25 053
Een afzonderlijke inkomensvoorziening voor kunstenaars (Wet inkomensvoorziening kunstenaars)

nr. 16
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 6 oktober 1997

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, onderdeel f, wordt na «met een ander» ingevoegd: tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad.

B

Aan artikel 9, vierde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Indien de belanghebbende aantoont dat zijn werkelijke beroepskosten hoger zijn dan het voor hem geldende normbedrag, worden deze werkelijke kosten in aanmerking genomen.

C

In artikel 12 wordt na «in de artikelen 9 en 10 genoemde bedragen» ingevoegd: , alsmede het percentage genoemd in artikel 11, eerste lid.

D

Aan artikel 16, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

E

Aan artikel 17, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het opleggen van een boete wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

F

Het bij nota van wijziging (kamerstukken II 1996/97, 25 053, nr. 6) ingevoegde artikel 47 wordt vernummerd tot artikel 47a.

G

In artikel 51 wordt de aanduiding «6.» ve rvangen door: 5.

Toelichting

A

De in onderdeel A opgenomen wijziging betreft aanpassing van artikel 3, onderdeel f, van het wetsvoorstel aan de tekst van artikel 4, onderdeel b, van de Algemene bijstandswet, zoals het laatstgenoemde artikel is gewijzigd bij de wet van 21 december 1995 (Stb. 1995, 691).

B

De in onderdeel B opgenomen wijziging voorziet er in dat ten aanzien van de kunstenaar die aantoonbaar meer beroepskosten maakt dan het forfaitaire bedrag, bij de vaststelling van het recht op uitkering van de werkelijke beroepskosten wordt uitgegaan.

C

Het in artikel 12 van het wetsvoorstel opgenomen percentage is ontleend aan artikel 26, derde lid, van de Algemene bijstandswet. Het aldaar vermelde percentage is afgeleid van de verhouding tussen de netto aanspraak op minimumvakantietoeslag over het minimumloon en de som van het netto minimumloon en de netto aanspraak op minimum-vakantietoeslag daarover. Aangezien het niet ondenkbeeldig is dat die verhouding wijzigt is in de Algemene bijstandswet voorzien in een indexeringsbepaling. Een dergelijke bepaling wordt alsnog in het wetsvoorstel opgenomen.

D

Bij de wet van 2 mei 1997 tot wijziging van de Algemene bijstandswet in verband met de preventie en bestrijding van armoede en van sociale uitsluiting (Stb. 1997, 193) is in de artikelen 14, tweede lid, en 14a, tweede lid, van de Algemene bijstandswet uitdrukkelijk opgenomen dat in het geval van ontbreken van verwijtbaarheid van het opleggen van een boete of maatregel wordt afgezien. In de artikelen 16, tweede lid, en 17, tweede lid, van het wetsvoorstel worden thans overeenkomstige bepalingen opgenomen.

E

Zie voor de toelichting op dit onderdeel die bij onderdeel B.

F

Deze wijziging behelst niet meer dan het kloppend maken van de nummering van de artikelen van het wetsvoorstel.

G

Bij de wet van 2 mei 1997 tot wijziging van de Algemene bijstandswet in verband met de preventie en bestrijding van armoede en van sociale uitsluiting (Stb. 1997, 193) is het vijfde lid van artikel 17 van de Algemene bijstandswet komen te vervallen. In verband hiermee wordt de in artikel 51 van de in het wetsvoorstel opgenomen nummering aangepast.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

Naar boven