nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
bepalingen inzake het treffen van een inkomensvoorziening voor gewezen zelfstandigen
in de binnenvaart (Tijdelijke wet inkomensvoorziening gewezen binnenvaartondernemers).
De memorie van toelichting (en bijlagen), die het Wetsvoorstel vergezelt,
bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
8 oktober 1996
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om een aantal
gewezen binnenvaartondernemers voor uitkering ingevolge de Wet inkomensvoorziening
oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen in aanmerking
te doen komen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
Artikel 1
1. In deze wet wordt verstaan onder:
a. Ioaz: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
gewezen zelfstandigen;
b. gewezen zelfstandige: de gewezen zelfstandige, bedoeld in artikel 2
van de Ioaz;
2. In deze wet worden met gewezen zelfstandige gelijkgesteld:
a. de meewerkende echtgenoot in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 die voldoet aan artikel 2, eerste lid, onderdeel a of
b, van de Ioaz;
b. de persoon die voldoet aan artikel 2, eerste of tweede lid, van de
Ioaz en die met anderen het bedrijf of beroep heeft uitgeoefend in de vorm
van een maatschap, een vennootschap onder firma of een commanditaire vennootschap,
indien:
1°. de volledige zeggenschap in het bedrijf of beroep alleen of met
die anderen werd uitgeoefend en
2°. de financiële risico's van het bedrijf of beroep alleen of
met die anderen werden gedragen;
c. de persoon die voldoet aan artikel 2, eerste of tweede lid, van de
Ioaz en die, anders dan als werknemer in de zin van de Werkloosheidswet, het
bedrijf of beroep heeft uitgeoefend in de vorm van een besloten vennootschap
of een naamloze vennootschap.
Artikel 2
De voorwaarden voor het recht op uitkering krachtens de Ioaz, genoemd
in artikel 5, tweede en derde lid, van die wet gelden niet ten aanzien van
de gewezen zelfstandige, die:
a. in het jaar 1998 een uitkering ingevolge de Bedrijfsbeëindigingsregeling
binnenvaart heeft ontvangen, en;
b. voor 1 juli 1999 een aanvraag om uitkering ingevolge de Ioaz heeft
ingediend.
Artikel 3
Het recht op uitkering van de gewezen zelfstandige, bedoeld in artikel
2, ontstaat niet eerder dan met ingang van 1 januari 1999.
Artikel 4
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1999 en vervalt met
ingang van 1 januari 2009.
Artikel 5
Deze wet wordt aangehaald als: Tijdelijke wet inkomensvoorziening gewezen
binnenvaartondernemers.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Minister van Verkeer en Waterstaat,