25 074
Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO)

nr. 142
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 februari 2007

Uw Kamer werd bij brief van 12 oktober 2006 (Kamerstuk 2006–2007, 25 074, nr. 136) ingelicht over de stand van zaken in de onderhandelingen in de WTO-ronde en de plannen van de EU om vrijhandelsakkoorden met een aantal Aziatische landen af te sluiten. Tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer op 31 oktober 2006 (25 074, nr. 140) is nader gesproken over deze ontwikkelingen. In het bijzonder over het feit dat de WTO-ronde en de bilaterale EU-vrijhandelsakkoorden twee complementaire sporen betreffen. Daarbij werd duidelijk: «Doha first, but not Doha only». Afronding van de WTO-ronde in 2007 met een ambitieus en evenwichtig resultaat blijft de prioriteit van de Nederlandse regering.

De door de Europese Commissie voorgestelde regionale en bilaterale vrijhandelsakkoorden kunnen aanvullend en ondersteunend werken ten opzichte van het multilaterale stelsel. Bijvoorbeeld door maatwerk bij de aanpak van belemmerende regelgeving, het aansnijden van nieuwe thema’s die in multilateraal verband moeilijk van de grond komen en erkenning van het specifieke karakter van de betrekkingen met landen of een regio. Daarnaast is een reactie van belang op het toenemende aantal akkoorden dat landen als de VS en Japan afsluiten met landen rond de Stille Oceaan.

Op 18 januari jl. heb ik u een brief gestuurd in reactie op vragen van het lid Irrgang over de richtsnoeren voor onderhandelingen over vrijhandelsakkoorden met een aantal Aziatische landen (Aanhangsel der Handelingen II, vergaderjaar 2006–2007, nr. 677). Een deel van deze vragen zijn toen nog niet aan bod gekomen en daarop zal hieronder worden ingegaan.

WTO-ronde

Op 24 juli 2006 werden de WTO onderhandelingen door de DG-WTO, Pascal Lamy, voor onbepaalde tijd opgeschort. Pas na de verkiezingen voor het Amerikaanse Congres begin november 2006 kwam informeel overleg over vooral technische kwesties weer voorzichtig op gang. Parallel daaraan vond een reeks bilaterale ontmoetingen plaats tussen onderhandelingspartijen. Vooral topontmoetingen tussen EU en VS in januari 2007 gaven aanleiding tot voorzichtig optimistische berichten over formele hervatting van inhoudelijke onderhandelingen, ook over de meer politiek beladen onderwerpen. Een dertigtal handelsministers dat op 27 januari jl. bijeenkwam in de marge van het Wereld Economisch Forum te Davos, gaf vervolgens een krachtig signaal dat de echte onderhandelingen over de volle breedte van thema’s, en met name op de kerndossiers landbouw, industrieproducten en diensten, spoedig dienen te worden hervat. Daarnaast benadrukten zij dat partijen bereid moeten zijn naar compromissen te zoeken. Inmiddels is besloten dat de onderhandelingen op korte termijn zullen worden hervat.

Om te komen tot het besluit tot hervatting van onderhandelingen was het nodig dat in ieder geval de VS en de EU tot het inzicht kwamen dat er kansen op vooruitgang zijn op landbouwgebied. De Europese Commissie en de VS voeren verkennende gesprekken, maar onderhandelen (nog) niet over concrete cijfers. Duidelijk is wel dat een mogelijk compromis in de buurt van het voorstel van de G201 van ontwikkelingslanden zal moeten liggen (dit voorstel bepleit voor markttoegang een gemiddelde tariefreductie van 54% en een significante reductie en disciplinering van handelsverstorende steun).

Alhoewel er politieke wil is om de onderhandelingen te hervatten, is het verdere verloop onzeker, onder andere omdat:

• de Amerikaanse Trade Promotion Authority (TPA) eind juni afloopt. Zonder TPA zal het voor de Administratie veel moeilijker zijn om onderhandelingsuitkomsten door het Congres te loodsen. President Bush heeft daarom op 31 januari jl. het Congres gevraagd om verlenging van TPA. Leidende figuren van de nieuwe Democratische meerderheid in het Congres lijken bereid tot een zakelijke benadering, maar geven aan dat het dan nodig zal zijn dat er voor de VS voldoende interessante onderhandelingsmaterie, met name op het vlak van markttoegang, op tafel ligt;

• de eind januari gepresenteerde voorstellen voor een nieuwe Farm Bill geen aanleiding geven te veronderstellen dat de VS de interne steun effectief zullen verlagen;

• over diensten en industrieproducten sinds afgelopen zomer nauwelijks gesproken is. Dat geldt ook voor regelgevende kwesties zoals hervorming van regels voor anti-dumping, (visserij) subsidies, handelsfacilitatie en regionale handelsakkoorden. Het streven is hier wel om de draad snel weer op te pakken;

Nederlandse inzet WTO-ronde

Zoals eerder aangegeven blijft het multilaterale handelsstelsel voor Nederland centraal staan. Het is dan ook verheugend dat de onderhandelingen over de volle breedte worden hervat. Nederland blijft zich inzetten voor een substantieel en ambitieus akkoord dat serieus werk maakt van de ontwikkelingsdimensie van deze ronde. Een goed akkoord betekent minder handelsverstorende subsidies, vergroting van de markttoegang voor Nederlandse en Europese ondernemers elders, en verduidelijking en versimpeling van regels en procedures om internationaal te opereren als bedrijf. Wat betreft ontwikkelingsaspecten betekent een goed akkoord onder andere concrete resultaten ten aanzien van verruiming van markttoegang, significante verlaging en disciplinering van handelsverstorende landbouwsteun voor producten die van belang zijn voor ontwikkelingslanden, in het bijzonder katoen. Daarnaast moet er voldoende flexibiliteit zijn voor (arme) ontwikkelingslanden (speciale producten en speciale vrijwaring bij landbouw en flexibiliteit bij Non Agriculture Market Access en diensten) en effectieve Aid for Trade programma’s. Het is van groot belang dat de lidstaten de Europese Commissie blijven steunen en de ruimte geven zich flexibel op te stellen om tot een ambitieus akkoord te komen.

Regionale en bilaterale Akkoorden

De Europese Commissie heeft in oktober 2006 de mededeling «Global Europe» gepubliceerd over de externe concurrentiekracht van de EU. Hierin wordt onder meer geschetst hoe de EU competitief kan blijven in de wereldeconomie door zich zowel in te zetten voor een succesvolle WTO-ronde als voor vrijhandelsakkoorden met economisch interessante partijen. Deze partijen zijn geselecteerd op de omvang en potentie van de markt en op het feit dat zij relatief veel handelsbelemmeringen kennen. Bovendien hebben deze landen de laatste jaren handelsakkoorden afgesloten met andere landen als de VS en Japan, of zijn van plan dat te doen. Deze mededeling werd onderschreven door alle lidstaten en de Raad van Ministers van de EU heeft de Commissie gevraagd met voorstellen te komen voor onderhandelingsrichtsnoeren.

Begin december 2006 presenteerde de Commissie concept-onderhandelingsrichtsnoeren aan de lidstaten voor vrijhandelsakkoorden met ASEAN-landen, India en Zuid-Korea. De Commissie deed tevens voorstellen voor onderhandelingsrichtsnoeren voor associatieakkoorden, met daarbinnen een vrijhandelsakkoord, met de Andes-landen (Bolivia, Colombia, Ecuador en Peru) en Centraal Amerika (Costa Rica, El Salvador, Guatemala, Honduras, Nicaragua, Panama). Deze richtsnoeren worden momenteel in Brussel op technisch niveau besproken. De Europese Commissie en het Duitse voorzitterschap streven ernaar de mandaten in maart of april door de Raad van Ministers van de EU definitief te laten vaststellen.

