25 065
Groepsgrootte in het basisonderwijs

nr. 18
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 12 december 2000

In het algemeen overleg over de groepsverkleining en kwaliteitsverbetering in het basisonderwijs heb ik met uw Kamer onder meer gesproken over het thema «leerstandaarden». Aan het slot van het debat heb ik een nadere uitwerking aangekondigd op dit thema. Met deze brief wil ik u informeren over de wijze waarop ik het beleid verder wil vormgeven. Ik doe dat tegen de achtergrond van de recent verschenen brief «Onderwijs in stelling», waarin de minister en ondergetekende hun visie ontvouwen op het onderwijs op middellange termijn. Met betrekking tot de kwaliteit van het (basis)onderwijs komt deze visie erop neer dat we naar een nieuw evenwicht streven tussen de actieve overheid enerzijds en de beleidsruimte voor de scholen anderzijds.

Onze inzet is dat de overheid voorzieningen treft die garanties creëren voor kwaliteit, gelijke kansen en variëteit. De school moet tegelijkertijd ruimte hebben om tot een invulling van het onderwijsprogramma te komen die recht doet aan kenmerken van haar leerlingen en aspecten van de omgeving van de school.

Inperking aantal kerndoelen

Het kwaliteitsbeleid zoals dat ons voor ogen staat, krijgt gestalte door de positie van scholen en de professionaliteit van onderwijspersoneel te versterken. Het van bovenaf opleggen van meer dan 100 kerndoelen past niet in dat streefbeeld. Scholen zijn dan immers niet in staat een eigen invulling te geven aan het onderwijsprogramma (maatwerk te leveren).

Dat betekent dat als eerste stap gewerkt zal worden aan een inperking van de kerndoelen tot die zaken die van essentieel belang zijn. Bovendien moet een concretere formulering van de kerndoelen ertoe leiden dat de scholen aan de kerndoelen meer houvast ontlenen bij het inrichten van hun onderwijsprogramma. Men kan deze nieuwe kerndoelen ook leerstandaarden noemen.

Op korte termijn zal ik een commissie installeren die een voorstel zal opstellen voor nieuwe kerndoelen. In lijn met het bovenstaande bevat dit voorstel een inperking van de kerndoelen. Het advies van de Onderwijsraad over leerstandaarden (Zeker Weten, 1999) zal door de commissie bij haar werk worden gebruikt.

De commissie staat onder voorzitterschap van prof. dr. W.H.F.W. Wijnen, hoogleraar onderwijssociologie aan de Universiteit Maastricht. De commissie zal in december 2001 haar rapport uitbrengen.

Voortgangsregistratie en openbare rapportage

Een belangrijk element in het advies van de Onderwijsraad over de leerstandaarden betreft de toetsing en openbare rapportage van de mate waarin scholen erin slagen de leerstandaarden te realiseren. Daarvoor is van belang dat alle scholen periodiek metingen verrichten van de leervorderingen van hun leerlingen. Een belangrijke handreiking hiervoor kan geleverd worden door het Cito. Bij het Cito is onlangs een voorstudie aanbesteed voor de ontwikkeling van een geavanceerd leerlingvolgsysteem. Dit leerlingvolgsysteem maakt gebruik van ICT en een centrale toetsenbank. Hiermee kan de school op flexibel te kiezen momenten nagaan of leerlingen een bepaald niveau hebben gerealiseerd. Het is in principe mogelijk toetsen van verschillende aanbieders te verwerken in het systeem. Het ontwikkelen en testen van een dergelijk systeem vraagt de nodige tijd (naar verwachting drie tot vier jaar).

Tot de nieuwe werkwijze van de inspectie behoort dat de inspectie per school de opbrengsten in kaart brengt. Op dit moment maakt de inspectie daartoe gebruik van onder meer de Cito-eindtoets en het Cito-leerlingvolgsysteem. In de toekomst kan op basis van de nadere concretisering van de kerndoelen (c.q. leerstandaarden) en de verdere uitwerking van het nieuwe geautomatiseerde leerlingvolgsysteem, preciezer gerapporteerd worden over het aantal leerlingen dat een zeker niveau heeft weten te realiseren.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

K. Y. I. J. Adelmund

Naar boven