nr. 12
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zoetermeer, 25 september 1997
Bij meerdere gelegenheden heeft de Kamer van zijn belangstelling voor
de aanpak en het verloop van het werk van de Stichting Kunstwegen blijk
gegeven. Nu de afsluiting van de werkzaamheden van de Stichting Kunstwegen
in zicht komt informeer ik u in deze brief over het resultaat van het werk
van de Stichting en het vervolg hierop.
De Stichting werd in juni 1994 door de rijksoverheid opgericht met als
taak de door het rijk in het kader van de Beeldende Kunstenaarsregeling verkregen
(resterende) collectie van 93 000 werken onder te brengen bij de kunstuitlenen
of terug te geven aan de kunstenaars. In de jaren voor 1994 is door de activiteiten
van de toenmalige Rijksdienst Beeldende Kunst het oorspronkelijke aantal werken
in rijksbezit van ruim 200 000 door diverse schenkingen en overdrachten
aan non-profit organisaties teruggebracht tot het genoemde aantal van 93 000.
De Stichting Kunstwegen werd ingesteld voor de periode 1994–1996.
De respons van de kant van de kunstenaars hun werk terug te nemen deed mij
besluiten om de activiteiten van de Stichting met één jaar tot
31 december 1997 te verlengen. Dat besluit paste bij mijn streven om vernietiging
van BKR-werken te voorkomen. De Stichting Kunstwegen wordt volledig gefinancierd
door het ministerie van OCenW.
Van de 93 000 werken zijn er circa 5 000 zijn overgedragen aan
50 kunstuitlenen, aangesloten bij de Federatie Kunstuitleen. Aan die overdracht
ging een selectie van het werk vooraf. Voorts konden door de Stichting bijna
40 000 werken aan de kunstenaars worden teruggeven.
De nu resterende, niet door de kunstenaars teruggevraagde, 48 000
werken betreffen circa 42 000 werken op papier en 6 000 schilderijen,
objecten en textilia.
Van meet af aan heb ik aan de Stichting Kunstwegen gevraagd om voor het
restant van de werken te zoeken naar andere wegen dan eventuele vernietiging
van deze werken. Dit laatste heb ik steeds als een onwenselijke oplossing
beschouwd.
De Stichting Kunstwegen heeft dank zij een aanbod van de Stichting Beeldende
Kunst (SBK) Amsterdam om de resterende BKR-collectie over te nemen, die andere
oplossing gevonden. Met een overdracht van de restant-collectie aan de SBK
Amsterdam heeft het bestuur van de Stichting Kunstwegen ingestemd. Ook van
mijn kant is dit voorstel onderschreven.
De werken zullen in de depots van de SBK Amsterdam worden opgeslagen en
in samenhang met de totale collectie en de educatieve functie van de SBK geleidelijk
in de samenleving worden gebracht. Dat element van geleidelijkheid zal door
mij als algemene voorwaarde aan de overdracht aan de SBK Amsterdam worden
meegegeven. Immers een mogelijk marktbederf door een te grote toevloed van
werken ineens moet worden voorkomen.
In overleg met het bestuur van de Stichting Kunstwegen is er voor gekozen
de overdracht aan de SBK Amsterdam via de Staat te doen plaatsvinden. Die
volgorde geeft aan dat de Staat zijn verantwoordelijkheid neemt voor wat er
gebeurt met de BKR-collectie. De (juridische-) documenten ter overdracht worden
op dit moment voorbereid. Ook de voorbereiding van de feitelijke overdracht
van werken vindt op dit moment plaats.
Het is de verwachting dat na de overdracht van de werken aan de SBK Amsterdam
2 à 3000 werken overblijven die dermate beschadigd zijn dat zij als
total loss moeten worden beschouwd. Deze werken zullen na een zorgvuldige
procedure worden vernietigd.
Die procedure ziet er als volgt uit. Een onafhankelijke commissie van
drie wordt gevormd, bestaande uit de Inspecteur Cultuurbezit, een conservator/restaurator
en een kunstenaar. Gedurende de eerste week van november 1997 wordt door de
commissie het beschadigde restant doorgenomen. Voor de betrokken werken wordt
een verklaring van geen bezwaar tot vernietiging afgegeven. Een eventueel
overblijvend restant dat deze verklaring niet verkrijgt, zal in de depots
van het Instituut Collectie Nederland worden opgeslagen.
De Staatssecretaris van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen,
A. Nuis