25 000 VIII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 1997

nr. 123
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 augustus 1997

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1 heeft een aantal vragen voorlegd aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, dhr. Nuis, over oprichting van een Fonds voor Amateurkunst.

De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 1 juli 1997.

De vragen en de antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

M. M. H. Kamp

De griffier van de commissie,

Mattijssen

1

Waarom wordt als rechtsvorm voor dit fonds de privaatrechtelijke gekozen terwijl dit in afwijking is van de vigerende regelgeving op het gebied van nieuw op te richten Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO)?

In de Wet op het specifiek cultuurbeleid is vastgelegd dat de projectsubsidiëring op het terrein van de cultuur wordt uitbesteed aan fondsen, zijnde stichtingen, met de status van bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De wetgever heeft dus voor deze privaatrechtelijke rechtsvorm gekozen, welke vorm van oudsher voor dit soort instellingen is gebruikt. Dit beleid werd in die mate ondersteund, dat er in 1981 een wettelijke basis aan is gegeven, en wel door middel van de Fondsenwet scheppende kunsten (Stb. 1981, 355). In de Wet op het specifiek cultuurbeleid (1993, Stb. 193) is deze basis verbreed tot het gehele terrein van de specifieke cultuur.

In de loop van de tijd is een stelsel van cultuurfondsen tot stand gebracht (Mondriaan Stichting, Fonds voor de Podiumkunsten, Fonds voor de Letteren e.a.), die alle onder hetzelfde wettelijk regime vallen.

Het onderbrengen van de projectsubsidiëring op het terrein van de amateurkunst is het sluitstuk van de fondsvorming op het terrein van de kunsten. In de cultuurnotaprocedure heeft het voornemen hiertoe allengs meer vorm gekregen, beginnend met een adviesaanvrage aan de Raad voor cultuur en, na opname in de Cultuurnota 1997–2000, uitmondend in de mededeling van de concept-statuten aan beide Kamers der Staten Generaal op grond van artikel 9, tweede lid, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid, waarna de statuten notarieel worden vastgelegd.

2

Is er in geval van het oprichten van een fonds met een privaatrechtelijke rechtsvorm sprake van strijdigheid met de Aanwijzingen voor de regelgeving? Zo ja, op welke punten?

De privaatrechtelijke rechtsvorm voor fondsen op het terrein van de cultuur is verankerd in de Wet op het specifiek cultuurbeleid. Dat is een formeel argument voor de stelling dat er geen sprake is van strijd met de Aanwijzingen voor de regelgeving inzake zelfstandige bestuursorganen. Maar ook materieel kan niet van strijdigheid worden gesproken, nu de aanwijzingen zelf voldoende ruimte overlaten voor alternatieve keuzes.

3

Gaan die aanwijzingen uit van de premisse dat een publieke taak altijd via een publiekrechtelijke rechtsvorm geregeld moet worden? Zo ja, waarom?

In zijn nader rapport inzake het ontwerp besluit tot aanvulling van de Aanwijzingen voor de regelgeving met Aanwijzingen inzake zelfstandige bestuursorganen (5 september 1986) formuleert de Minister van Binnenlandse Zaken het uitgangspunt dat zbo's die in hoofdzaak zijn belast met bestuurstaken, publiekrechtelijk worden vormgegeven. In diezelfde brief geeft de Minister van Binnenlandse Zaken echter aan dat onder omstandigheden andere keuzes gemaakt kunnen worden.

4

Is in geval van het Fonds voor Amateurkunst aan de daar aan te stellen voorwaarden (overwegende invloed van de overheid door benoemen van bestuursleden, goedkeuren begroting en jaarrekening) voldaan? Geldt dat ook voor de overige kunst- en cultuurfondsen?

Voor alle fondsen, die gebaseerd zijn op de Wet op het specifiek cultuurbeleid, gelden de zelfde wettelijke bepalingen van de Wet op het specifiek cultuurbeleid. In de wet is onder meer opgenomen dat de Minister de bestuursleden van een dergelijk fonds benoemt, en dat zo'n fonds reglementen opstelt, als grondslag voor zijn subsidiebeschikkingen. Zulke reglementen behoeven de voorafgaande goedkeuring van de Minister, aldus de Wet. Ook statutenwijzigingen zijn volgens de Wet aan de goedkeuring van de Minister onderworpen.

De financiering en de controle van de fondsen is vastgelegd in het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen. In de op het Bekostigingsbesluit gebaseerde Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen is een speciaal op de fondsen toegesneden controleprotocol opgenomen.

Zoals uit de OCenW-rapportage terzake van de doorlichting van zbo's blijkt, ben ik voornemens ten aanzien van de cultuurfondsen enkele onderwerpen, die nu op het niveau van het Bekostigingsbesluit Cultuuruitingen zijn geregeld, in de Wet op het specifiek cultuurbeleid op te nemen.

5

Heeft u inhoudelijke criteria (subsidievoorwaarden) opgesteld als opdracht aan de fondsbeheerders, zodat het mogelijk is inzicht, toezicht en controle te houden op de uitgaven van dit fonds?

De fondsen worden in de subsidiesystematiek beschouwd als gesubsidieerde instellingen. Dat betekent dat ook fondsen voor de uitvoering van hun activiteiten subsidie zullen moeten aanvragen volgens de gebruikelijke subsidieregels. Zij moeten een beleidsplan met sluitende begroting indienen. Ook de gebruikelijke regels ten aanzien van verslaglegging en verantwoording zijn van toepassing.

Bovendien is er, ik vermeldde het hierboven al, een speciaal op de fondsen toegesneden Controleprotocol.

6

Kunt u garanderen dat ondanks de gekozen rechtsvorm tegemoet kan worden gekomen aan de bezwaren op het gebied van doelmatig- en beheersmatigheid, zoals geformuleerd door de Algemene Rekenkamer in het Rechtmatigheidsonderzoek 1995?

Het door u bedoelde onderzoek had geen betrekking op de systematiek van de cultuurfondsen, of op het toezichtsinstrumentarium dat mij ter beschikking staat, maar op het controlebeleid van fondsen zelf. Dit is inmiddels aangepast. Voorts is in het controleprotocol fondsen een passage opgenomen waarin aan de accountant wordt opgedragen speciale aandacht te besteden aan de wijze waarop door de fondsen uitvoering wordt gegeven aan de door de Minister goedgekeurde reglementen. Overigens heb ik de Algemene Rekenkamer geïnformeerd over mijn voornemen tot oprichting van het Fonds voor amateurkunst. De Algemene Rekenkamer liet mij weten geen nadere opmerkingen te hebben, en het overleg als afgerond te beschouwen. Afschrift van deze reactie van de Algemene Rekenkamer (brief van 16 juni 1997) voeg ik als bijlage bij.1

7

Is overwogen om de gehele fondsenstructuur eventueel nader te toetsen teneinde, zoals de bevindingen van de Rekenkamer luiden, een verbetering van het finaniceel beheer c.q. de rechtmatigheid van de uitgaven door de fondsen te bewerkstelligen?

Zie vraag 6; de Accountantsdienst van OCenW heeft alle fondsen aan een review onderworpen. Conclusie van de Accountantsdienst was dat het Ministerie en de besturen de bevindingen van de Rekenkamer goed hadden verwerkt. De review heeft geen consequenties voor het sturings- mechanisme van de fondsen opgeleverd.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Beinema (CDA), Van der Vlies (SGP), Van Nieuwenhoven (PvdA), M. M. H. Kamp (VVD), voorzitter, De Cloe (PvdA), Janmaat (CD), Van Gelder (PvdA), ondervoorzitter, Van de Camp (CDA), Mulder-van Dam (CDA), Hendriks (HDRK), Rabbae (GroenLinks), Jorritsma-van Oosten (D66), De Koning (D66), Koekkoek (CDA), J. M. de Vries (VVD), Liemburg (PvdA), Stellingwerf (RPF), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Cornielje (VVD), Cherribi (VVD), Dijksma (PvdA), Sterk (PvdA), Van Vliet (D66) en Bremmer (CDA).

Plv. leden: Reitsma (CDA), Schutte (GPV), Lilipaly (PvdA), Klein Molekamp (VVD), Valk (PvdA), Poppe (SP), Duivesteijn (PvdA), Ten Hoopen (CDA), Van der Hoeven (CDA), Verkerk (AOV), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Bakker (D66), Van 't Riet (D66), De Haan (CDA), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Rehwinkel (PvdA), Leerkes (U55+), Versnel-Schmitz (D66), Essers (VVD), Korthals (VVD), Passtoors (VVD), Huys (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Verhagen (CDA), Lansink (CDA).

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven