nr. 27
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan deVoorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 7 oktober 1996
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen
op 8 oktober 1996. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring
van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één
van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel
dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 7 november
1996.Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste
lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State
gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen
het op 15 april 1994/14 juni 1996 te Lagos/Abuja tot stand gekomen Verdrag
tot wijziging van de op 26 januari 1983 te 's-Gravenhage tot stand gekomen
Bilaterale Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden
en de Regering van de Bondsrepubliek Nigeria inzake luchtdiensten (Trb. 1996,
203)1.
Een toelichtende nota bij dit verdrag treft U eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. van Mierlo
TOELICHTENDE NOTA
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt omdat het
uitsluitend een opmerking van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde
lid, onder b, van de Wet op de Raad van State).Luchtvaartbesprekingen gehouden
tussen Nederlandse en Nigeriaanse delegaties hebben geresulteerd in overeenstemming
over een wijziging van de op 26 januari 1983 te 's-Gravenhage tot stand gekomen
Bilaterale Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden
en de Regering van de Bondsrepubliek Nigeria inzake luchtdiensten, met Bijlage
(Trb. 1983, 40). Overeengekomen werd een nieuwe routetabel, die de Bijlage
bij de Bilaterale Overeenkomst vormt. Eveneens werd overeengekomen de Bilaterale
Overeenkomst te moderniseren door middel van aanvulling met een veiligheidsartikel
(artikel 11a). Er kwam een tekst tot stand die overeenkomt met het artikel
dat normaliter in door het Koninkrijk der Nederlanden afgesloten luchtvaartverdragen
voorkomt. Door middel van dat artikel wordt gevolg gegeven aan het algemeen
in de burgerluchtvaart erkende beginsel dat beveiliging in een luchtvaartverdrag
dient te worden geregeld op basis van internationale regelgeving terzake (zie
de «Model Agreement on Aviation Security» van de ICAO, de burgerluchtvaartorganisatie
van de Verenigde Naties, aangenomen bij Resolutie van 30 juni 1989, 21e bijeenkomst,
127e sessie). Het gaat hierbij om bescherming van de burgerluchtvaart door
middel van maatregelen gericht op het voorkomen van vliegtuigkapingen.
Het onderhavige, bij notawisseling tot stand gekomen, verdrag legt de
aanvulling vast, waarvoor thans de goedkeuring wordt gevraagd. Deze wijziging
zal, wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, evenals het verdrag van 1983
alleen voor Nederlanden gelden.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. van Mierlo