nr. 14
MOTIE VAN HET LID DIJKSMAN C.S.
Voorgesteld in het wetgevingsoverleg van 2 december 1996
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat het regionale politiebestel enerzijds lokaal maatwerk
in de politiezorg mogelijk maakt en anderzijds mogelijkheden biedt voor landelijke
uniformiteit bij de taakuitoefening en de inrichting van de korpsen, om aldus
een bepaalde mate van gelijkwaardigheid van politiezorg in het gehele land
te waarborgen;
van oordeel, dat de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van
Justitie op grond van hun «beheer op afstand», zoals vastgelegd
in de Politiewet 1993, de verantwoordelijkheid hebben de landelijke uniformiteit
in politiezorg te bewaken en waar nodig daarvoor regels te stellen;
van oordeel, dat de Tweede Kamer de ministers op grond van hun beheer
op afstand kan aanspreken op hun verantwoordelijkheid voor de politiezorg;
verzoekt de regering halfjaarlijks te rapporteren over de ontwikkeling
met betrekking tot het politiebestel, waarbij in ieder geval de volgende onderdelen
aan de orde dienen te komen:
– De sterkte-ontwikkeling,
– De financiële situatie in politieregio's en Korpsen Landelijke
Politie Diensten,
– De betrokkenheid van gemeenteraden bij het beheer,
– De toepassing van informatietechnologie bij de politieorganisatie,
– De ontwikkeling van de recherchefunctie,
– De specialisatie/despecialisatie,
– Het politieonderwijs,
– De bereikbaarheid en beschikbaarheid van de politie,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dijksman
Gabor
Scheltema-de Nie
De Graaf
Rouvoet
Oedayraj Singh Varma
Schutte
Van den Berg