25 000 XII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) voor het jaar 1997

nr. 46
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 23 mei 1997

Naar aanleiding van de tijdens de behandeling van de begroting van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat op 17 december 1996 aanvaarde motie nr. 22 van de heer Rosenmöller over fietsvoorzieningen kan ik u het volgende meedelen.

Ik deel de overwegingen die ten grondslag liggen aan de motie. Het belang van de fiets in het voor- en natransport van het openbaar vervoer is door mij ook benadrukt in de nota Samen Werken Aan Bereikbaarheid (SWAB).

Aan verbetering van de aansluiting van openbaar vervoer en fiets – met name door het wegnemen van het tekort aan fietsparkeerplaatsen – wordt al langere tijd door mijn ministerie de nodige aandacht besteed.

Waar het gaat om stallingen bij NS stations wil ik u er aan herinneren dat bij de verzelfstandiging van de NS expliciet is afgesproken dat de Rijksoverheid kwantitatieve en kwalitatieve voorwaarden zal stellen aan stallingsvoorzieningen bij stations. Verder zal de Rijksoverheid de stichtings- en instandhoudingskosten van deze stallingsvoorzieningen (casco en inrichting) uit het Infrafonds financieren.

Dit voorjaar zullen naar verwachting de eerder genoemde kwantitatieve en kwalitatieve voorwaarden voor nieuwe stallingen door mijn ministerie worden vastgesteld. Vanaf dat moment zullen dan alle stallingen bij nieuw te bouwen stations en stallingen die onderdeel zullen uitmaken van grootschalige verbouwing van stations aan deze voorwaarden moeten voldoen.

Vervolgens zal worden onderzocht wat de gevolgen van de toepassing van deze voorwaarden voor alle bestaande stationsstallingen zijn. Dit onderzoek zal voor het einde van dit jaar resulteren in een programma om de gebleken kwantitatieve en kwalitatieve achterstand bij bestaande stationsstallingen weg te werken. Op dat moment zal dan ook duidelijk zijn welke kosten met dit programma zijn gemoeid. Ik zal u uiteraard te zijner tijd, zodra duidelijkheid bestaat over dit programma en de daaraan verbonden kosten, nader informeren.

Ik kan u verder nog melden dat ik in maart 1997 een brief heb geschreven aan NS Reizigers (NSR). In die brief heb ik NSR gewezen op de uitkomsten van een onderzoek dat een aantal jaren geleden door de TU Delft is gedaan naar de relatie tussen goede fietsvoorzieningen bij NS-stations en het aantal treinreizigers. Dit onderzoek toonde aan dat het aanbrengen van optimale fietsvoorzieningen het aantal treinreizigers met 14% zou kunnen doen toenemen.

Tijdens overleg dat ik begin dit jaar met de fietsersbond ENFB voerde, kwam dit rapport nog eens aan de orde. De ENFB pleitte bij die gelegenheid voor het integreren van de tarieven voor het stallen van de fiets en die voor het reizen met de trein. Kaartintegratie zou de combinatie van fiets (in het voortransport) en trein volgens de ENFB nog aantrekkelijker maken. Deze vorm van kaartintegratie heb ik in mijn brief eveneens onder de aandacht van NSR gebracht.

Waar het gaat om fietsparkeervoorzieningen bij bushaltes kunnen deze worden gefinancierd uit de Gebundelde DoelUitkering voor infrastructurele projecten kleiner dan 25 miljoen gulden. De provincie (of de BoN-regio) beslist over de verdeling van deze gelden. Daarnaast kunnen fietsparkeervoorzieningen bij bushaltes van stads en streekvervoer worden gefinancierd in het kader van de gelden die beschikbaar zijn gekomen op basis van het advies van de commissie de Boer. Daarbij is wel een voorwaarde dat de stallingsfaciliteiten moeten vallen onder de secundaire infrastructuur en moet samenhangen met de primaire infrastructuur. De financiële middelen die voor beide regelingen beschikbaar zijn, vormen naar mijn oordeel geen enkele belemmering voor het aanleggen van deze fietsparkeervoorzieningen.

Wel is mij gebleken dat andere overheden onvoldoende op de hoogte zijn van het belang van voldoende en veilige stallingsvoorzieningen bij bushaltes alsmede met de financieringsmogelijkheden van deze voorzie-ningen. Dat is voor mij de aanleiding geweest om bijgaande brochure «Met de fiets naar de bus; fietsparkeervoorzieningen bij bushaltes» te laten samenstellen1. Deze brochure, die zeer recent door het CROW is uitgebracht, wordt toegezonden aan provincies, gemeenten en openbaar vervoerbedrijven.

In de hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd,

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven