25 059
Mensensmokkel en het vervalsen van paspoorten

nr. 6
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 17 januari 1997

De in oktober 1996 in de publiciteit gekomen zaak van mensensmokkel, waarbij ook vervalsingen van het Nederlandse paspoort van het nieuwe model zijn aangetroffen, heeft geleid tot een aantal activiteiten. Deze heb ik per brief van 26 oktober 1996 aan de Tweede Kamer aangekondigd (25 059, nr. 4) en over de voortgang daarvan heb ik op 6 december 1996 gerapporteerd aan de Tweede Kamer (25 059, nr. 5).

Sinds de rapportage begin december zijn er door de politie in Amsterdam Zuid-Oost vervalsingen van het Nederlandse paspoort en van paspoorten afkomstig uit een groot aantal andere landen aan het licht gebracht. Hierbij doe ik u verslag van de stand van zaken met betrekking tot de ondernomen acties, waarbij ik waar mogelijk inga op de in Amsterdam aan het licht gekomen vervalsingen.

Extern onderzoek besluitvorming reisdocumenten

Het bureau KPMG heeft in mijn opdracht een onderzoek uitgevoerd naar de besluitvorming met betrekking tot de invoering van de nieuwe reisdocumenten per 1 januari 1995. De opdrachtverlening daartoe heb ik bij brief van 6 december 1996 aan de Kamer toegezonden. Zoals bekend is de opdracht aan KPMG beperkt gebleven tot het doen van een op schriftelijke bronnen gebaseerd feitenonderzoek. De rapportage van KPMG, die mijns inziens een compleet beeld van de uit de dossiers blijkende feiten geeft, heb ik als bijlage bij deze brief gevoegd1.

Voorgenomen verbeteringen in het paspoort

Naar aanleiding van de recent in de openbaarheid gekomen vervalsingen van het nieuwe model Nederlandse paspoort heb ik voorstellen ontvangen van Enschedé/Sdu, tot stand gekomen in samenwerking met de CRI, de VNG en TNO. Deze voorstellen, die ik, onder voorbehoud van contra expertise, voornemens ben in te voeren, houden maatregelen in gericht tegen:

– het splitsen van het papier;

– het uitnemen en hergebruiken van de draad waar het boekje mee is gebonden;

– het kopiëren van de houderpagina door kleurencopiers.

Tot deze maatregelen behoren in ieder geval:

– het aanbrengen van diffuus printing;

– het gebruik maken van een fototang teneinde een speciaal perforaat in de foto aan te brengen.

Na contra-expertise, die ik voornemens ben te laten uitvoeren door het BKA, zal invoering zo spoedig mogelijk worden gerealiseerd. De betrokken partijen doen er alles aan om medio dit jaar te kunnen starten met de afgifte van aangepaste documenten. Bezien zal worden of en zo ja, welke, technische aanpassingen met betrekking tot het paspoort ook in de Europese identiteitskaart kunnen worden aangebracht. Besluitvorming daarover zal op korte termijn plaatsvinden.

Naar verwachting hebben de hier voorgestelde verbeteringen ook het effect dat vervalsingen van het soort dat in december in Amsterdam is aangetroffen, moeilijker te realiseren zijn.

Voorraad blanco documenten

Het doorvoeren van de verbeteringen in het paspoort doet de vraag rijzen of ook de thans aanwezige voorraad blanco documenten, bij Enschedé/Sdu en de tot afgifte bevoegde autoriteiten, moet worden aangepast. Aangezien niet alle verbeteringsvoorstellen kunnen worden doorgevoerd in reeds geproduceerde documenten, zouden zulke aanpassingen slechts partieel kunnen zijn. Dit impliceert dat bij doorvoering van laatstgenoemde maatregel er drie soorten documenten ontstaan: de reeds uitgegeven documenten, documenten die gedeeltelijk zijn aangepast en de conform de voorstellen geheel aangepaste documenten. Het bestaan van veel verschillende modellen van de reisdocumenten acht ik uit het oogpunt van beveiliging, en de positie van de Nederlandse reisdocumenten in het internationaal verkeer, ongewenst.

