25 080
Financiële relaties met grote ondernemingen

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 april 1997

Mede namens de Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Financiën doe ik u hierbij mijn reactie toekomen op de brief van de commissie voor de Rijksuitgaven (25 080, nr. 11).

Een deel van mijn reactie is vertrouwelijk ter inzage gelegd. De terinzagelegging geschiedt bij de voorzitter van de Tweede Kamer.

Vraag 77, 78, 79 en 87

De inspecteur heeft ultimo 1993 in het kader van wetstoepassing zekerheid vooraf gegeven aan de hand van de uiteindelijke vormgeving van de Philips/Rabo transactie.

Door de staatssecretaris is in het besloten overleg van 14 oktober 1993 aangegeven, dat nieuwe transacties van geval tot geval beoordeeld zouden worden. Dat is, indien betrokkenen om zekerheid vooraf verzoeken bij dergelijke transacties, een gebruikelijke gang van zaken en behoefde geen nadere aanwijzing aan de belastingdienst. In dat zelfde overleg heeft de staatssecretaris op verzoek van de Kamer toegezegd criteria voor deze toetsing te zullen ontwikkelen; het ging daarbij niet om nieuwe wettelijke criteria, maar om criteria voor het verstrekken van zekerheid vooraf, in het kader van de bestaande wettelijke regels.

Bedrijven behoeven overigens geen zekerheid vooraf te vragen: zij kunnen een sale-lease-back van immateriële activa tot stand brengen en het resultaat naar eigen inzichten in de belastingaangifte verwerken.

In het openbaar overleg van 15 december 1993 is van die toezegging publiekelijk melding gemaakt en is de instelling van een werkgroep gemeld. Binnen de belastingdienst is hiervan melding gemaakt in het Landelijk Technisch Overleg van 9 december 1993.

Opgemerkt wordt dat Nederland in EU en OESO-verband op het punt van immateriële activa geen bijzondere positie inneemt. Een voorlopige verkenning van het Internationaal Belasting Documentatie Bureau voegen wij bij1. Daaruit komt naar voren dat het Nederlandse belastingstelsel op het punt van sale-lease-back van materiële en immateriële activa vergelijkbaar is met dat van de meeste EU-lidstaten.

Vraag 92

Zowel in de ogen van Philips en Rabo als in die van de inspecteur was bij de voorgenomen transactie, gemeten aan het kader van wet en jurisprudentie, sprake van operational lease. De aanschrijving van 24 augustus 1994 brengt – vanzelfsprekend – geen wijziging in de wettelijke regelgeving of jurisprudentie. Wel zal het al of niet geven van zekerheid vooraf door de inspecteur aan deze aanschrijving worden getoetst.

Vraag 112

Wij menen dat de bij brief van 12 maart 1997 gegeven antwoorden voldoende inzicht geven in de bedragen die met beide transacties gemoeid zijn en achten het niet zinvol de vele in het artikel genoemde bedragen die deels onjuist zijn, deels op een onjuist inzicht in de fiscale regelgeving berusten, uitputtend van commentaar te voorzien. In het vertrouwelijk deel van deze reactie treft u een cijfermatig commentaar aan op enkele in het oog springende onjuistheden.

Vraag 124

Uit de ambtelijke aantekeningen van het overleg blijkt op geen enkele wijze dat tijdens het overleg van 14 oktober 1993 vragen zijn gesteld met betrekking tot de hoogte van de rentevergoeding, lagere leasebetalingen gedurende de eerste vijf jaar en mogelijke interesse bij andere banken. In het antwoord op de vragen van de leden, die onder meer betrekking hadden op details van de transactie, heeft de toenmalige staatssecretaris aangegeven dat nieuwe transacties, van geval tot geval getoetst zouden worden, aangeduid waar de aanpassingen lopende de besprekingen op betrekking hadden en tot uitdrukking gebracht te zullen bezien of beleidslijnen konden worden ontwikkeld.

Vervolgens heeft hij kenbaar gemaakt dat de transactie als fiscaal aanvaardbaar binnen wet en jurisprudentie kon worden beschouwd.

De Commissie heeft daarop ingestemd met het door de staatssecretaris gevoerde beleid.

In het openbare overleg van 15 december 1993 (23 400 IXB, nr. 11, blz. 9) is gevraagd om de criteria voor dit soort transacties met immateriële activa bekend te maken. De staatssecretaris wees erop dat een gelijke behandeling gewaarborgd is, gezien zijn eerdere toezegging dat nieuwe sale-lease-back transacties op dezelfde wijze getoetst zullen worden als die tussen Philips en de Rabobank.

De Minister van Financiën,

G. Zalm


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven