleren;
– het leggen van de grondslag voor economische, sociale, financiële en culturele samenwerking;
– het ondersteunen van de inspanningen van het betreffende land om zijn democratie te consolideren, zijn economie te ontwikkelen en de overgang naar een markteconomie te verwezenlijken.
Na het uiteenvallen van de Sovjetunie eind 1991 zag de Gemeenschap zich geplaatst voor de opgave met de twaalf zelfstandig geworden republieken afzonderlijk een nieuwe verdragsrelatie aan te gaan, die tot dan toe was vastgelegd in de op 18 december 1989 tussen de EEG/Euratom en de Sovjetunie gesloten Overeenkomst inzake Handel en Commerciële en Economische Samenwerking (PbEG 1990, L 68). In afwachting van de totstandkoming van deze nieuwe akkoorden worden de betrekkingen met de zelfstandig geworden landen voortgezet op basis van het verdrag van 1989.
Het fundamenteel gewijzigde Europa-beeld en de inmiddels in deze landen soms meer, soms minder op gang gekomen politieke en economische hervormingsprocessen hebben op vorm en inhoud van de nieuwe verdragsrelaties hun stempel gezet. Het onderhandelingsmandaat voor de partnerschaps- en samenwerkingsakkoorden werd in oktober 1992 door de Algemene Raad te Luxemburg vastgesteld (Kamerstukken II 1992/93, 21 501–02, nr. 72, punt 10). Het brede kader van dit mandaat liet een gedifferentieerde benadering toe bij de onderhandelingen over de te sluiten akkoorden, zodat zoveel mogelijk rekening kon worden gehouden met de specifieke omstandigheden van de verschillende landen. Zodoende was het mogelijk om met Rusland en Oekraïne, alsook met Moldavië en Wit-Rusland verdergaande akkoorden te sluiten dan met Kazachstan en Kirgizstan. Van Unie-zijde wordt er groot belang aan gehecht dat ook met landen waar het politieke en economische hervormingsproces enigszins achterloopt vergeleken bij andere Onafhankelijke Staten ( staten van de voormalige Sovjetunie, behalve de Baltische Staten), maar waar aantoonbare stappen genomen zijn op weg naar verdergaande hervormingen, een nieuwe volkenrechtelijke relatie aan wordt gegaan. Een partnerschapsakkoord, waarin onder meer voorzien is in een politieke dialoog, zal – zo mag worden verwacht – de hervormingen in het partnerland positief beïnvloeden. De Europese Unie levert op deze manier een bijdrage aan het gehele transformatieproces in de partnerlanden.
Zoals hierboven reeds aangegeven, wijken de akkoorden met Kazachstan en Kirgizstan op een aantal punten af van de akkoorden met Moldavië en Wit-Rusland. Deze laatste twee akkoorden zijn nagenoeg identiek aan de op 14 juni respectievelijk 24 juni 1994 te Luxemburg respectievelijk Korfoe tot stand gekomen partnerschapsakkoorden met Oekraïne en Rusland (Trb. 1994, 230 en 268; zie Kamerstukken II 1995/96, 24 427). De belangrijkste verschillen van deze verdergaande akkoorden ten opzichte van de akkoorden met Kazachstan en Kirgizstan zijn:
– het vrijhandelsperspectief met als tijdstip voor evaluatie 1998,
– een meer GATT-conforme vrijwaringsclausule,
– een samenwerkingsprocedure in geval van anti-dumping conform de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek India inzake partnerschap en ontwikkeling (PbEG 1994, L 223), en
– de verlening van nationale behandeling na vestiging en de coördinatie van sociale zekerheidsrechten.
Voorts voorzien alleen de akkoorden met Rusland en Oekraïne in bijeenkomsten op staatshoofden/regeringsleiders-niveau in het kader van de politieke dialoog.
Zowel in het geval van Moldavië als van Kazachstan en Kirgizstan waren twee onderhandelingsronden voldoende om het gehele akkoord uit te onderhandelen. Opmerkelijk is echter dat de onderhandelingen met Moldavië veel minder tijd in beslag hebben genomen dan die met de twee Centraal-Aziatische republieken. Met Moldavië werden in april 1994 voor het eerst verkennende besprekingen gehouden op basis van het oorspronkelijke mandaat van oktober 1992. In juni 1994 werd dit mandaat vervolgens uitgebreid in de richting van het verruimde mandaat met Rusland en Oekraïne. Hierbij ging het met name om de elementen die hierboven vermeld staan als de belangrijkste verschillen van de verdergaande akkoorden ten opzichte van de akkoorden met Kazachstan en Kirgizstan. Na een tweede onderhandelingsronde in juli 1994 kon het akkoord geparafeerd worden, waarna het uiteindelijk op 28 november van hetzelfde jaar werd ondertekend. Met Kazachstan en Kirgizstan daarentegen vond de eerste onderhandelingsronde plaats in het voorjaar van 1993. Een tweede ronde volgde pas een jaar later in mei 1994. Na deze afsluitende ronde werden de akkoorden geparafeerd, maar ondertekening werd, wegens technische/vertalingsproblemen, uitgesteld tot 23 januari 1995 (Kazachstan) respectievelijk 9 februari 1995 (Kirgizstan). Een reden voor deze relatief lange onderhandelingsprocedure moet voornamelijk gezocht worden in het feit dat in beide partnerlanden de nodige tijd verstreek met het inhalen van een zekere kennisachterstand met betrekking tot de inhoud van de akkoorden.
Ook de onderhandelingen met Wit-Rusland hebben een relatief lange periode in beslag genomen. De oorzaak moet in dit geval gezocht worden in het nog onbestemde karakter van het Wit-Russische beleid (onder meer met betrekking tot de roebelzone, energieprijzen, hervormingsgezindheid en de GOS-verbondenheid, een en ander gecombineerd met een streven tot oriëntatie op het westen). De eerste onderhandelingen in februari 1993 op basis van het oorspronkelijke mandaat kenden een voorspoedig verloop. Tijdens de tweede onderhandelingsronde in november van hetzelfde jaar legden de Wit-Russen een aantal additionele eisen op tafel, waarvoor een verruiming van het onderhandelingsmandaat van de Commissie noodzakelijk was. De onderhandelingen werden echter tijdelijk opgeschort in afwachting van meer duidelijkheid na de verkiezingen omtrent de Wit-Russische politieke en economische koers. Na aantreding van de nieuwe Wit-Russische president Loekashenko werden spoedig signalen ontvangen die duidden op een grotere hervormingsgezindheid en een meer uitgesproken oriëntatie op het westen. Dientengevolge werd door de Algemene Raad van oktober 1994 een herzien mandaat goedgekeurd op basis waarvan de onderhandelingen werden voortgezet. Het partnerschapsakkoord is vervolgens, twee jaar na start van de onderhandelingen, op 6 maart 1995 ondertekend.
De vier onderhavige akkoorden kennen dezelfde structuur en vertonen, zoals hierboven aangegeven, inhoudelijk slechts een klein aantal verschillen ten opzichte van de akkoorden met Rusland en Oekraïne. Het is om deze reden dat er voor gekozen is de vier akkoorden gezamenlijk ter stilzwijgende goedkeuring voor te dragen, nu beide kamers der Staten-Generaal het concept van de partnerschaps- en samenwerkingsverdragen bij die eerdere verdragen uitdrukkelijk hebben kunnen beoordelen. Zoals reeds in de memorie van toelichting bij de akkoorden met Rusland en Oekrane is aangegeven (bladzijde 7), veroorloven wij ons om aan die eerdere akkoorden te refereren indien de bepalingen in de verschillende akkoorden overeenkomen. Uiteraard zullen de specifieke bepalingen wel in onderhavige toelichtende nota worden uitgewerkt. Bij de artikelsgewijze behandeling is uitgegaan van de tekst van het akkoord met Moldavië.
II ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
De preambule bevat een opsomming van intenties en grondslagen die tezamen de context vormen van de akkoorden. De in de vier onderhavige akkoorden genoemde intenties en grondslagen verschillen slechts op één punt van het akkoord met Rusland. Rusland is het enige partnerland dat door de Gemeenschappen wordt beschouwd als een «overgangseconomie». Ten aanzien van Moldavië en Wit-Rusland wordt van Unie-zijde, naar analogie met het akkoord met Oekraïne, het belang van de inspanningen die deze partnerlanden zich getroosten om de overgang van een economie met staatshandel en centrale planning naar een markteconomie te bewerkstelligen, erkend. In de preambule van de akkoorden met Kazachstan en Kirgizstan stellen partijen zich bewust te zijn van de tussen hen bestaande ongelijkheid op economisch en sociaal vlak. Van Unie-zijde wordt erkend dat het leveren van een bijdrage aan het wegwerken van deze ongelijkheid door middel van steun van de Gemeenschap voor de ontwikkeling en herstructurering van de economie van de Centraal-Aziatische partner een van de belangrijkste doelstellingen van het akkoord is. Voorts onderschrijven zowel Kazachstan als Kirgizstan het belang van economische liberalisering om een markteconomie tot stand te brengen.
In artikel 1 wordt het partnerschap ingesteld en worden de doelstellingen ervan omschreven. De doelstellingen in de onderhavige akkoorden zijn identiek aan de doelstellingen die in artikel 1 van het akkoord met Oekraïne vermeld staan. Het betreft hier onder andere de ontwikkeling van nauwe politieke samenwerking, uitbreiding van de economische betrekkingen alsmede ondersteuning bij de consolidatie van de democratie in het partnerland en bij de voltooiing van de markteconomie in deze landen. Artikel 1 van het akkoord met Rusland is uitgebreider in die zin dat hierin onder meer het scheppen van de nodige voorwaarden om in de toekomst een vrijhandelszone tot stand te brengen als doelstelling van het akkoord staat aangemerkt. Een dergelijk vrijhandelsperspectief is in de overige partnerschapsakkoorden in een ander artikel verwoord.
TITEL I ALGEMENE BEGINSELEN (MOLDAVIË EN WIT-RUSLAND ARTIKELEN 2–5; KAZACHSTAN EN KIRGIZSTAN 2–3)
Evenals in de akkoorden met Rusland en Oekraïne wordt de eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten aangemerkt als essentieel onderdeel van het akkoord. Conform het akkoord met Oekraïne wordt tevens aan de beginselen van de markteconomie gerefereerd. In het akkoord met Rusland is dit reeds in artikel 1 gebeurd. Artikel 2 biedt in combinatie met de opschortingsclausule (Moldavië artikel 99, tweede lid; Kazachstan artikel 93, tweede lid; Kirgizstan artikel 92, tweede lid; Wit-Rusland artikel 102, tweede lid) de mogelijkheid tot opschorting van het partnerschapsakkoord in geval van ernstige mensenrechtenschending. Voor een meer specifieke toelichting zij verwezen naar de memorie van toelichting bij de akkoorden met Rusland en Oekraïne (artikel 2).
In artikel 3 is het belang verwoord dat partijen hechten aan een goede regionale samenwerking tussen de staten die na de ontbinding van de Sovjetunie onafhankelijk zijn geworden (zie ook artikel 3 Oekraïne).
Artikel 4 (Kazachstan en Kirgizstan 14; Wit-Rusland 4)
In artikel 4 wordt Moldavië en Wit-Rusland een perspectief op een vrijhandelsakkoord geboden. Voor beide landen is, in navolging van hetgeen is overeengekomen met Rusland en Oekraïne, het jaar 1998 aangegeven als het tijdstip waarop partijen zich zullen beraden over een dergelijk akkoord.
Een dergelijke ontwikkeling is niet expliciet voorzien in de akkoorden met Kazachstan en Kirgizstan. In deze twee akkoorden houdt het evolutieve artikel 14 slechts in algemene zin rekening met een mogelijke uitbreiding van de bepalingen («development of provisions») inzake de onderlinge handel in goederen. Bij toetreding tot het WTO-verdrag (het op 15 april 1994 te Marrakech ondertekende verdrag tot oprichting van de Wereld Handelsorganisatie; Trb. 1994, 235) zal een dergelijke uitbreiding minimaal de aanpassing van de akkoorden aan WTO (GATT) inhouden.
In artikel 5 van de akkoorden met Moldavië en Wit-Rusland wordt op deze aanpassing nog eens nadrukkelijk gewezen (zie voor aanpassing in het licht van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS) bij het WTO-verdrag: Moldavië artikel 43; Kazachstan artikel 37; Kirgizstan artikel 38; Wit-Rusland artikel 45).
De vier landen hebben in de WTO de status van waarnemer. Voor Moldavië en Wit-Rusland zijn werkgroepen ingesteld ter bestudering van de toetreding.
Inmiddels is duidelijk, dat de op 30 oktober 1947 te Genève gesloten Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel (GATT-1947) (Trb. 1966, 1) binnen afzienbare tijd door de WTO-leden zal zijn opgezegd, met name om toetreding tot het WTO-verdrag te bevorderen. Voor Wit-Rusland is begin 1995 eerdergenoemde werkgroep dan ook reeds omgezet in een werkgroep inzake de toetreding tot WTO. Zoals in het partnerschapsakkoord met Rusland moet ook in de onderhavige akkoorden onder GATT in beginsel worden verstaan de afspraken gemaakt in het kader van GATT-1947.
Wanneer zich in het kader van de onderhavige akkoorden kwesties voordoen met betrekking tot een bepaling betreffende een GATT-artikel zal zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de algemeen gebruikelijke interpretatie van het desbetreffende GATT-artikel (Moldavië zie artikel 86; Kazachstan artikel 80; Kirgizstan artikel 79; Wit-Rusland artikel 89).
TITEL II POLITIEKE DIALOOG (MOLDAVIË EN WIT-RUSLAND ARTIKELEN 6–9; KAZACHSTAN EN KIRGIZSTAN 4–7)
De artikelen 6 tot en met 9 (respectievelijk 4 tot en met 7) voorzien in een regelmatige politieke dialoog tussen partijen. De doelstellingen van deze dialoog zijn dezelfde als die van de politieke dialoog met Rusland en Oekraïne: het begeleiden en consolideren van het proces van toenadering tussen de Europese Unie en de betrokken landen, het ondersteunen van politieke en economische veranderingen en het nader tot elkaar brengen van standpunten over internationale vraagstukken van wederzijds belang. In de akkoorden met Moldavië en Wit-Rusland is, in navolging van de akkoorden met Rusland en Oekraïne, tevens expliciet gesteld, dat zal worden gestreefd naar nauwere samenwerking ter versterking van de stabiliteit en veiligheid in Europa, bij de naleving van democratische beginselen en bij de bevordering van de mensenrechten, vooral die van minderheden. In de akkoorden met Kazachstan en Kirgizstan worden deze onderwerpen niet expliciet genoemd, wat echter niet wegneemt dat zij tijdens de politieke dialoog aan de orde kunnen worden gesteld. Eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten vloeit overigens voor alle betrokken partnerlanden reeds voort uit artikel 2 inzake de algemene beginselen.
De politieke dialoog zal gestalte krijgen door middel van contacten op ministerieel niveau in de Samenwerkingsraad, door regelmatige contacten van hooggeplaatste ambtenaren en via de gebruikelijke diplomatieke kanalen. De frequentie van deze ontmoetingen wordt niet nader gespecificeerd.
TITEL III GOEDERENVERKEER (MOLDAVIË EN WIT-RUSLAND ARTIKELEN 10–22; KAZACHSTAN EN KIRGIZSTAN 8–18)
Artikel 10 (Kazachstan en Kirgizstan 8; Wit-Rusland 10)
Partijen zullen bij de handel in goederen uitgaan van het beginsel van meestbegunstiging zoals neergelegd in artikel I, eerste lid, van GATT.
In het akkoord met Wit-Rusland wordt naar dit GATT-artikel verwezen, in de overige akkoorden wordt daarvan een parafrase gegeven.
Op het beginsel van meestbegunstiging kunnen de in het kader van de GATT gebruikelijke uitzonderingen worden gemaakt, bijvoorbeeld in het geval partijen zouden besluiten een vrijhandelszone of douane-unie op te richten (artikel XXIV GATT) of als buurlanden de onderlinge grenshandel zouden willen vergemakkelijken (artikel XXIV, derde lid, onder a, GATT). De uitzonderingen laten ook toe, dat de EG onder het Algemeen Preferentieel Systeem (PbEG 1994, L 348) tariefpreferenties verleent voor de invoer van produkten van oorsprong uit de vier landen (en de overige Onafhankelijke Staten).
Evenals Rusland en Oekraïne kunnen de vier landen ook minder gebruikelijke uitzonderingen op de meestbegunstiging maken. Deze uitzonderingen zijn opgenomen in bijlage 1 van de akkoorden en kunnen onder meer betrekking hebben op het niet heffen van in- en uitvoerrechten of BTW en accijnzen in het goederenverkeer tussen de verschillende Onafhankelijke Staten, naast speciale voorwaarden voor het transitoverkeer (artikel 11; Kazachstan en Kirgizstan artikel 9; Wit-Rusland artikel 11) en bijvoorbeeld het betalingsverkeer. Deels gaat het hier om nog van kracht zijnde regelingen op het gebied van het goederenverkeer tussen voormalige Sovjet-republieken. Bijlage 1 van de akkoorden is indicatief van aard en geeft geen volledige opsomming van uitzonderingsmogelijkheden. De uitzonderingen kunnen slechts worden toegepast gedurende een overgangsperiode die eindigt op 31 december 1998 of bij toetreding tot GATT, thans WTO, naar gelang welk moment eerder valt.
Artikel 11 (Kazachstan en Kirgizstan 9; Wit-Rusland 11)
Evenals in de akkoorden met Rusland en Oekraïne wordt onder verwijzing naar artikel V GATT, tweede tot en met vijfde lid, de vrije doorvoer van goederen door partijen gewaarborgd.
Artikel 13 (Kazachstan en Kirgizstan 11; Wit-Rusland 13)
In de akkoorden worden kwantitatieve invoerbeperkingen voor produkten van oorsprong uit de Gemeenschap en de vier landen afgeschaft, onverminderd, aldus dit artikel, het bepaalde in de Akten van Toetreding van Spanje en Portugal tot de Europese Gemeenschap. Beide lid-staten behielden volgens deze toetredingsakten de mogelijkheid gedurende een overgangsperiode nog kwantitatieve invoerbeperkingen toe te passen. Deze periode loopt echter op 31 december 1995 af, zodat deze uitzondering nog nauwelijks van betekenis is.
Gebruikelijke uitzonderingen vormen nog de handel in textielprodukten (artikel 20) (Kazachstan en Kirgizstan artikel 16; Wit-Rusland artikel 20) en EGKS-produkten (artikel 21) (Kazachstan en Kirgizstan artikel 17; Wit-Rusland artikel 21).
Het spreekt voor zich, dat ook vrijwaringsmaatregelen overeenkomstig artikel 17 (Kazachstan en Kirgizstan artikel 13; Wit-Rusland artikel 17) tot kwantitatieve invoerbeperkingen kunnen leiden (of invoerbeperkende maatregelen van tarifaire aard).
Moldavië en Wit-Rusland kunnen verder nog onder bepaalde voorwaarden kwantitatieve invoerbeperkingen toepassen. Deze voorwaarden zijn opgenomen in bijlage 2 van de akkoorden met Moldavië en Wit-Rusland. De invoerbeperkingen kunnen worden toegepast om tijdelijk jonge industrieën of bepaalde sectoren die worden geherstructureerd of die met ernstige moeilijkheden te kampen hebben, in het bijzonder wanneer deze moeilijkheden met belangrijke sociale problemen gepaard gaan, te beschermen. Dergelijke maatregelen kunnen in beginsel slechts worden toegepast gedurende een overgangsperiode, eindigend op 31 december 1998 of zoveel eerder als Moldavië of Wit-Rusland toetreden tot GATT c.q. WTO.
De uitzondering op artikel 11 geldt niet voor Kazachstan en Kirgizstan. Beide landen kunnen echter eerder overgaan tot het nemen van vrijwaringsmaatregelen (zie artikel 13 Kazachstan en Kirgizstan).
Non-discriminatoire behandeling van produkten afkomstig uit het grondgebied van de andere partij is voorzien in artikel 14 van de akkoorden met Moldavië en Wit-Rusland. Het gaat hierbij om een verbod van fiscale discriminatie (eerste lid, gebaseerd op artikel III, tweede lid, GATT) en van discriminatie voortvloeiend uit nationale regelgeving met betrekking tot onder meer de verkoop van produkten op de binnenlandse markt (tweede lid, gebaseerd op artikel III, vierde lid, GATT). Dit geldt voor wat Wit-Rusland betreft niet voor de in GATT-artikel III, achtste, negende en tiende lid, genoemde uitzonderingen (respectievelijk regels met betrekking tot overheidsaanbestedingen en het verstrekken van interne subsidies, interne prijsmaatregelen en het vaststellen van kwantitatieve bepalingen ten aanzien van films).
Artikel 14 Kazachstan en Kirgizstan
De artikelen 4 en 5 van de akkoorden met Moldavië en Wit-Rusland, opgenomen onder de ruimere Titel I (algemene beginselen), houden rekening met ontwikkelingen die zouden kunnen leiden tot het tot stand brengen van een vrijhandelszone of tot aanpassing van de akkoorden in een breder kader dan het goederenverkeer alleen (bijvoorbeeld de handel in diensten). Dergelijke zogenaamde evolutie-clausules zijn in de gevallen Kazachstan en Kirgizstan opgenomen onder Titel III – handel in goederen – en derhalve beperkter van strekking.
Evenals in de partnerschapsakkoorden met Rusland en Oekraïne wordt in dit artikel rechtstreeks verwezen naar een aantal GATT-artikelen (artikel VII, douanewaarde bepalingen; artikel VIII, import- en exportbepalingen; artikel IX, originebepaling; artikel X, publikatie van handelsmaatregelen).
Artikel 16 (Kazachstan en Kirgizstan 12; Wit-Rusland 16)
Evenals het partnerschapsakkoord met Oekraïne, bevatten de onderhavige akkoorden een clausule die inhoudt, dat goederen tegen marktprijzen zullen worden verhandeld. Een dergelijke prijzenclausule is in het partnerschapsakkoord met Rusland, dat op het pad van de economische hervormingen verder gevorderd was en als «overgangseconomie» werd gedefinieerd, achterwege gebleven.
Artikelen 17–18 (Kazachstan en Kirgizstan 13; Wit-Rusland 17–18)
De vrijwaringsclausule in de akkoorden met Moldavië en Wit-Rusland komt overeen met de gelijknamige clausule in de partnerschapsakkoorden met Rusland en Oekraïne. Aangezien genoemde landen nog geen markteconomie hebben, is nog geen GATT-conforme vrijwaringsclausule gegeven. De voorwaarden, die volgens de GATT het nemen van een vrijwaringsmaatregel mogelijk maken, zijn in de akkoorden met Moldavië en Wit-Rusland (Rusland en Oekraïne) echter dicht benaderd. Volgens GATT-artikel XIX dient bij het nemen van invoerbeperkende maatregelen sprake te zijn van onder meer ernstige schade, volgens het onderhavige artikel van aanzienlijke schade: een gradueel verschil, dat niettemin een eerder ingrijpen mogelijk maakt.
In de akkoorden met Kazachstan en Kirgizstan is het verschil ten aanzien van GATT-artikel XIX groter: het aantonen van schade alleen is voldoende voor partijen om over te gaan tot maatregelen die de invoer beperken.
In de gevallen Kazachstan en Kirgizstan bevat artikel 13 eveneens de gebruikelijke bepaling die partijen in staat stelt anti-dumpingmaatregelen te nemen of compenserende maatregelen in het geval van ongeoorloofde subsidies. In de akkoorden met Moldavië en Wit-Rusland is deze bepaling opgenomen in een afzonderlijk artikel 18, waarin (conform Rusland en Oekraïne) tevens een samenwerkingsprocedure is neergelegd bij dumping- of subsidie-onderzoek. Deze samenwerking mag niet tot gevolg hebben, dat dit onderzoek wordt vertraagd of verhinderd (gemeenschappelijke verklaring bij artikel 18). Partijen blijven autonoom in de besluitvorming over in te stellen anti-dumping rechten of compenserende heffingen.
Artikel 19 (Kazachstan en Kirgizstan 15; Wit-Rusland 19)
De akkoorden vormen geen beletsel voor verboden of beperkingen op in-, uit- of doorvoer van goederen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van onder meer de openbare zedelijkheid, de openbare orde en veiligheid. De terminologie van dit artikel is zoals gebruikelijk gebaseerd op artikel XX GATT-verdrag en artikel 36 EG-verdrag.
Artikel 20 (Kazachstan en Kirgizstan 16; Wit-Rusland 20)
Met de vier landen zijn sedert 1 januari 1993 textielakkoorden van kracht (PbEG 1994, L 123, respectievelijk bladzijde 120, 278, 306 en 390). In beginsel is het voorheen voor de Sovjetunie geldende regime van kwantitatieve restricties voor textiel- en kledingprodukten verdeeld over de twaalf afzonderlijke republieken van het GOS. Binnen deze groep zijn Rusland, Oekraïne en Wit-Rusland de belangrijkste exporteurs, die nog geconfronteerd worden met een reeks kwantitatieve beperkingen. Een substantiële verruiming van de uitvoermogelijkheden voor Wit-Rusland, waar Nederland positief tegenover staat, is binnen de Gemeenschap nog niet haalbaar gebleken.
Voor de overige negen landen, waaronder Moldavië, Kazachstan en Kirgizstan, zijn praktisch geen kwantitatieve beperkingen meer van kracht. Deze kunnen echter nog wel worden ingesteld voor afzonderlijke categoriën van deze produkten, wanneer de import daarvan uit die landen een bepaald percentage van de totale invoer in de Gemeenschap overschrijdt.