De economische drijfveren om deze vrijhandelsakkoorden af te sluiten, komen duidelijk tot uitdrukking in de onderhandelingsrichtsnoeren. De voorgestelde richtsnoeren omvatten een breed scala van onderwerpen, onder meer handel in goederen en diensten, intellectueel eigendom, mededinging, overheidsaanbestedingen, kapitaalverkeer en investeringen. In het algemeen is de ambitie hoog. WTO-conformiteit is uitgangspunt voor de vrijhandelsakkoorden, hetgeen betekent dat «substantially all trade» voor landbouw- en industriegoederen en diensten zal worden geliberaliseerd. Tevens is bevordering van duurzame ontwikkeling – in relatie tot handel – in brede zin opgenomen in de richtsnoeren. Daarbij zal vooral gezocht worden naar positieve prikkels op gebieden van non-trade concerns zoals arbeidsnormen, milieu en dierenwelzijn. De concrete uitwerking hiervan moet nog ter hand worden genomen.

Nederlandse inzet regionale en bilaterale akkoorden

Zoals besproken tijdens het laatste Algemeen Overleg steunt de Nederlandse regering het voornemen van de Commissie om met India, Zuid Korea en de ASEAN-landen vrijhandelsakkoorden af te sluiten omdat het van groot belang is om met hen de economische banden te versterken. Ook ondersteunt de Nederlandse regering het voornemen van de Commissie vrijhandelsakkoorden af te sluiten met de Andeslanden en Centraal Amerika.

Alvorens deze landen en regio’s afzonderlijk te behandelen, zal ingegaan worden op de algemene inzet bij dergelijke akkoorden.

Aangezien diensten een groot deel zijn van onze economie, is het voor Nederland goed als ook de handel in diensten wordt geliberaliseerd. Daarnaast ondersteunt de Nederlandse regering het voorstel om onderwerpen als mededinging en investeringen mee te nemen in de onderhandelingen. Nederland is immers één van de grootste investeerders in de wereld en heeft behoefte aan een vrij en rechtszeker investeringsklimaat. Verder is het evident dat het Nederlandse innovatieve bedrijfsleven behoefte heeft aan goede bescherming van intellectueel eigendom, en vooral de handhaving daarvan.

Afzonderlijke handelsakkoorden bieden de mogelijkheid tot maatwerk. Dat betekent dat er wat de Nederlandse regering betreft ook rekening zal moeten worden gehouden met de zeer verschillende ontwikkelingsniveaus van de betreffende landen (in het bereik van het akkoord, asymmetrie in de implementatie en infasering van liberaliseringsafspraken). Ook zal Nederland voor de dienstensector niet aansturen op liberalisering van gevoelige sectoren wanneer onderhandelingspartners die niet in de onderhandelingen willen betrekken. Verder zal Nederland ervoor waken dat de beleidsruimte die ontwikkelingslanden hebben in het kader van het WTO-TRIPs-verdrag (met name gericht op bescherming van de volksgezondheid aldaar) door de EU wordt gerespecteerd. Tenslotte zou het wenselijk zijn dat de onderhandelingspartners die daartoe in staat zijn, volledig vrije toegang geven aan minst ontwikkelde landen.

Nederland is voorstander van aandacht voor duurzaamheidsaspecten van handel binnen vrijhandelsakkoorden, gebaseerd op de door de Commissie voorgestelde aanpak op basis van positieve prikkels. Daarbij zal worden gezocht naar stimulerende maatregelen en samenwerking in plaats van sancties (zoals het intrekken van preferenties). Nederland zal actief deelnemen aan de discussie, die de komende tijd in Brussel gevoerd zal worden over de concrete invulling van deze paragraaf.

In antwoord op een vraag van lid Irrgang wil ik graag benadrukken dat liberalisering van de handel in milieugoederen en -diensten betekent dat tarifaire en non-tarifaire belemmeringen voor handel in die goederen en diensten worden verminderd dan wel opgeheven.

