nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 9 maart 2000
Op 1 oktober 1997 (25 600-XV nr. 5) heeft mijn ambtsvoorganger u
geïnformeerd over de afspraken, die zijn gemaakt met de Stichting van
de Arbeid over de aanpak van knelpunten die zich voordoen bij werving en selectie.
In het bijzonder werd daarbij de nadruk gelegd op het beter toegankelijk en
beter toepasbaar maken voor bedrijven van de bestaande aanbevelingen van de
Stichting met betrekking tot werving en selectie (1991) en de wenselijkheid
van een dekkende klachtenvoorziening.
Vervolgens heeft er op 13 oktober 1998 in de Tweede Kamer een debat plaatsgevonden
naar aanleiding van een algemeen overleg op 1 oktober 1998 over de privatisering
van de Ziektewet. In dat debat is een motie ingediend door het lid van uw
Kamer, de heer De Wit (25 024, nr. 5), waarin de regering is gevraagd
zo spoedig mogelijk in overleg te treden met de Stichting van de Arbeid en
de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid (ROP) ten einde te komen tot een
betere naleving van de sollicitatiecode van de Nederlandse Vereniging voor
Personeelsbeleid (NVP).
Mede naar aanleiding van deze motie is de Stichting van de Arbeid aangespoord
in haar reeds lopende activiteiten te komen tot een handzame richtsnoer voor
bedrijven voor het terrein van werving en selectie. In dit kader is een samenwerkingsverband
met de NVP gezocht. Ook aan de ROP is bij brief van 4 januari 1999 door de
Minister van BZK gewezen op genoemde motie en op de activeiten van de Stichting
van de Arbeid. In het vragenuurtje van uw Kamer van 15 juni 1999 is hierover
mededeling gedaan door staatssecretaris Hoogervorst.
Het verheugt mij u nu te kunnen melden dat de Stichting van de Arbeid
thans is gekomen met een nieuwe, beknopte Aanbeveling Werving en Selectie1. Ondernemingen en partijen bij het CAO-overleg wordt
daarin gevraagd een zorgvuldig wervings- en selectiebeleid te bevorderen,
dat gebaseerd is op een aantal uitgangspunten met betrekking tot gelijke kansen, deugdelijke en volledige informatie, privacyaspecten en klachtenbehandeling.
De Stichting heeft daarbij gekozen voor (de promotie van) één
sollicitatiecode en voor één landelijke klachtenvoorziening.
Daartoe wordt in de Aanbeveling met nadruk gewezen naar de sollicitatiecode
van de Nederlandse Vereniging voor Personeelsbeleid (NVP), alsmede de daarbij
behorende klachteninstantie, zoals verzocht in de motie van het lid De Wit.
De tekst van de sollicitatiecode en de werkwijze van de klachteninstantie,
die op 1 april 2000 in werking treedt, zijn in overleg tussen Stichting en
NVP vastgesteld.
Hoewel de klachtenvoorziening in eerste instantie voor een periode van
twee jaar is vastgesteld, waarvoor ik een ondersteunende subsidie heb verstrekt,
ga ik er vanuit dat na de looptijd van twee jaar werkgevers en werknemers
in de Stichting, in overleg met de NVP, de klachtenregeling een vervolg zullen
geven. Ik verwacht dat het samenstel van de nieuwe aanbevelingen van de Stichting
met de nieuwe sollicitatiecode van de NVP en de daaraan gekoppelde klachtenregeling
de ondernemingen zal stimuleren tot het realiseren van een goed en zorgvuldig
wervings- en selectiebeleid, alsmede op die bedrijven toegesneden laagdrempelige
klachtenregelingen. Evenzeer zullen de door de Stichting en de NVP voorgenomen
voorlichtingsactiviteiten, en de ondersteunende rol daarbij van mijn departement,
daartoe een belangrijke bijdrage kunnen leveren. Hierbij denk ik met name
aan het Midden- en Kleinbedrijf.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
K. G. de Vries