Artikel 21 (Kazachstan en Kirgizstan 17; Wit-Rusland 21)
Zoals bij artikel 13 (Kazachstan en Kirgizstan artikel 11; Wit-Rusland artikel 13) al opgemerkt, vormen EGKS-produkten een uitzondering op de regel inzake de afschaffing van kwantitatieve invoerbeperkingen. Op dit moment is de situatie zo, dat voor Moldavië, Kirgizstan en Wit-Rusland geen kwantitatieve invoerbeperkingen voor EGKS-produkten van kracht zijn. Wel is de invoer in de Gemeenschap onderworpen aan een vergunningplicht ingevolge Aanbeveling 3118/94 EGKS (PbEG 1994, L 330) betreffende voorafgaand communautair toezicht op de invoer van EGKS-produkten van oorsprong uit derde landen.
De invoer van EGKS-staalprodukten uit Kazachstan is wel onderworpen aan EG-quota conform een autonoom besluit van 8 april 1995 (besluit 95/110/EGKS, PbEG 1995, L 80). Deze autonome EG-quota zullen worden afgeschaft en vervangen zodra een met Kazachstan voorgenomen bilateraal staalakkoord kan worden gesloten (naar het voorbeeld van de met Rusland en Oekraïne onderhandelde staalakkoorden).
Artikel 22 (Kazachstan en Kirgizstan 18; Wit-Rusland 22)
In de akkoorden met Moldavië en Wit-Rusland is overeengekomen, dat op de handel in kernmaterialen het Euratom-verdrag van toepassing is. Zo nodig kunnen over deze materie nog bijzondere verdragen worden gesloten. Met Kazachstan en Kirgizstan (en Oekrane) zullen dergelijke bijzondere verdragen nog gesloten worden. Met Rusland is, zoals bekend, voor de handel in kernmaterialen een voorlopige regeling getroffen onder artikel 22 van het partnerschapsakkoord in afwachting van een voor 1 januari 1997 tot stand te brengen specifiek verdrag.
In alle gevallen geldt, dat het Euratom-verdrag, dat specifieke bepalingen kent (Hoofdstuk VI) ten aanzien van de handel in kernmaterialen, van toepassing is.
TITEL IV BEPALINGEN INZAKE HET HANDELSVERKEER EN DE INVESTERINGEN (MOLDAVIË ARTIKELEN 23–46; KAZACHSTAN 19–42; KIRGIZSTAN 19–43; WIT-RUSLAND 23–48)
HOOFDSTUK I ARBEIDSVOORWAARDEN (MOLDAVIË EN WIT-RUSLAND ARTIKELEN 23–28; KAZACHSTAN EN KIRGIZSTAN 19–22)
In de akkoorden met Moldavië en Wit-Rusland zijn op het gebied van de coördinatie van sociale zekerheidsregelingen soortgelijke bepalingen opgenomen als in de akkoorden met Rusland en Oekraïne. De akkoorden met Kazachstan en Kirgizstan daarentegen bevatten dergelijke bepalingen niet, daar het mandaat op basis waarvan deze akkoorden zijn gesloten (oorspronkelijke mandaat november 1992), daar niet in voorzag.
Artikel 26 (Moldavië en Wit-Rusland) respectievelijk artikel 20 (Kazachstan en Kirgizstan) bevatten de bepaling dat de Samenwerkingsraad na zal gaan welke gemeenschappelijke actie kan worden ondernomen om toezicht te houden op illegale immigratie, met inachtneming van het beginsel en de praktijk van wedertoelating. Deze bepalingen zijn opgenomen naar analogie van artikel 84 van het akkoord met Rusland, dat zich in bredere zin uitspreekt over de voorkoming van illegale activiteiten. Laatstbedoelde bepaling is integraal overgenomen in het akkoord met Kazachstan (artikel 70).
HOOFDSTUK II BEPALINGEN INZAKE DE VESTIGING EN DE WERKING VAN VENNOOTSCHAPPEN (MOLDAVIË EN WIT-RUSLAND ARTIKELEN 29–35; KAZACHSTAN 23–29; KIRGIZSTAN 23–30)
Artikel 29 (Kazachstan en Kirgizstan 23; Wit-Rusland 29)
Bij vestiging in de Gemeenschap van ondernemingen uit de vier landen kennen de Gemeenschap en de lid-staten een behandeling toe die niet minder gunstig is dan de behandeling van ondernemingen uit enig derde land. Na vestiging wordt bij de exploitatie van deze ondernemingen nationale behandeling toegekend, behalve in het geval Kirgizstan (alleen meestbegunstiging). Op de nationale behandeling bestaan enkele beperkingen, die voor de Gemeenschap zijn vastgelegd in bijlagen 4 (Moldavië), 2 (Kazachstan) en 3 (Wit-Rusland), en betrekking hebben op bijvoorbeeld de ontginning van ertsen of de toegang tot visserijgronden. Bij de vestiging en exploitatie van filialen geldt een niet minder gunstige behandeling dan de behandeling van filialen uit derde landen. In beginsel wijken deze regelingen niet af van de met Rusland en Oekraïne overeengekomen regelingen.
Zowel Oekraïne als de vier onderhavige landen waren bereid hun grenzen verder open te stellen en verlenen nationale behandeling c.q. een niet minder gunstige behandeling dan aan derde landen toegekend, bij vestiging en exploitatie na vestiging, van zowel dochterondernemingen als filialen van ondernemingen uit de Gemeenschap. De wens buitenlandse investeringen te bevorderen ligt hieraan ten grondslag. Op het beginsel van nationale behandeling zijn door Moldavië (bijlage 5) en Wit-Rusland (bijlage 4) beperkingen aangebracht die onder meer betrekking hebben op de verwerving van grondeigendom en van eigendom bij privatisering en de toegang tot de financiële diensten (banken, verzekeringen).
Artikel 30 (Kazachstan en Kirgizstan 24; Wit-Rusland 30)
De in voorgaand artikel neergelegde beginselen inzake vestiging zijn niet van toepassing op het vervoer door de lucht, over binnenwateren en over zee. Deze uitzondering geldt echter niet voor scheepvaartondernemingen, die activiteiten verrichten op het gebied van het internationale vervoer over zee. Aan deze ondernemingen wordt, naar gelang wat beter is, nationale behandeling toegekend of een behandeling die niet minder gunstig is dan de behandeling toegekend aan derde landen. Ook buiten het grondgebied van de partijen gevestigde onderdanen en scheepvaartondernemingen krijgen deze behandeling, mits partijen een meerderheidsbelang in die ondernemingen hebben en de vaartuigen van die ondernemingen geregistreerd zijn volgens de voorschriften van partijen.
Artikel 31 (Kazachstan en Kirgizstan 25; Wit-Rusland 31)
Voor de toepassing van de akkoorden is een aantal begrippen gedefinieerd, zoals een «onderneming uit de Gemeenschap», «dochteronderneming», «economische activiteiten», waaronder ook activiteiten zijn begrepen van personen die een vrij beroep uitoefenen. De onderhavige akkoorden voorzien overigens niet in de vestiging van onderdanen, zoals de Europa-akkoorden waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lid-staten, enerzijds, en respectievelijk, de Republiek Polen, de Republiek Hongarije, Roemenië, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, de Slowaakse Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Letland en de Republiek Litouwen, anderzijds, gesloten op respectievelijk 16 december 1991 te Brussel (Trb. 1992, 184), 16 december 1991 te Brussel (Trb. 1992, 185), 1 februari 1993 te Brussel (Trb. 1994, 16), 8 maart 1993 te Brussel (Trb. 1994, 17), 4 oktober 1993 te Luxemburg (Trb. 1994, 73), 4 oktober 1993 te Luxemburg (Trb. 1994, 72), 12 juni 1995 te Luxemburg (nog niet bekendgemaakt), 12 juni 1995 te Luxemburg (nog niet bekendgemaakt) en 12 juni 1995 te Luxemburg (nog niet bekendgemaakt).
Artikel 32 (Kazachstan en Kirgizstan 26; Wit-Rusland 32)
Zoals gebruikelijk kunnen partijen in het kader van de financiële dienstverlening maatregelen nemen met het oog op het gewenste vertrouwen in de financiële stelsels van partijen.
Artikel 33 (Kazachstan en Kirgizstan 27; Wit-Rusland 33)
Eveneens zoals gebruikelijk, verklaart dit artikel, dat de bepalingen inzake vestiging door ondernemingen uit derde landen niet zullen worden misbruikt om toegang te krijgen tot de markt van partijen. Partijen kunnen in een dergelijk geval maatregelen nemen.
Artikel 34 (Kazachstan en Kirgizstan 28; Wit-Rusland 34)
Dit artikel bevat bepalingen inzake het recht om personeel van het moederbedrijf in dienst te stellen van de dochteronderneming die gevestigd is op het grondgebied van één van de partijen. Dit recht is beperkt tot werknemers in zogenaamde sleutelposities, zoals gedefinieerd in het tweede lid. Deze beperking wordt in artikel 46 (Kazachstan artikel 40; Kirgizstan artikel 41; Wit-Rusland artikel 48) nogmaals in algemene zin herhaald door de bepaling dat aan de hoofdstukken II (vestiging), III (diensten) en IV (algemene bepalingen) van Titel IV geen recht kan worden ontleend op het verblijf van onder meer werknemers anders dan in een sleutelpositie.
Artikel 29 Kirgizstan (Moldavië; Kazachstan en Wit-Rusland geen equivalent)
Zoals eerder opgemerkt, heeft Kirgizstan ter bevordering van buitenlandse investeringen zijn markten verder opengesteld door de toekenning van nationale behandeling aan dochterondernemingen en filialen uit de Gemeenschap, zowel bij als na vestiging. In artikel 29 zijn het derhalve de Gemeenschap en de lid-staten die in overweging nemen uitbreiding te geven aan nationale behandeling van ondernemingen uit beide landen. Artikel 29 heeft het karakter van een intentieverklaring.
Artikel 35 (Kazachstan 29; Kirgizstan 30; Wit-Rusland 35)
De zogenaamde «standstill»-bepaling in dit artikel houdt slechts een streven in van partijen om de voorwaarden van vestiging en exploitatie van ondernemingen niet restrictiever te maken dan op de dag, voorafgaande aan de datum van ondertekening van het akkoord. Een uitzondering op deze «standstill» ontstaat, wanneer een van de partijen toetreedt tot de WTO (GATS) en blijkt, dat het onderhavige akkoord gunstiger voorwaarden biedt dan door die partij verleend aan GATS-leden. Deze betere behandeling zou strijdig zijn met het beginsel van meestbegunstiging onder de GATS. In dat geval moeten de voorwaarden derhalve worden aangepast aan het (dan restrictievere) GATS-niveau (zie voor deze aanpassing toelichting bij Moldavië artikel 43; Kazachstan artikel 37; Kirgizstan artikel 38; Wit-Rusland artikel 45).
Moldavië, Kazachstan, Kirgizstan en Wit-Rusland zullen de Gemeenschap informeren wanneer restrictievere maatregelen worden voorgenomen. De Gemeenschap kan over deze voorgenomen maatregelen overleg vragen. Een dergelijk overleg dient vooral te worden gezien in de context van artikel 50 (Kazachstan artikel 43; Kirgizstan artikel 44; Wit-Rusland artikel 52), waarin de vier landen toezeggen het nodige te doen om hun wetgeving geleidelijk in overeenstemming te brengen met die van de Gemeenschap en de Gemeenschap technische assistentie toezegt bij deze geleidelijke aanpassing van wetgeving.
Indien restrictievere wetgeving wordt ingevoerd, zal deze voor een periode van 3 jaar niet van toepassing zijn op reeds gevestigde dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit de Gemeenschap.
HOOFDSTUK III GRENSOVERSCHRIJDEND DIENSTENVERKEER (MOLDAVIË ARTIKELEN 36–39; KAZACHSTAN 30–33; KIRGIZSTAN 31–34; WIT-RUSLAND 36–41)
Artikelen 36–37 (Kazachstan 30–31; Kirgizstan 31–32; Wit-Rusland 36)
Partijen verbinden zich ertoe de nodige stappen te nemen om het grensoverschrijdend dienstenverkeer geleidelijk mogelijk te maken. De Gemeenschap en de afzonderlijke vier wederpartijen zullen samenwerken met het oog op de ontwikkeling van een marktgerichte dienstensector in onderscheidelijk Moldavië, Kazachstan, Kirgizstan en Wit-Rusland.
Met deze algemene uitgangspunten is voor Moldavië, Kazachstan en Kirgizstan dit hoofdstuk nagenoeg afgesloten (voor enkele bepalingen inzake vervoer zie Moldavië artikelen 38–39; Kazachstan artikelen 32–33; Kirgizstan artikelen 33–34; Wit-Rusland artikelen 40–41). De met deze drie landen gesloten akkoorden sluiten in dit opzicht aan bij het eerder gesloten partnerschapsakkoord met Oekraïne.
Evenals met Rusland is met Wit-Rusland het meestbegunstigingsprincipe overeengekomen met betrekking tot het grensoverschrijdend dienstenverkeer van ondernemingen, zij het dat de toepassing van dit beginsel vooralsnog beperkt is tot de sectoren die worden vermeld in bijlage 6.
Evenals onder het hoofdstuk vestiging is het verkeer van natuurlijke personen bij grensoverschrijdende dienstverlening beperkt. Slechts tijdelijke toegang wordt verleend voor het onderhandelen of sluiten van overeenkomsten betreffende de verkoop van grensoverschrijdende diensten in de sectoren genoemd in bijlage 6. De toepassing van dit artikel belet partijen niet hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen toe te passen met betrekking tot toelating en verblijf van natuurlijke personen en het verrichten van diensten (artikel 43).
Rekening houdend met het beginsel van meestbegunstiging (artikel 37) stellen partijen de voorwaarden vast voor het grensoverschrijdend dienstenverkeer naar hun grondgebied.
Een «standstill»-bepaling (vergelijk artikel 35 van het akkoord met Wit-Rusland) is niet overeengekomen.
Uiterlijk drie jaar na ondertekening van het akkoord zal echter worden onderzocht of een dergelijke bepaling in een bindende of minder bindende vorm mogelijk is. Bij een dergelijk onderzoek kan tevens worden nagegaan of sedert de ondertekening van het akkoord partijen restrictievere maatregelen met betrekking tot het grensoverschrijdend dienstenverkeer hebben genomen. Indien dit het geval is, kan overeenkomstig bijlage 7, deel A, overleg volgen dat gericht is op een van de volgende drie mogelijkheden:
– intrekking van de restrictievere maatregelen;
– wederzijdse aanpassing van de verplichtingen;
– aanpassing door één partij ter compensatie van de restrictievere maatregelen van de andere partij.
Evenals onder artikel 35, derde lid, (vestigingsvoorwaarden) zal Wit-Rusland bij voorgenomen restrictiever beleid op het gebied van het grensoverschrijdend dienstenverkeer de Gemeenschap informeren, waarna op verzoek van de Gemeenschap overleg kan volgen. Een dergelijke restrictievere wetgeving zal in ieder geval voor een periode van 3 jaar na invoering daarvan niet van toepassing zijn op reeds in Wit-Rusland gevestigde dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit de Gemeenschap (idem artikel 35, vierde lid).
Het onderhavige artikel is conform lid 5 niet van toepassing indien restrictievere maatregelen het gevolg zijn van aanpassingen aan de onder de GATS verleende meestbegunstiging (idem artikel 35, zie artikel 45).
Artikel 38 (Kazachstan 32; Kirgizstan 33; Wit-Rusland 40)
Evenals in de akkoorden met Rusland en Oekraïne is de verkregen liberalisering voor transport uiterst gering. Alleen voor het zeevervoer zijn de beginselen van een vrij vervoer neergelegd. Partijen verplichten zich tot de toepassing van het principe van onbeperkte toegang tot de markt en het vervoer op commerciële basis. De rechten en verplichtingen, die in het kader van het op 6 april 1974 te Genève tot stand gekomen Verdrag inzake een gedragscode voor lijnvaartconferences (Trb. 1980, 165) zijn aangegaan, worden niet aangetast. Partijen, behoudens Kirgizstan («land-locked»), verlenen het beginsel van nationale behandeling ten aanzien van de toegang tot de voor het internationale handelsverkeer bestemde havens en havenfaciliteiten (tweede lid, laatste alinea).
Artikel 39 (Kazachstan 33; Kirgizstan 34; Wit-Rusland 41)
Over de wederzijdse toegang tot de markten en het verlenen van diensten met betrekking tot het vervoer over de weg, per spoor en over de binnenwateren, en eventueel het luchtvervoer, kunnen afzonderlijke verdragen worden gesloten.
HOOFDSTUK IV ALGEMENE BEPALINGEN (MOLDAVIË ARTIKELEN 40–46; KAZACHSTAN 34–40; KIRGIZSTAN 35–41; WIT-RUSLAND 42–48)
Artikel 40 (Kazachstan 34; Kirgizstan 35; Wit-Rusland 42)
Beperkingen op de bepalingen van Titel III (arbeidsvoorwaarden, vestiging, grensoverschrijdend dienstenverkeer) zijn mogelijk uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid. Evenmin zijn de bepalingen van Titel III van toepassing op werkzaamheden verband houdend met de uitoefening van het openbaar gezag.
Een soortgelijke exceptie is neergelegd in artikel 19 (Kazachstan en Kirgizstan artikel 15; Wit-Rusland artikel 19) met betrekking tot de in-, uit- en doorvoer van goederen.
Artikel 41 (Kazachstan 35; Kirgizstan 36; Wit-Rusland 43)
Met betrekking tot toelating en verblijf, het verrichten van werk, arbeidsvoorwaarden, de vestiging van natuurlijke personen (geen nationale behandeling; zie toelichting artikel 31) en het verrichten van diensten blijft de nationale wetgeving van toepassing.
Artikel 42 (Kazachstan 36; Kirgizstan 37; Wit-Rusland 44)
De bepalingen van Titel IV, uitgezonderd hoofdstuk I, zijn eveneens van toepassing op joint ventures.
Artikelen 43–44 (Kazachstan 37–38; Kirgizstan 38–39; Wit-Rusland 45–46)
Na inwerkingtreding van de WTO (1 januari 1995) kan de Gemeenschap aan derde landen (in casu Moldavië, Kazachstan, Kirgizstan en Wit-Rusland) geen gunstiger behandeling geven dan onder de GATS verleend. Dit zou strijdig zijn met GATS-artikel II inzake meestbegunstiging. Om die reden voorziet artikel 43 in de tijdige aanpassing van de onderhavige akkoorden in die zin, dat na inwerkingtreding daarvan in geen geval een gunstiger behandeling wordt verleend dan in het kader van de GATS toegekend. Daar de Gemeenschap en de lid-staten reeds partij zijn bij de WTO, zal een dergelijke aanpassing voor de inwerkingtreding van onderhavige akkoorden moeten plaatsvinden.
De akkoorden verhinderen niet dat een der partijen gunstiger of verdergaande liberalisatie-afspraken maakt op het punt van het grensoverschrijdend dienstenverkeer met andere landen in het kader van overeenkomsten inzake «economische integratie» in de zin van artikel V GATS. In dat geval kunnen zij afwijken van het beginsel van meestbegunstiging.
Artikel 45 (Kazachstan 39; Kirgizstan 40; Wit-Rusland 47)
Overeenkomstig de akkoorden met Rusland en Oekraïne geldt het meestbegunstigingsprincipe niet voor de belastingvoordelen die de partijen elkaar nu toekennen of in de toekomst zullen toekennen op grond van verdragen ter voorkoming van dubbele belasting of andere belastingregelingen. Partijen worden door het akkoord niet belet om, hetzij in hun belastingverdragen hetzij in hun nationale belastingwetgeving, maatregelen te nemen gericht op het voorkomen van het ontgaan en het ontwijken van belastingheffing. Evenmin worden zij belet om bij de toepassing van hun fiscale wetgeving onderscheid te maken tussen belastingplichtigen, die niet in gelijke omstandigheden verkeren, met name wat betreft hun woonplaats.
In algemene zin gaat Nederland ervan uit, dat de verdragsrelatie tussen Nederland en de landen van de voormalige Sovjetunie volgens het beginsel van de statenopvolging blijft voortbestaan. Kazachstan heeft aangegeven deze te willen vervangen door een nieuwe verdragsrelatie; besprekingen tussen Nederland en Kazachstan over een dergelijk verdrag verkeren in een vergevorderd stadium.
Artikel 46 (Kazachstan 40; Kirgizstan 41; Wit-Rusland 48)
Onverminderd de bepalingen inzake personenverkeer (artikel 34 inzake personeel met een sleutelpositie en artikel 38 inzake tijdelijke toelating in het kader van grensoverschrijdend dienstenverkeer), verschaffen de akkoorden aan personen niet het recht van toegang tot en verblijf op het grondgebied van de andere partij of aan dochterondernemingen, filialen en ondernemingen het recht tot het in dienst hebben van personen uit de andere partij danwel met hen een tijdelijke arbeidsovereenkomst aan te gaan.
TITEL V BETALINGS- EN KAPITAALVERKEER (MOLDAVIË ARTIKEL 47; WIT-RUSLAND 49; KAZACHSTAN TITEL IV, HOOFDSTUK V, ARTIKEL 41; KIRGIZSTAN TITEL IV, HOOFDSTUK V, ARTIKEL 42)
Naar analogie van artikel 52 van het partnerschapsakkoord met Rusland, voorziet dit artikel in een zekere liberalisering ten aanzien van de lopende rekening van de betalings-balans. Bepaald wordt dat de partijen zich verplichten om betalingen te liberaliseren voorzover deze betrekking hebben op het verkeer van goederen, diensten of personen in overeenstemming met de bepalingen van het akkoord. Verder wordt voorzien in enige liberalisering ten aanzien van de kapitaalrekening van de betalingsbalans. Vrij kapitaalverkeer wordt mogelijk gemaakt met betrekking tot directe investeringen in ondernemingen opgericht volgens het recht van het land van vestiging en investeringen die in overeenstemming zijn met het akkoord. Tevens wordt het kapitaalverkeer vrijgemaakt dat samenhangt met het te gelde maken van gedane investeringen en het repatriëren van winsten. Vanaf de inwerkingtreding van de akkoorden zullen geen nieuwe beperkingen op het betalings- en kapitaalverkeer worden ingevoerd en zullen bestaande beperkingen niet restrictiever worden gemaakt.
De akkoorden voorzien in overleg tussen partijen over het bevorderen van kapitaalverkeer niet verbonden met directe investeringen. Totdat sprake is van volledig convertibele valuta overeenkomstig artikel VIII van het Internationaal Monetair Fonds-statuut kunnen onder uitzonderlijke omstandigheden deviezenbeperkingen worden toegepast ten aanzien van het verlenen of opnemen van financieel krediet op korte of middellange termijn. Wanneer onder uitzonderlijke omstandigheden ernstige moeilijkheden dreigen voor de toepassing van het wisselkoersbeleid of het monetaire beleid, kan elk van de partijen vrijwaringsmaatregelen nemen met betrekking tot het betalings- en kapitaalverkeer voor een periode van niet meer dan zes maanden.
TITEL VI MEDEDINGING, BESCHERMING VAN INTELLECTUELE, INDUSTRIËLE EN COMMERCIELE EIGENDOM, SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN DE WETGEVING (MOLDAVIË ARTIKELEN 48–50; WIT-RUSLAND 50–52; KAZACHSTAN TITEL IV, HOOFDSTUK VI, EN TITEL V, ARTIKELEN 42–43; KIRGIZSTAN TITEL IV, HOOFDSTUK VI, EN TITEL V, ARTIKELEN 43–44)
In lijn met de eerder gesloten akkoorden zijn doelstellingen geformuleerd om concurrentie-vervalsing in de handel tussen de Gemeenschap en respectievelijk Moldavië en Wit-Rusland te voorkomen. Om deze doelstellingen te bereiken zullen genoemde landen wetgeving inzake mededinging opstellen en tenuitvoerleggen. Beide landen zullen daarbij overeenkomstig artikel 50 (Wit-Rusland 52) het nodige doen om deze wetgeving geleidelijk in overeenstemming te brengen met die van de Gemeenschap.
Partijen zien af van de toekenning van staatssteun aan bepaalde ondernemingen voor de produktie van basisprodukten als bedoeld in GATT en voor diensten. Drie jaar na inwerkingtreding van de akkoorden zullen partijen er op toezien, dat met betrekking tot staatsmonopolies geen discriminatie plaatsvindt tussen onderdanen van partijen bij de koop en verkoop van goederen.
In de akkoorden met Kazachstan en Kirgizstan is geen speciaal artikel inzake mededinging opgenomen. Wel is onder artikel 43 (Kazachstan) respectievelijk 44 (Kirgizstan) (harmonisatie van wetgeving) overeengekomen, dat partijen zullen zoeken naar methoden om de toepassing van hun respectieve mededingingsregels, voor zover deze de onderlinge handel beïnvloeden, te coördineren.
Artikel 49 (Kazachstan 42; Kirgizstan 43; Wit-Rusland 51)
Zoals gebruikelijk, is met de vier landen overeengekomen, dat binnen een overgangs-periode van vijf jaar na inwerkingtreding van de akkoorden partijen elkaar een gelijk-waardig niveau bieden van bescherming van intellectuele, industriële en commerciële eigendomsrechten. In een gemeenschappelijke verklaring bij de betreffende artikelen is (niet limitatief) omschreven wat onder deze rechten wordt verstaan.
Een gelijkwaardig niveau van bescherming kan worden bereikt door onder meer de toetreding door partijen tot een aantal multilaterale verdragen inzake intellectuele eigendomsrechten. Deze verdragen zijn opgenomen in de bij de betreffende artikelen behorende bijlagen. Partijen kunnen elkaar ook andere multilaterale verdragen aanbevelen.
Uit de bijlagen blijkt tevens, dat partijen elkaar meestbegunstiging verlenen bij de erkenning en de bescherming van intellectuele eigendom. Uitzonderingen hierop zijn eventuele voordelen op grond van regelingen tussen de vier landen en andere Nieuw Onafhankelijke Staten dan wel voordelen die zijn gebaseerd op effectieve reciprociteit.
Artikel 50 (Kazachstan 43; Kirgizstan 44; Wit-Rusland 52)
De vier landen zullen het nodige doen om ervoor te zorgen, dat hun wetgeving geleidelijk in overeenstemming wordt gebracht met die van de Gemeenschap. Het betreffen hier onder meer de volgende terreinen: douanewetgeving, vennootschapsrecht, bankrecht, financiële diensten, mededingingsregels, en overheidsopdrachten. De Gemeenschap kan daarbij technische assistentie verlenen. Deze geleidelijke aanpassing zal vooral afhankelijk zijn van de voortgang in de hervormingsprocessen. Ook onder de titel «Economische Samenwerking» wordt in een aantal sectoren de harmonisatie van wetgeving speciaal vermeld: onder andere overheidsopdrachten, certifiëring, milieu.
TITEL VII ECONOMISCHE SAMENWERKING (MOLDAVIË ARTIKELEN 51–76; WIT-RUSLAND ARTIKELEN 53–79; KAZACHSTAN TITEL VI, ARTIKELEN 44–70; KIRGIZSTAN TITEL VI, ARTIKEL 45–69)
Artikel 51 (Kazachstan 44; Kirgizstan 45; Wit-Rusland 53)
Zowel onderling als ten opzichte van de met Rusland en Oekraïne gesloten akkoorden zijn er geen wezenlijke inhoudelijke verschillen tussen de titels «Economische Samenwerking».
De samenwerking is gericht op de bevordering van het hervormingsproces, op een duurzame ontwikkeling en op de versterking van de economische banden met de Gemeenschap. Ook in de onderhavige akkoorden speelt technische assistentie in het kader van de samenwerking een belangrijke rol. Het belangrijkste instrument dat de Gemeenschap bij de verlening van technische assistentie ter beschikking staat is het TACIS-programma (Technical Assistance to the Commonwealth of Independent States; verordening 2053/93 van de Raad van 19 juli 1993, PbEG 1993, L 187).
In het kader van TACIS zijn voor onder meer de onderhavige vier landen voor de periode 1993–1995 zogenaamde indicatieve programma's opgesteld, waarin voor een beperkt aantal sectoren de hoofdrichtingen van de technische assistentie zijn vastgelegd. Om een zo optimaal mogelijk effect te bereiken, wordt slechts een beperkt aantal doelstellingen nagestreefd, waarbinnen de middelen worden geconcentreerd. De acties binnen de programma's zijn ingepast in het macro-economisch en sectorieel beleid van de betreffende landen die zelf de prioriteiten bepalen.
In Moldavië gaat de aandacht voornamelijk uit naar de voedselproduktie en de verwerking en distributie daarvan, waarbij ook hier de doelstelling is de overgang naar marktgerichte systemen te versnellen. Daarnaast wordt veel aandacht besteed aan ontwikkeling van menselijk potentieel en institutionele versterking.
In Wit-Rusland concentreert zich de technische assistentie op de herstructurering en ontwikkeling van ondernemingen (privatisering, omschakeling van de defensie-industrie, steun aan het midden- en kleinbedrijf, financiële dienstverlening). Overige prioriteiten zijn de produktie, verwerking en distributie van voedsel en transport.
Het indicatieve programma voor Kazachstan concentreert zich op de privatisering en herstructurering van ondernemingen, waaronder het midden- en kleinbedrijf, en de hervorming van de financiële sector. Daarnaast gelden de voedingsmiddelensector (produktie, verwerking, distributie), institutionele ontwikkeling en ontwikkeling van menselijk potentieel als aandachtspunten. Deze vormen ook de prioriteiten in het programma voor Kirgizstan. In Kirgizstan wordt verder assistentie verleend bij de opstelling van een marktgericht energiebeleid, waarin onder andere de besparing van energie en de bevordering van plaatselijke energieproduktie een plaats hebben.
De opsomming van de terreinen van samenwerking onder Titel VII is niet limitatief. Bij de genoemde terreinen, die veelal voor zichzelf spreken, kan ten aanzien van onderstaande artikelen nog het volgende worden opgemerkt.
Artikel 53 (Bevordering en bescherming van investeringen) (Kazachstan 46; Kirgizstan 47; Wit-Rusland 55)
Dit artikel is gericht op het scheppen van een gunstig investeringsklimaat door onder meer de bevordering en bescherming van investeringen. Voor zover dit de bescherming van investeringen betreft, een nationale bevoegdheid, zullen de lid-staten invulling dienen te geven aan deze doelstelling. In dit verband kan worden opgemerkt dat op 11 april 1995 een verdrag ondertekend is tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Wit-Rusland inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen (Trb. 1995, 142). Een dergelijk verdrag zal waarschijnlijk op korte termijn ook met Moldavië worden gesloten. Met Kazachstan en Kirgizstan zijn nog onderhandelingen gaande.
Artikel 61 (Milieu) (Kazachstan 54; Kirgizstan 55; Wit-Rusland 63)
Met inachtneming van het op 17 december 1994 te Lissabon ondertekende verdrag inzake het Energiehandvest (Trb. 1995, 108, PbEG 1994, C 344 en L 380), en in het geval van Moldavië en Wit-Rusland, de Verklaring van de Conferentie van Luzern inzake milieu-aangelegenheden van 30 april 1993 (zoals door de toenmalige Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer per brief van 10 december 1993, kenmerk DGM/IMZ/07D 93 001, aan de Voorzitter van de Vaste Commissie voor het Milieubeheer van de Tweede Kamer der Staten-Generaal is toegezonden) wordt voorzien in uitbreiding van de samenwerking op milieugebied. De samenwerking richt zich zowel op preventie als op herstel. In het akkoord met Wit-Rusland wordt de aanpak van de gevolgen van de ramp bij Tsjernobyl expliciet aan de orde gesteld.
In de TACIS programma's van 1995, in het bijzonder in het interstatelijke programma, wordt reeds een aanzet gegeven tot samenwerking op milieugebied, met name de gezamenlijke ontwikkeling van nationale milieu-actieprogramma's, ter implementatie van het Milieu-actieprogramma voor Midden- en Oost-Europa zoals dat in Luzern in 1993 is vastgesteld. De afspraken in de partnerschapsakkoorden, ten aanzien van de uitwisseling van experts, gezamenlijk onderzoek en verbetering van wetgeving, bieden goede aanknopingspunten voor uitbreiding van de samenwerking.
Artikel 62 (Vervoer) (Kazachstan 55; Kirgizstan 56; Wit-Rusland 64)
De samenwerking op transportgebied heeft als belangrijkste doel het herstructureren en moderniseren van de transportsystemen in Moldavië, Kazachstan, Kirgizstan en Wit-Rusland opdat een betere integratie in het mondiale transportsysteem mogelijk wordt.
Artikel 56 Kazachstan (Ruimte) (Moldavië, Kirgizstan en Wit-Rusland geen equivalent)
Aangezien Kazachstan een ruimtevaartcentrum heeft, is tijdens de onderhandelingen in het partnerschapsakkoord met dit land een speciaal artikel opgenomen over samenwerking inzake onderzoek, ontwikkeling en commerciële toepassingen op het gebied van civiele ruimtevaart. Inmiddels is onlangs dit ruimtevaartcentrum voor een periode van 20 jaar door Rusland gepacht zodat de mogelijkheid van een eventuele samenwerking mede in dit licht moet worden bezien.
Artikel 63 (Post en telecommunicatie) (Kazachstan en Kirgizstan 57; Wit-Rusland 65)
Modernisering van de telecommunicatie-systemen in Moldavië, Kazachstan, Kirgizstan en Wit-Rusland in het algemeen heeft een hoge prioriteit naast de integratie van deze systemen in de Europese en mondiale netwerken. De voorziene samenwerking op dit terrein met onderhavige partnerlanden omvat een breed spectrum van mogelijke activiteiten die naast een ondersteunend ook een commercieel karakter dragen. Tevens zal de samenwerking gericht zijn op het ontwikkelen van een telecommunicatie- en postbeleid.
Artikel 64 (Financiële diensten) (Kazachstan en Kirgizstan 58; Wit-Rusland 66)
Overeenkomstig de akkoorden met Rusland en Oekraïne, is vastgelegd dat zal worden samengewerkt om de financiële sector te ontwikkelen (onder meer de ontwikkeling van het bankwezen, een belastingstelsel en het verzekeringswezen).
Artikel 65 (Monetair beleid) (Wit-Rusland 67; Kazachstan en Kirgizstan geen equivalent)
Op verzoek van het partnerland zal de Gemeenschap technische assistentie verlenen gericht op versterking van het monetair systeem, het bereiken van convertibele valuta en aanpassing van het beleid in de richting van het Europees Monetair Stelsel.
