nr. 179
VERSLAG OVER HET ADRES1 VAN J. J. H. OTTEN
TE AMSTERDAM, MET BETREKKING TOT HET AMBTSHALVE VERMINDEREN VAN EEN BELASTINGAANSLAG.
Vastgesteld, 11 september 1997
De commissie2, gezien de door de Staatssecretaris
van Financiën verstrekte inlichtingen,
overwegende,
dat adressant zich erover beklaagt dat de inspecteur der belastingen en
vervolgens de Staatssecretaris van Financiën hebben geweigerd om een
aanslag in de inkomstenbelasting over het jaar 1989 ambtshalve te verminderen,
respectievelijk te doen verminderen;
dat de inspecteur in juni 1990, in verband met de behandeling van adressants
aangifte, om bewijsstukken met betrekking tot een bepaalde door adressant
opgevoerde aftrekpost heeft verzocht;
dat de inspecteur vervolgens in december van dat jaar de aanslag heeft
opgelegd, in afwijking van de aangifte, na adressant enig uitstel te hebben
verleend voor het alsnog overleggen van bewijsstukken;
dat adressant begin 1991 een bezwaarschrift heeft ingediend, dat eind
1991 door de inspecteur is afgewezen, nadat adressant vergeefs opnieuw ruim
gelegenheid was geboden de bewijsstukken te tonen;
dat adressant eind 1991 een beroepschrift heeft ingediend, waarna het
gerechtshof hem tot medio 1993 tevergeefs gelegenheid heeft geboden het beroepschrift
met bewijzen aan te vullen en het beroepschrift vervolgens ongegrond heeft
verklaard;
dat adressant in februari 1994 heeft verzocht om ambtshalve vermindering
van de aanslag op grond van toen overgelegde bewijsstukken;
dat de inspecteur ook na herhaald verzoek van adressant heeft geweigerd
de aanslag ambtshalve te herzien, verwijzend naar een resolutie van de Staatssecretaris
van Financiën inzake het ambtshalve
verlenen van verminderingen en teruggaven uit maart 1991, laatstelijk
gewijzigd in juni 1996;
dat in die resolutie onder meer is bepaald dat geen vermindering wordt
verleend indien het aan grove schuld van de belastingplichtige zelf is te
wijten dat bezwaren tegen een aanslag niet binnen een gebruikelijke termijn
kunnen worden behandeld;
dat de Staatssecretaris zich vervolgens op het standpunt heeft gesteld
dat de inspecteur terecht heeft geweigerd om aan adressants verzoek tegemoet
te komen;
dat adressant aanvoert dat hij door persoonlijke omstandigheden niet eerder
in staat is geweest om de door de inspecteur gevraagde bescheiden over te
leggen;
dat echter zowel de inspecteur als het gerechtshof adressant ruime tot
zeer ruime termijnen heeft gegund om zijn bezwaren met bewijzen te staven;
dat adressant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij al het mogelijke
heeft gedaan om de verlangde bewijsstukken eerder te kunnen overleggen;
dat adressant noch zijn raadsman ter zitting van het Hof is verschenen;
dat terecht is geweigerd de aanslag ambtshalve te (doen) verminderen,
van oordeel,
dat niet is gebleken dat ten aanzien van adressant een onjuist fiscaal
beleid is gevoerd,
stelt aan de Kamer voor ten aanzien van dit adres over te gaan tot de
orde van de dag.
De voorzitter van de commissie,
Van Hoof
De griffier van de commissie,
Hubert
XNoot
1Dit adres en de stukken, welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste
hebben gestaan liggen op de griffie van de Commissie voor de Verzoekschriften,
Buitenhof 37, ter inzage voor de leden.
XNoot
2Samenstelling: Leden: Van Hoof (VVD), voorzitter, Ybema (D66),
Apostolou (PvdA), ondervoorzitter, Van der Hoeven (CDA), Koekkoek (CDA), Oedayraj
Singh Varma (GroenLinks), B. de Vries (VVD), Verkerk (AOV) en Van Oven (PvdA).
Plv. leden: Kamp (VVD), Giskes (D66), Liemburg (PvdA), Smits (CDA), Hillen
(CDA), vacature GroenLinks, Cherribi (VVD), Van Wingerden (AOV) en Middel
(PvdA).