25 032
Goedkeuring van de op 26 januari 1994 te Genève tot stand gekomen Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout, 1994, met bijlagen (Trb. 1995, 194)

B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 10 april 1996 en het nader rapport d.d. 23 september 1996, aangeboden aan de Koningin door de staatssecretaris van Economische Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 26 februari 1996, no.96.001013, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken en de Ministers voor Ontwikkelingssamenwerking, van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en van Volkhuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende goedkeuring van de op 26 januari 1994 te Genève tot stand gekomen Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout, 1994, met bijlagen (Trb.1995, 194).

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 26 februari 1996, nr. 96.001013, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 10 april 1996, nr. W10.96.0070, bied ik U hierbij aan.

1. De problematiek van de bedreigde tropische regenwouden is van groot mondiaal belang en heeft een nijpend karakter, zoals reeds enige jaren terug door de regering werd betoogd in het Regeringsstandpunt Tropisch Regenwoud (kamerstukken II 1990/91, 21 517, nrs. 2–3). In het licht hiervan is het de Raad van State opgevallen dat in de memorie van toelichting niet wordt ingegaan op de huidige stand van zaken met betrekking tot het verdwijnen van de tropische regenwouden. Evenmin wordt aandacht geschonken aan de mate waarin de op 18 november 1983 te Genève tot stand gekomen Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout, 1983 (Trb.1984, 82) (hierna: het verdrag van 1983) en haar opvolgster bijdragen aan de bestrijding van deze problematiek. Naar het oordeel van de Raad mag een dergelijke beschouwing niet ontbreken, aangezien daaruit de noodzaak van de regeling moet blijken.

Het college adviseert om in de geest van aanwijzing 212 van de Aanwijzingen voor de regelgeving de memorie van toelichting in de hiervoor bedoelde zin aan te vullen.

1. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State wordt in paragraaf II van de memorie van toelichting ingegaan op de huidige stand van zaken met betrekking tot het verdwijnen van de tropische regenwouden en wordt aangegeven hoe de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout, 1983 en haar opvolgster bijdragen aan de bestrijding van deze problematiek.

2. De op 26 januari 1994 te Genève tot stand gekomen Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout, 1994 (Trb.1995, 194), wijkt op enkele punten af van het verdrag van 1983, met name wat betreft de wijzigingsprocedure vervat in artikel 42. Deze afwijking dient naar het oordeel van de Raad te worden gemotiveerd in de toelichting.

2. Paragraaf III, onderdeel E, van de memorie van toelichting is naar aanleiding van het advies van de Raad aangevuld.

3. Blijkens paragraaf III, onderdeel E, van de memorie van toelichting is bij de ondertekening van het verdrag tevens een verklaring van voorlopige toepassing afgelegd. Ingevolge artikel 15 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking van verdragen kan de regering bewerkstelligen dat een verdrag voor het Koninkrijk voorlopig wordt toegepast, indien het belang van het Koninkrijk het vordert. De Raad acht het wenselijk dat in de memorie van toelichting het met voorlopige toepassing gediende belang van het Koninkrijk nader wordt aangegeven.

3. Overeenkomstig het advies van de Raad is in paragraaf VI van de memorie van toelichting het belang van het afgeven van een verklaring van voorlopige toepassing door het Koninkrijk aangegeven.

4. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

4. Aan de redactionele opmerking van de Raad is gevolg gegeven.

5. Paragraaf I, paragraaf III, onderdeel E, en paragraaf VI van de memorie van toelichting zijn geactualiseerd.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

W. Scholten

Ik moge U, mede namens de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken en de Ministers voor Ontwikkelingssamenwerking, van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

A. van Dok-van Weele

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 10 april 1996, no. W10.96.0070, met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft.

– In paragraaf III van de toelichting de vindplaats van het Convenant Tropisch Hout vermelden.

Naar boven