Artikel 66 (Witwassen van geld) (Kazachstan en Kirgizstan 59; Wit-Rusland 68)
Gezien de activiteiten die zowel de lid-staten als de Gemeenschap ontplooien ter bestrijding van het gebruik van kredietinstellingen, verzekeraars en overige financiële instellingen voor het witwassen van opbrengsten van criminele activiteiten («witwassen van geld»), leek het aangewezen daaraan, naar analogie van de akkoorden met Rusland en Oekraïne, in deze akkoorden aandacht te besteden. Daartoe verbinden partijen zich samen te werken om misbruik van hun financiële systemen te voorkomen. Deze samenwerking heeft tot doel passende standaarden te ontwikkelen die gelijkwaardig dienen te zijn aan de al door de Gemeenschap en andere internationale organisaties ontwikkelde standaarden. Deze standaarden zien toe op het strafbaar stellen van witwassen, identificatie en registratie van cliënten alsmede het mogelijk maken van een zogenaamde «audit-trail», melding van bepaalde transacties en (internationale) samenwerking.
Artikel 73 (Douane) (Kazachstan en Kirgizstan 66; Wit-Rusland 75)
Met betrekking tot douane bevatten de akkoorden ieder een artikel dat overeenkomt met de betreffende bepaling in het akkoord met Oekraïne (artikel 68). Daarin wordt bepaald dat het doel van de douanesamenwerking is dat de voorschriften inzake handel en eerlijke handel worden nageleefd en dat het douanesysteem van het betreffende partnerland wordt aangepast aan het douanesysteem van de Europese Gemeenschap (het akkoord met Rusland is afwijkend omdat daar als doel enkel de compatibiliteit van de douanesystemen wordt vermeld).
De nader aangeduide terreinen van samenwerking van de akkoorden zijn eveneens hetzelfde als bij Oekraïne (onder anderen uitwisseling van informatie, verbetering van werkmethoden, organisatie van studiebijeenkomsten).
Het belang van de afstemming van douanestelsels tussen de EG en de betrokken landen is gelegen in de goede toepassing van handelspolitieke regelingen en andere regelingen die betrekking hebben op in-, door en uitvoer voor het grensoverschrijdend goederenverkeer.
In het artikel inzake douanesamenwerking wordt in het laatste lid tevens verwezen naar het artikel over samenwerking betreffende verdovende middelen, gezien de taak van de douane bij drugsbestrijding. Net als bij het akkoord met Oekraïne komt in het onderhavige artikel van de akkoorden met Moldavië, Kirgizstan en Wit-Rusland geen verwijzing voor naar een algemeen artikel over de samenwerking op het gebied van voorkoming van illegale activiteiten. Zo'n artikel is wel in het akkoord met Kazachstan (artikel 70) opgenomen.
Protocol 2 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten in douanezaken
Het protocol inzake wederzijdse administratieve bijstand op douanegebied met de vier partnerlanden stemt overeen met het protocol bij het akkoord met Oekraïne. Dit protocol telt vijftien artikelen, hetgeen een artikel meer is dan bij het protocol met Rusland, omdat ook een bepaling over de afgifte van documenten en de kennisgeving van besluiten is opgenomen (artikel 5).
Voorts heeft het protocol een iets andere aanduiding dan het protocol bij het akkoord met Rusland (dat betreft «wederzijdse administratieve bijstand voor de correcte toepassing van douanewetgeving»). Overigens zijn de protocollen met de genoemde republieken van de voormalige Sovjetunie identiek.
Tenslotte wordt voor een toelichting op de inhoud van het protocol verwezen naar de memorie van toelichting bij de partnerschapsakkoorden met Rusland en Oekraïne (bladzijden 23–24).
Artikel 76 (Verdovende middelen) (Kazachstan en Kirgizstan 69; Wit-Rusland 78)
De samenwerking op het terrein van drugs dient ertoe de illegale drugshandel te bestrijden en het misbruik van drugs te verminderen. De samenwerking is vooral gebaseerd op onderling overleg en coördinatie op de met verdovende middelen verband houdende terreinen.
Artikel 70 Kazachstan (Samenwerking op het gebied van voorkoming van illegale activiteiten) (Moldavië, Kirgizstan en Wit-Rusland geen equivalent)
Analoog aan artikel 84 in het partnerschapsakkoord met Rusland, voorziet artikel 70 van het akkoord met Kazachstan in de mogelijkheid tot samenwerking van de partijen met het oog op voorkoming van illegale activiteiten. Een dergelijke bepaling was aanvankelijk niet voorzien, maar tijdens de onderhandelingen is hierop door Rusland en Kazachstan aangedrongen. De gebieden waarop deze samenwerking met name betrekking zal kunnen hebben, houden verband met onderwerpen die elders in het akkoord aan de orde komen. Artikel 70 bevat aldus een kader voor samenwerking die complementair is ten opzichte van de overige samenwerking die door het akkoord wordt voorzien. De samenwerking richt zich met name op technische en administratieve bijstand.
TITEL VIII CULTURELE SAMENWERKING (MOLDAVIË ARTIKEL 77; WIT-RUSLAND 80; KAZACHSTAN TITEL VII, ARTIKEL 71; KIRGIZSTAN TITEL VII, ARTIKEL 70)
Het artikel inzake culturele samenwerking in onderhavige akkoorden is geheel identiek aan het overeenkomstige artikel in het akkoord met Oekraïne. Ook in deze vier akkoorden wordt de mogelijkheid gecreëerd de bestaande culturele samenwerkingsprogramma's van de Gemeenschap en/of de lid-staten tot de betreffende partnerlanden uit te breiden.
TITEL IX FINANCIËLE SAMENWERKING (MOLDAVIË ARTIKELEN 78–81; WIT-RUSLAND 81–84; KAZACHSTAN TITEL VIII, ARTIKELEN 72–75; KIRGIZSTAN TITEL VIII, ARTIKELEN 71–74)
Overeenkomstig de bestaande praktijk met betrekking tot het verlenen van technische assistentie aan republieken van de voormalige Sovjetunie, wordt in deze titel bevestigd dat alle vier de landen hiervoor in aanmerking komen. Deze assistentie zal, net als nu het geval is, worden verstrekt in de vorm van giften onder het TACIS-programma. Deze technische bijstand is bedoeld ter ondersteuning van de politieke, economische en sociale hervormingen. De vaststelling van het programma, met de daarin opgenomen prioriteitstelling, vindt plaats in nauwe samenwerking tussen de Gemeenschap en het ontvangende land.
Naar analogie van de akkoorden met Rusland en Oekraïne, wordt tenslotte gesteld dat het verstrekken van de bijstand door de Gemeenschap nauw gecoördineerd zal worden met andere donoren teneinde de effectiviteit van de hulp te optimaliseren.
TITEL X INSTITUTIONELE, ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN (MOLDAVIË ARTIKELEN 82–106; WIT-RUSLAND 85–109; KAZACHSTAN TITEL IX, ARTIKELEN 76–100; KIRGIZSTAN TITEL IX, ARTIKELEN 75–99)
De artikelen onder deze titel zijn voor alle vier de akkoorden identiek. Tevens zijn zij gelijkluidend aan de artikelen onder de overeenkomstige titel van de akkoorden met Rusland en Oekraïne. Een van de belangrijkste elementen hieruit is de instelling van een Samenwerkingsraad, een Samenwerkingscomité en een Parlementair Samenwerkingscomité. Andere belangrijke bepalingen onder deze titel betreffen de geschillenbeslechtingsprocedure, de bescherming van de essentiële veiligheidsbelangen, een territoriale clausule, de authentieke versies van de akkoorden, de status van bijlagen, alsmede een non-discriminatieclausule.
De bijlagen bij de verdragen vormen een integrerend bestanddeel daarvan. Deze bijlagen zijn van technische of uitvoerende aard, aangezien zij procedurele, beschrijvende of technische regels bevatten, die een nadere uitwerking vormen van de verdragsartikelen waarop zij betrekking hebben. Voor zover de bijlagen (mede) tot de bevoegdheden der lid-staten behoren, zullen eventuele wijzigingen ervan op grond van het bepaalde in artikel 7, onder f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen hier te lande geen parlementaire goedkeuring behoeven, tenzij terzake thans een voorbehoud wordt gemaakt.
Voor een verdere toelichting zij verwezen naar de memorie van toelichting bij de akkoorden met Rusland en Oekraïne.
Net zoals de partnerschapsakkoorden met Rusland en Oekraïne zullen de onderhavige akkoorden, voor wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, alleen voor Nederland gelden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. van Mierlo
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,
M. Patijn
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25086-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.