25 013
Cultuurnota 1997–2000

nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 10 december 1996

Tijdens de behandeling van de Cultuurnota 1997–2000 in de Tweede Kamer op 11 november jl. (25 013, nr. 7), vroeg mevrouw Van Nieuwenhoven mij een voorschot te nemen op de discussie over de toekomstige invulling van het Deltaplan voor het Cultuurbehoud. Nu de Kamer en ik op 12 december a.s. van gedachten zullen wisselen over het onderwerp cultuurbehoud, aan de hand van hoofdstuk 7 van de Cultuurnota, wil ik met deze brief de gevraagde voorzet leveren.

Ik kijk eerst even terug op het verleden. Eind 1988 vormde het vernietigende rapport van de Algemene Rekenkamer over de staat van het collecties in Rijksmusea, het startsein voor hét onderwerp in de sector cultureel erfgoed van de afgelopen jaren: het fysieke behoud van ons erfgoed. In het Regeerakkoord 1989 werden structureel extra middelen ter beschikking gesteld voor cultuurbehoud, oplopend tot f 40 miljoen in 1993. Het belangrijkste project dat met deze gelden uitgevoerd kon worden, was het Deltaplan voor het Cultuurbehoud, dat in 1990 startte. Ook een aantal andere knelpunten in de sector cultureel erfgoed konden met deze middelen worden opgelost. Van de gelden uit het Regeerakkoord werden bedragen oplopend tot ca. f 26,5 miljoen gulden per jaar in de periode 1994–96, besteed aan het inhalen van achterstanden in behoud en beheer. Vooral ten behoeve van museale en archiefcollecties, in mindere mate voor monumenten en archeologie. Aanvullende middelen werden verkregen uit de reguliere cultuurbegroting en uit die van het ministerie van VROM. De Rijksgebouwendienst stelt in de periode 1991–2001 ca. f 72 miljoen totaal beschikbaar voor de verbetering van gebouwen van musea en archieven. Uit het NMP+ is f 5 miljoen per jaar beschikbaar, ter bestrijding van de effecten van verzuring op cultuurgoederen.

Het Deltaplan heeft geleid tot een diepgeworteld besef dat ons erfgoed permanente zorg behoeft. Naast de in eerste instantie aangewezen sectoren, blijkt uit de Cultuurnota 1997–2000 dat er een groot aantal andere stromen zich in de Delta hebben gevoegd. Sommige, bijvoorbeeld de filmconservering, waren vanaf het begin al aanwezig. Andere, bijvoorbeeld papierconservering, vormen nieuwe beddingen. In de bijlage heb ik voor u de ingezette en in te zetten additionele middelen in de verschillende sectoren op een rij gezet. Zoals u kunt zien, is er sprake van een onverminderd intensieve aandacht. Wel is er sprake van een aantal verschuivingen. Zo loopt de incidentele inzet van middelen met name in de sector musea terug, omdat in de meeste rijksgesubsidieerde musea de situatie inmiddels op orde is, of dat zal in de komende jaren zo zijn. Dat wordt logischerwijs veroorzaakt omdat de musea in de afgelopen periode de meeste (financiële) aandacht hebben gekregen. Op het moment dat musea hun inhaalacties afgerond hebben, verhoog ik waar nodig de structurele subsidies, teneinde de behaalde winst vast te kunnen houden. Voor de rijksarchieven geldt dat de bewaaromstandigheden voor de collecties sterk zijn verbeterd en dat gestage voortgang wordt gemaakt met de zuurvrije verpakking van bestanden en microverfilming.

De stimuleringsregeling voor niet-rijksmuseale instellingen wordt afgebouwd na de substantiële bijdragen van de afgelopen jaren. De verantwoordelijkheid voor deze collecties ligt bij de betreffende eigenaren en beheerders. Mede in het licht van de effecten van de BTW-verlaging in deze sector ad ca. f 24 miljoen, zullen instellingen in staat zijn om zelf meer te investeren in het behoud van collecties. De conservering van films en audiovisueel materiaal wordt voortgezet. Nieuw is het traject voor de conservering van literaire, kranten- en andere collecties in bibliotheken. De monumentenzorg ten laatste profiteert van de omvangrijke financiële injectie ad f 275 miljoen voor de uitvoering van het werkplan «Op de bres», dat loopt tot en met het jaar 2000.

