nr. 16
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 23 juni 1998
Gisteren hebben NV Nederlandse Spoorwegen en Deutsche Bahn AG kenbaar
gemaakt dat zij hun goederenactiviteiten willen onderbrengen in een gemeenschappelijke
onderneming (zie bijgaand persbericht van NS)1.
Daartoe hebben zij een Memorandum of Understanding getekend. De intentie is
om na uitvoering onderzoek bij elkaars goederenbedrijven en toestemming van
de diverse betrokken autoriteiten medio volgend jaar met de gezamenlijke onderneming
aan te vangen.
De volgende zaken zullen van overheidswege nog worden onderzocht:
– mededingingsaspecten, zowel Europees als nationaal;
– belangen van het Nederlandse bedrijfsleven, met name nieuwe toetreders,
verladers en de Nederlandse havens;
– de aspecten met betrekking tot de Europese liberalisatie, in het
licht van de voorstellen van de Europese Commissie, waarover het komend najaar
in de Transportraad zal worden gesproken;
– bestuurlijke en personele consequenties.
Op basis van nadere informatie over deze aspecten zal ik een standpunt
innemen.
Zoals u weet ben ik voorstander van een verbetering van de prijs/kwaliteitsverhouding
in het goederenvervoer per spoor opdat een modal shift richting spoorvervoer
zal gaan optreden; onder andere door concurrentie en het toetreden van nieuwe
ondernemingen in deze sector kan dit worden bereikt. Daarmee zal conform de
doelstellingen van de nota Transport in Balans een groei van het goederenvervoer
per spoor optreden. De consequenties van het huidige voornemen zullen bezien
moeten worden op de effecten er van op deze beleidsuitgangspunten.
Ik acht het van belang u van deze plannen op de hoogte te stellen.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink