nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 28 november 1996
In het ordedebat van 20 november jl.1 heeft
mevrouw Essers het verzoek gedaan een brief te ontvangen waarin de stand van
zaken inzake het project Baan-plus van de gemeente Rotterdam wordt
weergegeven. Daaraan heeft zij de vraag verbonden op welke wijze ik denk dit
project in te passen in het totale werkgelegenheidsbeleid rondom additionele
arbeid. Naar aanleiding hiervan deel ik u het volgende mede.
Ik beschouw het Rotterdamse initiatief als een waardevolle bijdrage om
langdurig werklozen onafhankelijk te maken van een bijstandsuitkering en gelijktijdig
zo min mogelijk afhankelijk te laten worden van gesubsidieerde arbeid. Voorzover
dit in het plan vorm krijgt door middel van een aanstelling in deeltijd in
de banenpool in aanvulling op een dienstbetrekking buiten de banenpool, is
dit in overeenstemming met het doel de afhankelijkheid van een uitkering te
vervangen door inkomen uit arbeid.
Dit sluit aan op de mogelijkheid die de Rijksbijdrageregeling banenpools
al bood voor het werken in deeltijd, respectievelijk het max. gedurende één
jaar combineren van werk in de banenpool met werk daarbuiten. Hierdoor kan
in sommige gevallen de afstand tussen een volledige dienstbetrekking in de
banenpool en een voltijds reguliere baan beter worden overbrugd.
Tot nu toe was het echter niet toegestaan voor werknemers in de banenpool
arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd af te sluiten.
Deze mogelijkheid wordt nu wel geopend.
Een ander praktijkknelpunt bleek zich voor te doen aan het einde van de
combinatieperiode, waardoor na één jaar weer volledige afhankelijkheid
van gesubsidieerde arbeid ontstond. Om dit ongewenste effect te vermijden
wordt het mogelijk gemaakt deze periode van de combinatie van werk binnen
en werk buiten de banenpool te verlengen.
Uiteraard is hierbij rekening te houden met inpassing in de Wet inschakeling
werkzoekenden (WIW) die ik u zeer binnenkort zal doen toekomen.
Het door de gemeente Rotterdam gevraagde overleg wordt mede in dit licht gevoerd.
In afwachting van de totstandkoming van de WIW ben ik overigens niet voornemens
verdere wijzigingen van de hiervoor relevante regelingen te overwegen.
Ik vertrouw erop u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. P. W. Melkert