Afgezien van handelsaspecten en de ontwikkelingsdimensie, beoordeelt Nederland deze concept-richtsnoeren uiteraard ook in een politiek kader. De Europese Commissie onderhandelt reeds met een aantal ASEAN-landen over een zgn. Partnership and Cooperation Agreement (PCA), waarin onder meer ook de politieke clausules over mensenrechten, terrorismebestrijding, non-proliferatie, het ICC, en readmissie worden meegenomen. Nederland vindt het van belang dat er een duidelijke verbinding wordt gelegd tussen deze PCAs en de toekomstige vrijhandelsakkoorden met deze landen. De Europese Commissie heeft zelf ook al aangegeven deze verbinding juridisch en institutioneel te willen verzekeren. Voorts draagt Nederland duidelijk de lijn uit dat Birma geen onderdeel mag uitmaken van een akkoord met ASEAN-landen.

De bestaande samenwerkingsovereenkomsten met India en Zuid-Korea (uit respectievelijk 1994 en 2001) kennen nog geen politieke clausules. Nederland hecht eraan dat bij de afsluiting van de vrijhandelsakkoorden de politieke clausules alsnog een plaats krijgen.

India

India heeft in de voorafgaande dialoog met de EU aangegeven op vele terreinen volwaardig te willen onderhandelen en onderschrijft een ambitieuze liberaliseringsagenda. India heeft een groot (constant groeiend) arbeidspotentieel van hoogopgeleide kenniswerkers die bijvoorbeeld de dienstensector en de farmaceutica bemensen en verder uitbouwen. Indiase bedrijven zijn reeds op wereldschaal als investeerder actief. Tegelijkertijd kent India nog veel armoede, vooral op het platteland. Daarmee zal de EU rekening moeten houden.

ASEAN-landen

De verschillen tussen de ASEAN-landen zijn groot. Aan het ene uiterste een hoogontwikkeld land als Singapore en aan het andere uiterste minst ontwikkelde landen als Laos en Cambodja. Daartussen bevinden zich dan opkomende markten zoals Indonesië, Vietnam, Filippijnen, Brunei en Thailand. In het onderhandelingsvoorstel voor ASEAN-landen is een paragraaf opgenomen over bijzondere en gedifferentieerde behandeling, vooral om duidelijk te maken dat van bijvoorbeeld Laos en Cambodja niet hetzelfde wordt verlangd als van bijvoorbeeld Singapore. Dat onderschrijft Nederland ook.

Zuid-Korea

Zuid-Korea is een sterk ontwikkeld land dat op alle terreinen volwaardig wil onderhandelen en zelf ook veel ambitie heeft uitgesproken op onderwerpen als overheidsaanbestedingen, investeringen en mededinging. Voor Nederland, net als voor andere lidstaten van de EU, is het vooral van belang dat de Zuid Koreaanse non-tarifaire barrières worden weggenomen.

Andeslanden en Centraal Amerika

Zoals gezegd, de Europese Commissie stelt ook voor om de politieke en economische banden met de Andeslanden en Centraal Amerika te versterken door associatieakkoorden te sluiten met daarin een vrijhandelsovereenkomst. Doel van deze akkoorden is om een basis te leggen voor verdergaande regionale integratie aldaar en duurzame economische ontwikkeling op basis van handelsliberalisering. Bij deze landen bestaat al jaren de wens te komen tot handelsakkoorden met de EU. De Nederlandse regering steunt het voornemen van de Commissie om de onderhandelingen over deze associatieakkoorden nu snel van start laten gaan.

Met het weer op gang komen van onderhandelingen in de WTO-ronde ontstaat het juiste kader voor behandeling van afzonderlijke handelsakkoorden. Deze zijn immers geen alternatief voor multilaterale afspraken, maar bedoeld om daaraan aanvullend en ondersteunend te werken en passend maatwerk te bieden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

C. E. G. van Gennip


XNoot
1

De G20-groep bestaat momenteel uit de volgende 21 landen: Argentinië, Bolivia, Brazilië, Chili, China, Cuba, Egypte, Filippijnen, Guatamala, India, Indonesië, Mexico, Nigeria, Paraguay, Pakistan, Tanzania, Thailand, Uruguay, Venezuela, Zimbabwe en Zuid-Afrika.

Naar boven