Maar het Deltaplan en de andere trajecten zijn slechts een hulpmiddel om datgene dat verwaarloosd is weer op niveau te brengen. Voor de toekomst moeten we streven naar een situatie waarin het erfgoed optimaal wordt verzorgd, het optimaal toegankelijk is en het actief beschikbaar wordt gesteld aan gebruikers. Immers, niet het bewaren op zich, maar het functioneren van het erfgoed in en voor de samenleving is waar het om gaat. Voorwaarde hiervoor is dat de dijken op hoogte zijn en duurzame bewaking is ingesteld. De Cultuurnota en het Deltaplan zijn vooral daarop gericht. De achterstanden zijn echter nog steeds groot en wij zullen ons nog aanzienlijke inspanningen moeten getroosten om alle noodzakelijke inhaaloperaties uit te voeren. Vervolgens zullen de behaalde resultaten geconsolideerd moeten worden. Tenslotte moet de beschikbaarheid van het erfgoed voor alle categorieën gebruikers verbeterd worden. Ook dan gaat het, zelfs met de kritische en selectieve aanpak die wordt gehanteerd om – voor de cultuursector – grote investeringen.

De door mij bekostigde musea zijn het verste op dit pad. Met deze musea is een beheersovereenkomst afgesloten waarin zij zich verplichten om goed voor de aan hen in bruikleen gegeven (rijks)collecties te zorgen. De Inspectie Cultuurbezit ziet daarop toe. Door de inzet van deltaplangelden zijn de basisregistratie, de bewaaromstandigheden voor en de passieve en actieve conservering van deze collecties aanzienlijk verbeterd. Ik heb concrete resultaatafspraken met deze instellingen gemaakt over het inhalen van resterende achterstanden en de structurele inzet van mensen en middelen voor het vasthouden van de bereikte situatie. In het jaar 2000 zal in vrijwel alle musea sprake zijn van een beheersbare situatie. Tegelijkertijd wordt er fors geïnvesteerd in de verbetering van gebouwen, zowel in de publieksruimten als in de depots. Daarnaast zetten musea stappen voor de verbetering van de toegankelijkheid van collecties, door het vervaardigen van bestandscatalogi, van door het publiek raadpleegbare digitale informatie over de collecties, et cetera. De dijken zijn dus dicht en op hoogte. De permanente bewaking is ingesteld.

Het project Deltaplan voor het Cultuurbehoud zoals wij dat kennen loopt in het jaar 2000 af. Een belangrijk deel van de middelen die daarvoor beschikbaar waren, zullen moeten worden ingezet voor het vasthouden van de behaalde resultaten. Indien wij werkelijk betekenis hechten aan ons erfgoed, moeten we er in de komende jaren naar streven dat voldoende middelen beschikbaar komen om incidentele en structurele maatregelen te kunnen nemen waar die noodzakelijk zijn. Onderwerpen die daarbij aan de orde moeten komen, zijn bijvoorbeeld een voortgaande inspanning ten behoeve van de monumentenzorg, aanvullende inspanningen voor het behoud van audiovisueel materiaal, films en academische collecties, intensivering van het behoud van papieren erfgoed en investeringen in de infrastructuur voor de beschikbaarstelling van het erfgoed aan het publiek.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

A. Nuis

BIJLAGE

Extra budgetten conservering cultureel erfgoed 1990 tot en met 2000

 19901991199219931994199519961997199819992000
Budgetten musea           
Rijksgesubsidieerde musea0,65,38,89,59,711,211,09,38,97,97,3
Subsidie overige musea (Mondriaan Stichting)1,42,33,36,36,36,36,34,63,31,31,3
Totaal musea1,97,512,015,816,017,517,313,912,29,28,6
Budgetten overige sectoren           
Investeringen rijksgebouwen11,210,411,616,715,515,515,515,515,5
Archieven0,71,62,12,22,22,22,22,22,22,22,2
Monumentenzorg10,30,30,30,3
Archeologie0,71,11,01,01,01,01,01,01,01,0
Verzurgingsmiddelen (NMP+)0,25,03,53,48,25,05,05,05,05,05,0
Filmconservering (NFM)22,72,72,72,72,70,70,72,22,22,22,2
Audio-visuele archieven4,34,34,34,34,34,33,73,53,53,53,5
Papierconservering0,20,20,20,80,80,80,84,04,04,04,0
Algemene uitgaven30,80,42,42,32,12,12,1
Totaal8,914,827,527,032,932,830,933,633,633,633,6

In deze tabel wordt weergegeven welke extra middelen er ten behoeve van conservering worden ingezet. De reguliere budgetten zijn hierin niet meegenomen.

1 Deze post betreft de conservering van de documentaire collectie van de RDMZ. De eenmalige dotatie van f 275 mln. is hierin niet meegenomen.

2 Het budget voor filmconservering 1997–2000 is inclusief de additionele bijdrage n.a.v. de motie Van Nieuwenhoven, Heemskerck, Lambrechts dd. 11 november 1996.

3 Betreft met name voorwaardenscheppende maatregelen zoals onderzoek, opleiding en voorlichting.

Naar boven