25 016
Beleidsvoornemens politie 1997

nr. 16
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 10 december 1996

Mij bereikte het verzoek om nog vóór de stemmingen van hedenmiddag inzake de bij het algemeen overleg over politie d.d. 2 december jl. ingediende moties en het ene amendement mijn oordeel te geven over bovengenoemde motie.

Mijn oordeel hierover meende ik reeds bij gelegenheid van het algemeen overleg zelf genoegzaam kenbaar te hebben gemaakt. Ik heb daarbij aangegeven dat ik op zich bereid ben om te trachten gegevens, die gestandaardiseerd via geautomatiseerde systemen, zoals bijvoorbeeld het BIS, als informatie beschikbaar zijn op gezette tijden «naar boven te halen, op te tellen en aan de Kamer te verstrekken». Een halfjaarlijkse gegevensverstrekking zou te dien aanzien wellicht mogelijk zijn, maar wèl dient te worden gewaakt voor een halfjaarlijks begrotingsoverleg. Waar mogelijk zou nadrukkelijk een onderscheid moeten worden gemaakt tussen begrotings- en niet-begrotingsgerelateerde informatie.

Ik voeg hier thans nog het volgende aan toe. In de motie wordt uitgesproken dat de halfjaarlijkse rapportage in ieder geval een achttal onderwerpen zou moeten betreffen. Een van de genoemde onderwerpen betreft de betrokkenheid van gemeenteraden bij het beheer. Hoewel ik met de indiener van de motie van oordeel ben dat het hier een wezenlijk punt betreft, denk ik niet dat dat zich goed zou lenen voor een halfjaarlijkse rapportage aan de Kamer. Te overwegen zou zijn dit element om die reden in de tekst van de motie te laten vervallen. Overigens zou het mij, bij aanvaarding van de motie door de Kamer, goed lijken bij een volgend overleg met de Kamer nader te spreken over de exacte elementen van de halfjaarlijkse rapportages.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

Naar boven