25 013
Cultuurnota 1997–2000

nr. 19
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 5 februari 1998

Graag vraag ik uw aandacht voor het volgende.

De Wet tot behoud van cultuurbezit is een instrument van de rijksoverheid om het Nederlands cultuurbezit te behouden. Deze wet beschermt voorwerpen en verzamelingen die onvervangbaar en onmisbaar zijn voor het Nederlands cultuurbezit, zodat particuliere bezitters ze niet vrijelijk naar het buitenland kunnen verkopen, maar eerst aan de Staat der Nederlanden moeten aanbieden.

Op 21 maart 1996 heb ik mijn bedenkingen geuit tegen vervreemding naar het buitenland van het schilderij «Paysage près d'Aix avec la tour César» van Paul Cézanne, dat geplaatst is op de lijst van beschermde voorwerpen. Daarna is in de daarvoor aangewezen periode van acht maanden overleg gevoerd met de eigenaar van het schilderij over een minnelijke werving, waarbij de Staat heeft aangeboden het werk te kopen tegen een koopsom van 6,5 miljoen gulden.

De hoogte van het bod van 6,5 miljoen gulden is destijds tot stand gekomen op basis van een deskundigenadvies, mijn inschatting van de maatschappelijk aanvaardbaarheid uit een oogpunt van de betekenis van het schilderij voor het Nederlands cultuurbezit en mijn financiële mogelijkheden.

Toen het overleg zonder resultaat bleef heb ik de Rechtbank te Den Haag verzocht de prijs van het schilderij vast te stellen. Dit verzoek heeft uiteindelijk geresulteerd in de uitspraak van de rechtbank van 14 januari 1998, waarbij de prijs van het schilderij is vastgesteld op 7,5 miljoen Amerikaanse dollars. Aan deze uitspraak ligt een advies ten grondslag van drie internationale deskundigen van de zogenaamde commissie Blondeau, die de geldende marktwaarde van het werk op het vermelde bedrag heeft bepaald. De Staat heeft zich in de procedure gerefereerd aan het oordeel van de Rechtbank en de Rechtbank heeft overeenkomstig het advies van de commissie Blondeau de prijs vastgesteld.

De aldus door de rechter vastgestelde prijs wijkt aanzienlijk af van mijn eerdere aanbod. Het verschil is van dien aard dat de mij ter beschikking staande middelen voor de aankoop in het kader van de Wet tot behoud van cultuurbezit – waarbij ook bijdragen van particuliere fondsen en musea zijn betrokken – ontoereikend zijn om de aankoop te verwezenlijken. Om die reden heb ik besloten mijn bedenkingen tegen de verkoop van het onderhavige schilderij naar het buitenland in te trekken. Het afzien van bedenkingen houdt in dat de eigenaar gedurende een periode van één jaar, vrij is het schilderij aan derden te verkopen, hier te lande of in het buitenland.

De afwegingen bij dit besluit, moeten mede worden bezien in het licht van de prioriteitstelling die ik heb gemaakt in het verleden en ook zal moeten maken in de toekomst om ander cultuurbezit in het kader van de WBC voor Nederland te behouden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

A. Nuis

Naar boven