Resteren twee alternatieven, namelijk om ofwel de gehele blanco voorraad zonder aanpassingen uit te geven, ofwel de gehele blanco voorraad die op de startdatum van uitgifte van aangepaste documenten aanwezig is, in te nemen en te vernietigen. Indien ook de Europese identiteitskaart in beschouwing wordt betrokken, gaat het in totaal om maximaal plm. 1,5 mln documenten bij Enschedé/Sdu en de tot afgifte bevoegde autoriteiten tezamen. Het eerste alternatief is mijns inziens ongewenst omdat het dan te lang zal duren voordat de aangepaste documenten kunnen worden uitgegeven. Bovendien kan alsdan bij zo'n aanpak de datum waarop met afgifte van de aangepaste documenten wordt gestart, niet uniform zijn. De voorraden bij de verschillende tot afgifte bevoegde autoriteiten zijn immers niet overal even groot.

Op grond van het bovenstaande ben ik dan ook voornemens de gehele voorraad blanco documenten die op de startdatum van uitgifte van aangepaste documenten aanwezig is, te laten innemen en vernietigen.

Financiële consequenties

Definitieve besluitvorming over de financiële consequenties moet nog plaatsvinden. Naast de structurele kosten die ontstaan doordat de aangepaste documenten duurder zijn dan de huidige, ontstaan er incidentele kosten van transport en vernietiging van de voorraad blanco documenten. Zeker niet uit te sluiten is dat de rijksleges daartoe met een bedrag van enkele guldens per reisdocument worden verhoogd.

Vermissingen

In mijn brief van 6 december 1996 heb ik aangegeven mij te zullen beraden over op korte termijn te nemen maatregelen ten einde de ruimte te verkleinen die de huidige wet- en regelgeving biedt om bij vermissing een nieuw document te verkrijgen. Dat beraad heeft vooralsnog tot de volgende beleidsvoornemens geleid.

– In het vervolg zal bij vermissing van een reisdocument te allen tijde (dit in tegenstelling tot de huidige regelgeving) bij de politie aangifte moeten worden gedaan. Een vervangend reisdocument kan dan nog alleen worden verstrekt als betrokkene een door de politie opgesteld proces-verbaal kan overleggen. Deze regeling zal worden vastgelegd in een aanpassing van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 1995. Ik ben voornemens deze wijziging per 1 februari 1997 in werking te laten treden. Ik zal de gemeenten en de politiecorpsen hierover dezer dagen informeren.

– Ik zal bevorderen dat er een informatiesysteem op centraal niveau komt waarin de afgifte van paspoorten na aangifte van vermissing van het oude wordt geregistreerd. Dat zal de mogelijkheid geven om in individuele gevallen, met name indien dit vaak in kort tijdsbestek geschiedt, onderzoek in te stellen en zo nodig maatregelen te nemen.

– Ik zal bevorderen dat er een wetsvoorstel tot wijziging van de Paspoortwet bij de Staten-Generaal wordt ingediend, waarbij ondermeer artikel 24b zal worden aangepast. De huidige formulering van deze weigeringsgrond blijkt door de daarin opgenomen voorwaarde, dat de betrokken persoon in de afgelopen vijf jaar onherroepelijk wegens (medeplichtigheid aan) strafbare feiten met betrekking tot reisdocumenten moet zijn veroordeeld, in de praktijk onvoldoende mogelijkheden te bieden effectief op te treden tegen personen die veelvuldig nieuwe paspoorten aanvragen wegens vermissing van het oude. De gedachte gaat er hierbij naar uit om in het wetsvoorstel nadere mogelijkheden op te nemen om maatregelen te treffen tegen de houder van een reisdocument die in de praktijk blijk heeft gegeven van grove onzorgvuldigheid in het gebruik van dit staatseigendom.

Over de precieze vormgeving van deze maatregelen zal ik overleg voeren met de Minister van Justitie en de VNG.

Stand van zaken lopende acties

Gelijktijdig met het naar buiten komen van de vervalsingen van paspoorten in oktober 1996 heb ik de Kamer bericht (brief nr. RDB96/U772-RD van 16 oktober 1996) dat er een aantal paspoorten met defect laminaat was uitgegeven. Ik heb daarbij gemeld dat ik een actie zou doen starten die beoogt de paspoorten met defect laminaat terug te halen en de betrokkenen een goed exemplaar te verstrekken.

Op 12 november 1996 heb ik de burgemeesters van in totaal 106 gemeenten van de te volgen procedure op de hoogte gesteld. Het betrof hier gemeenten, waaraan paspoorten waren geleverd in een reeks van in totaal 61 600 paspoorten. De gemeenten werden verzocht de houders van verstrekte paspoorten uit de bedoelde nummerreeks op te roepen om hun paspoort voor controle aan de gemeente aan te bieden. Paspoorten met een defect laminaat dienden te worden ingenomen en deugdelijk onbruikbaar te worden gemaakt. In geval een houder bleek te zijn verhuisd, werden de gemeenten verzocht daarvan opgave te doen aan het ministerie van Binnenlandse Zaken. Op 28 november 1996 heb ik alle overige gemeenten van de terughaalactie op de hoogte gesteld en erop gewezen, dat zij kunnen worden benaderd met het verzoek om houders van een mogelijk defect paspoort die thans in hun gemeente woonachtig zijn op te roepen voor controle van het paspoort.

Ten behoeve van het herkennen van de defecte laminaten heeft Enschedé/Sdu aan alle gemeenten apparatuur en controlemateriaal verstrekt en bedieningsinstructies gegeven.

Tot op heden zijn als gevolg van de terughaalactie 157 exemplaren geretourneerd door 5 gemeenten.

Met de VNG en Enschedé/Sdu is overeengekomen, dat de gemeenten vergoeding krijgen van de legeskosten (zowel rijksleges als gemeentelijke leges) die aan een burger in rekening worden gebracht en, indien van toepassing, van de kosten voor het maken van nieuwe pasfoto's. Mocht een gemeente van oordeel zijn, dat extra kosten zijn gemaakt die niet uit deze vergoeding kunnen worden bestreden, dan kan zij een claim bij Enschedé/Sdu indienen.

Conclusies

In de discussie met de Kamer in oktober 1996 heeft de Kamer mij gevraagd of ik naar aanleiding van de toen aan het licht gekomen vervalsingen van het paspoort centrale personalisering en afgifte van paspoorten overwoog. Ik heb toen geantwoord dat ik die discussie niet uit de weg zou gaan als de noodzaak daartoe zou blijken. Met de nu door mij voorgestelde aanpassingen aan het paspoort heb ik maatregelen genomen die naar mijn mening op korte termijn mogelijk zijn, die een adequate reactie vormen op de geconstateerde gebreken en die passen binnen het contract dat de Staat met Enschedé/Sdu heeft.

Technologische ontwikkelingen bieden inmiddels nieuwe mogelijkheden tot het ontwikkelen van nog moeilijker vervalsbare reis- en identiteitsdocumenten. Ik acht het dan ook noodzakelijk te starten met het verkennen van de mogelijkheden om deze ontwikkelingen in te zetten voor een volgende generatie reisdocumenten. Dit onderzoek zal voortvarend ter hand worden genomen en leiden tot besluitvorming over de generatie reisdocumenten na afloop van het thans geldende contract met Enschedé/Sdu (per 1 januari 2001). Deze besluitvorming zal aan de Tweede Kamer worden voorgelegd.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven