nr. 66
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 9 juli 1997
Bij brief van 1 mei 1997 heeft de vaste commissie voor Sociale Zaken en
Werkgelegenheid gevraagd wanneer de Kamer de resultaten van het onderzoek
naar de effecten van de Wet boeten, maatregelen en terug- en invordering, verder de Wet boeten, en het bijbehorende standpunt tegemoet kan zien.
In antwoord hierop wil ik u het volgende meedelen.
Tijdens de Parlementaire behandeling van de Wet boeten is toegezegd dat
de Wet boeten voor wat betreft de gevolgen voor de werklast van de rechterlijke
macht zou worden geëvalueerd (Kamerstukken II vergaderjaar 1994–1995,
23 909, no. 3 en 4). Ik ben van mening dat het daarnaast zinvol is de
wet in zijn geheel te evalueren. Dat wil zeggen een antwoord te verkrijgen
op de vraag of de doelstellingen gelegen in de wet worden gerealiseerd.
De voorbereidingen van een dergelijke evaluatie zijn in werking gezet.
Momenteel worden door het Landelijk instituut sociale verzekeringen en de
Sociale Verzekeringsbank de benodigde kwantitatieve gegevens verzameld. Verwacht
wordt dat binnen 8 à 10 weken de eerste kwantitatieve overzichten beschikbaar
zullen zijn. Mede op basis van deze gegevens zal een offerteaanvraag worden
opgesteld. Op basis daarvan zal een onderzoeksbureau worden geselecteerd.
Dit om na 1 augustus te starten met de feitelijke evaluatie. Gekozen is voor
deze datum omdat op deze manier één jaar van werken met de Wet
boeten kan worden onderzocht. Gepland wordt om eind 1997 de voorlopige resultaten
beschikbaar te hebben. In de periode daarna zal ik vervolgens mijn standpunt
bepalen.
Vanzelfsprekend heeft dit onderdeel van de evaluatie alleen betrekking
op het sociale verzekeringsgedeelte van de Wet boeten. De Wet boeten moet
immers nog op het gebied van de sociale zekerheid bij gemeenten in
werking treden. Deze invoering zal 1 juli a.s. worden gerealiseerd. Ook dit
onderdeel van de Wet boeten zal worden geëvalueerd. Deze evaluatie vindt
plaats in samenwerking met de VNG.
Verwacht mag worden dat de kwantitatieve gegevens vanaf 1 november a.s.
beschikbaar zullen komen. De feitelijke evaluatie zal vóór 1
januari 1999 zijn afgerond.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
F. H. G. de Grave