nr. 54
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 23 juni 1997
Ingevolge mijn toezegging, gedaan tijdens een algemeen overleg met uw
commissie op 2 februari 1995 over pelsdierenonderzoek (kamerstukken II 1994/95,
23 900 XIV, nr. 38, blz. 10), doe ik u hierbij de rapportage1 van prof. dr. P. R. Wiepkema toekomen die, in samenwerking
met deskundigen van de Landbouwuniversiteit Wageningen, een uitgebreid onderzoek
heeft verricht naar de welzijnsaspecten van chinchilla's. Doel
van dit onderzoek was een beter inzicht te verwerven in deze welzijnsaspecten,
teneinde in het kader van artikel 34 van de Gezondheids- en welzijnswet voor
dieren een beslissing te kunnen nemen over het houden van deze dieren voor
productiedoeleinden. Zoals bekend, heb ik met name vanwege de onzekerheden
omtrent het welzijn van deze dieren in april 1995 in de Staatscourant aangekondigd
het houden van deze diersoort vooralsnog alleen toe te staan in bestaande
bedrijven.
In zijn rapportage komt prof. Wiepkema tot de conclusie, dat er in de
bestaande chinchillahouderij weliswaar ernstige problemen optreden maar dat
deze een minderheid van de dieren betreffen. Omdat de oorzaken van deze problemen
waarschijnlijk aan te geven zijn, lijken ze oplosbaar. In verband hiermede
doet hij een aantal aanbevelingen voor aanpassingen in de huisvesting, de
verzorging en de fokkerij van deze dieren. Tenminste een deel van deze aanbevelingen
vereist een ontwikkeling van de chinchillahouderij, die slechts mogelijk is
bij een voldoende ondersteunend onderzoek. Voor dit laatste is zijns inziens
een bredere (internationale) aanpak nodig.
Deze rapportage is besproken met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven,
Bont voor Dieren, Dierenbescherming en prof. Wiepkema. In dit gesprek is naar
voren gekomen dat het bedrijfsleven de door prof. Wiepkema gedane aanbevelingen
als bruikbare handvatten ziet voor het aanbrengen van verbeteringen in de
houderij.
Bont voor Dieren en Dierenbescherming blijven echter ernstig bedenkingen
houden ten aanzien van het huisvesten van chinchilla's in kooien en zijn van
mening, dat bij het formuleren van de behoeften van deze dieren principieel
uitgegaan moet worden van de leefomstandigheden in de vrije natuur.
Vervolgens is de Raad voor Dierenaangelegenheden benaderd met het verzoek
een advies uit te brengen over het bedrijfsmatig houden van chinchilla's.
In het eind vorig jaar ontvangen advies brengt de Raad naar voren, dat op
dit moment geen definitief antwoord kan worden gegeven op de vraag of chinchilla's
zonder onaanvaardbare welzijnsproblemen bedrijfsmatig kunnen worden gehouden.
Voorgesteld wordt de afgekondigde stand-still periode van vijf jaar ten volle
te benutten teneinde een weloverwogen en op aanvullend onderzoek gebaseerd
definitief besluit te kunnen nemen ten aanzien van deze vorm van pelsdierhouderij.
Op basis van de rapportage van prof. Wiepkema en de verschillende reacties
hierop in aanmerking nemend, kom ik tot de volgende conclusies:
• De kennis omtrent de biologie van de chinchilla is verre van compleet.
Dit is met name te wijten aan het ontbreken van gegevens over de natuurlijke
leefwijze van deze diersoort.
• In de bestaande chinchillahouderij doen zich ernstige welzijnsproblemen
voor. Vastgesteld is ondermeer dat twintig procent van de dieren angstig of
paniekgedrag vertoont en dat bij een niet onaanzienlijk aantal dieren gestoord
gedrag voorkomt wat tot uiting komt in doelloos heen en weer rennen en automutilatie.
• Er is nog aanvullend (internationaal) onderzoek noodzakelijk, dat
niet alleen gericht moet zijn op symptoombestrijding maar dat ook fundamenteel
van aard moet zijn. Dergelijk onderzoek, met op dit moment onzekere uitkomsten,
zal nog vele jaren in beslag nemen.
• Het voortzetten van de stand-still periode zou de indruk kunnen
wekken als zouden de problemen oplosbaar zijn.
• De onzekerheid bij de betrokken ondernemers mag niet langer duren
dan strikt noodzakelijk.
In verband met bovenstaande heb ik besloten de stand-stille periode van
vijf jaar voor de chinchillahouderij voortijds te beëindigen en de diersoort
chinchilla niet te plaatsen op de lijst van toegestane productiedieren, zoals
bedoeld ingevolge artikel 34 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren.
Het houden van chinchilla's voor productiedoeleinden wordt hierdoor vanaf
de inwerkingtreding van het (ontwerp)-Besluit aanwijzing voor productie te
houden dieren verboden.
Voor bestaande bedrijven zal, met het oog op de economische afschrijvingstermijn
van de huisvestingssystemen, een overgangstermijn worden aangehouden van 10
jaar.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J. J. van Aartsen