25 011
Lokale lastendruk

nr. 22
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 november 1999

In het algemeen overleg over de lokale lastendruk op 28 september jongstleden (25 011, nr. 21) is de vraag gesteld of de hoogte van de behoedzaamheidsreserve van het gemeentefonds en provinciefonds nog in deze kabinetsperiode zal worden aangepast. Mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties deel ik u hierbij mee dat dat niet het geval zal zijn.

In het voorjaar van 1999 heb ik overeenstemming bereikt met de VNG en het IPO over handhaving van de omvang van de te hanteren behoedzaamheidsreserve. Deze blijft ongewijzigd op het niveau dat is gekozen bij de instelling in 1997. In deze discussie speelt ook de eenmalige startbijdrage van het Rijk een rol.

Alle partijen zijn van mening dat door de gekozen omvang de beoogde bestuurlijke rust wordt bevorderd en dat de ervaringen van twee jaar te beperkt zijn om reeds over te gaan tot aanpassing van de hoogte van de behoedzaamheidsreserve. Dit zou te zeer een «jojo-effect» opleveren, omdat terugkerende aanpassingen van de behoedzaamheidsreserve telkens leiden tot eenmalige kas-effecten. Dergelijke effecten kunnen worden vermeden als de hoogte van de behoedzaamheidsreserve onveranderd blijft. Met VNG en IPO is afgesproken dat niet eerder dan in 2002 opnieuw naar de hoogte van de behoedzaamheidsreserve zal worden gekeken.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven